ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0402 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 759.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0402
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 759.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft overwogen dat de klacht is ingediend ver buiten de termijn waarbinnen een klacht op grond van jurisprudentie van het Gerechtshof mag worden ingediend. In verzet wordt niet anders geoordeeld. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 17 november 2009 met nummer 496.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 759.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 november 2009 aan klaagster verzonden.

Op 7 december 2009 is het verzetschrift ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 maart 2010.

2. De gronden van het verzet

Klaagster heeft in verzet, evenals in de inleidende klacht, als kern van haar bezwaar gemotiveerd waarom zij van mening is dat zij de kosten van een deskundige, verschuldigd op grond van een tegen haar gewezen vonnis van de rechtbank [     ] van 22 december 1999, al heeft voldaan in 2000.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De beslissing van de voorzitter

In overweging 4.2. heeft de voorzitter kort samengevat overwogen dat blijkens bestaande jurisprudentie (LJN:AU5261) voor het indienen van een klacht een termijn van 3 jaar dient te worden gehanteerd. Voorts heeft hij overwogen:

4.3 Die termijn is door klaagster ruim overschreden. De gedragingen waarover door klaagster wordt geklaagd hebben zich afgespeeld in het jaar 2000. Klaagster wist op grond van het bepaalde in het vonnis van 22 december 1999 en de brief van de advocaat van de wederpartij van 19 januari 2000, welk bedrag aan wie moest worden voldaan. In het vonnis van de rechtbank stond duidelijk vermeld dat het in debet gestelde bedrag ad ¦ 1. 175,00 aan honorarium deskundige (klaagster procedeerde kennelijk met een toevoeging, reden waarom dit bedrag in debet werd gesteld tot aan de uitspraak) aan de griffier van de rechtbank moest worden voldaan. In het door klaagster bij haar klacht overgelegde aanvraagformulier schuldregeling van 28 januari 2000 staat dat bedrag ook als schuld aan de griffier vermeld. In de brief van de advocaat wordt ook medegedeeld dat als het vonnis zou moeten worden betekend de nakosten hoger zouden zijn dan de kosten zonder betekening. Uit de brief van klaagster van 18 april 2000 blijkt dat het vonnis op die dag aan haar is betekend. Uit de brief van 15 juni 2000 van klaagster blijkt dat ten laste van haar beslag op roerende zaken was gelegd.

4.4 Gezien het voorgaande kon klaagster weten dat het bedrag dat klaagster op grond van het vonnis en de tenuitvoerlegging daarvan zou moeten voldoen hoger lag dan het bedrag als in de brief van 15 juni 2009 vermeld. In die brief staan slechts de door klaagster verwoorde, door de gerechtsdeurwaarder telefonisch aan haar verstrekte, bedragen vermeld die klaagster volgens het vonnis van de rechtbank diende te voldoen. Kennelijk is bij die telefonische mededeling geen rekening gehouden met de ook door klaagster verschuldigde kosten van betekening van het vonnis ad

¦ 141,35 (€ 64,14) d.d. 6 juni 2000 en het op 8 juni 2000 gelegde beslag van ¦ 1.297,65 (€ 588,85). Omdat het vonnis aan klaagster is betekend waren de nakosten ook geen ¦ 250,00 (€ 113.45) maar ¦ 380,00 (€ 172,44) zie de brief van de advocaat van 19 januari 2000). De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens de door klaagster betaalde bedragen ad ¦ 45.332,06 en ¦ 497,45 ( in totaal € 20.796,51) verrekend met het door haar in totaal verschuldigd bedrag ad ¦ 46.164,66 (€ 20.948,61).

4.5 Over welk bedrag door wie aan wie diende te worden voldaan laat het vonnis van de rechtbank geen misverstand ontstaan.

4.6 Dat klaagster op 15 juni 2009 door de door of namens de gerechtsdeurwaarder telefonisch gedane mededeling kennelijk in de veronderstelling mocht verkeren dat het volledige bedrag door haar was voldaan, maakt nog niet dat de kosten van de deskundige drie maal door haar is voldaan, laat staan dat door de gerechtsdeurwaarder fraude is gepleegd. Wellicht had de gerechtsdeurwaarder klaagster naar aanleiding van haar brief moeten wijzen op haar onjuiste veronderstelling. Dat dit kennelijk niet is gedaan, door het tijdsverloop kan dat ook niet meer worden vastgesteld, maakt nog niet dat door klaagster teveel is voldaan.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is van oordeel dat hetgeen klaagster heeft aangevoerd niet tot het oordeel kan leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. In 2000 was zij ermee bekend (of had zij ermee bekend moeten en kunnen zijn) welk bedrag aan wie moest worden betaald. Op grond daarvan had zij dezelfde conclusies kunnen trekken als zij nu heeft gedaan. Dat klaagster eerst in 2007 door de rechtbank [     ] tot betaling is gemaand maakt dit niet anders.

6.2 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden gaan niet gemotiveerd in op de in de beschikking van de voorzitter genoemde termijnoverschrijding. Naar het oordeel van de Kamer werpt het verzet geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. De door klaagster aangevoerde gronden bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout,  voorzitter, en mr. A.C.A. Wildenburg plaatsvervangend voorzitter en M. Colijn, lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.