ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0411 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 589.2009

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0411
Datum uitspraak: 04-05-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 589.2009
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht betreft de tenuitvoerlegging van door de officier van justitie ten laste van klager uitgevaardigde dwangbevelen. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boetes en heeft daarop nog niets gehoord. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder de dwangbevelen ten onrechte ten uitvoer heeft gelegd. Klager heeft zijn klacht niet nader toegelicht en daarom kan tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet worden vastgesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 4 mei 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 589.2009 van:

[     ],

wonende  te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 29 september 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 7 oktober 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

Van hetgeen is behandeld ter terechtzitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 mei 2010.

1. De feiten

a)         De gerechtsdeurwaarder heeft op 22 juli 2008 op verzoek van de Officier van Justitie te Leeuwarden (het CJIB) twee dwangbevelen met registratienummers 114391297 en 114391302 aan klager betekend terzake van boetes voor het zonder vergunning parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders op respectievelijk 3 januari 2008 en 4 januari 2008.

b)         Op 22 augustus 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder voor deze vorderingen loonbeslag gelegd.

c)         Op 19 november 2008 heeft het CJIB de gerechtsdeurwaarder verzocht de incasso tijdelijk stil te leggen.

d)        Bij brief van 19 februari 2009 heeft het CJIB de gerechtsdeurwaarder in de zaak met registratienummer 114391302 meegedeeld dat klagers beroep bij beschikking van 18 februari 2009 niet-ontvankelijk is verklaard en verzocht in verband met de beroepstermijn de incasso eerst na 8 weken voort te zetten.

e)         Bij brief van 25 februari 2009 heeft de gerechtdeurwaarder klager meegedeeld dat hij het verschuldigde uiterlijk 8 april 2009 dient te hebben voldaan.

f)         Omdat er niet werd betaald heeft de gerechtsdeurwaarder op 3 september 2009 beslag gelegd onder het UWV op klagers uitkering.

2. De klacht

Klager beklaagt zich erover – samengevat – dat hij tegen beide parkeerboetes bezwaar heeft gemaakt omdat hij in het bezit is van de vereiste parkeervergunning. Klager stelt niets te hebben vernomen op zijn bezwaar op de boete die nog zou openstaan. Hij meent dat de gerechtsdeurwaarder hangende het beroep ten onrechte beslag heeft gelegd. Klager stelt voorts dat hij in contacten met de gerechtsdeurwaarder uitermate onbeschoft is bejegend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht onder overlegging van bewijsstukken bestreden en hiertegen aangevoerd – samengevat – dat :

-           hij uitvoering heeft gegeven aan zijn ministerieplicht;

-           klager terzake van de boete met nummer 114391302 is geïnformeerd dat zijn beroep bij beschikking van 18 februari 2009 niet-ontvankelijk is verklaard

-           aan klager tijdens telefonische contacten en bezoeken op kantoor alle informatie is verstrekt;

-           dat niet alle contacten in juli 2008 even constructief zijn verlopen, doch dat dit aan klager te wijten valt, deze wilde kennelijk niet begrijpen dat er nog steeds een bekeuring openstond;

-           zijn medewerkers zich niets kunnen voorstellen bij de aantijgingen van klager.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

5.2 Klager heeft zijn klacht ter zitting niet nader toegelicht. Daarmee is niet komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn laatste brief wel toegegeven dat de gesprekken die zijn medewerker met klager heeft gevoerd niet prettig zijn verlopen. Geprobeerd is volgens de gerechtsdeurwaarder om klager goed te informeren, maar dat is kennelijk niet geheel gelukt. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in ieder geval ingespannen om zich in te leven in de klacht en om zich daar rekenschap van te geven, zo blijkt uit zijn laatste brief, want hij heeft samen met de medewerker de gesprekken geëvalueerd.

5.3 De Kamer acht de klacht ongegrond.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.