ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0401 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 670.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0401
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 670.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De door klager in verzet aangevoerde gronden worden niet onderbouwd en door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd bestreden. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 20 oktober 2009 met nummer 397.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 670.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 oktober 2009 aan klager verzonden.

Bij brief van 2 november 2009 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2009. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 maart 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat :

1.         De opgave van het nog te betalen bedrag van € 3.742,99 niet klopt omdat uit een brief van de gerechtsdeurwaarder van 29 mei 2009 blijkt dat nog slechts een bedrag van € 2.148,24 resteert. Klager meent dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig handelt en dat hij daarin wordt bevestigd door de Voorzitter.

2.         De gerechtsdeurwaarder wel degelijk zonder titel loonbeslag heeft gelegd onder het UWV en dat beslag ook twee maanden heeft gehandhaafd.

3.         De beslagvrije voet destijds niet goed berekend was door de gerechtsdeurwaarder omdat daarin geen rekening is gehouden met klagers lasten en met het vertrek van diens ex-echtgenote.

4.         De medewerker van de gerechtsdeurwaarder wel degelijk aan klagers huishoudelijke hulp heeft gevraagd of zij een relatie heeft met klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht is gesteld dat klager de gerechtsdeurwaarder kort samengevat verwijt dat de specificatie van 29 mei 2009 een verkeerde voorstelling van zaken geeft. De gerechtsdeurwaarder heeft in mei en juni 2008 ten laste van klager loonbeslag gelegd, zonder geldige titel. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder een verkeerde beslagvrije voet toegepast en heeft hij de huishoudelijke hulp van klager gevraagd of zij en klager een relatie hebben. Klager is hierover zeer verbolgen, omdat hij alleenstaand is en zijn hulp hem is toegewezen door de Thuiszorg.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat kan niet worden vastgesteld, omdat klager zijn klacht daartoe onvoldoende concreet heeft onderbouwd.

4.3 Wel is er kennelijk, zo valt uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder te begrijpen, een bedrag in een verkeerde zaak geboekt. Dit is naderhand gecorrigeerd. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Klager heeft in verzet zijn stellingen niet onderbouwd met nadere stukken. Gelet hierop, op het in klagers brief aan de gerechtsdeurwaarder van 12 juli 2008 vervatte betalingsvoorstel en op de mededeling ter zitting van de gerechtsdeurwaarder dat nadien in overleg met klager de beslagvrije voet is vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende rekening heeft gehouden met klagers omstandigheden, zoals klager stelt.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft onder overlegging van bewijsstukken bestreden dat zonder geldige titel beslag gelegd zou zijn, zodat ook dit klachtonderdeel niet kan slagen. Nu de gerechtsdeurwaarder de overige klachten eveneens gemotiveerd heeft bestreden en klager zijn stellingen ten aanzien daarvan ook niet nader heeft onderbouwd kunnen ook die klachtonderdelen niet slagen. Dit geldt zeker ten aanzien van de vraag hoe het telefoongesprek tussen een medewerker van de gerechtsdeurwaarder en de huishoudelijke hulp van klager is verlopen nu zowel klager als de gerechtsdeurwaarder hierbij niet aanwezig waren.

6.3 Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros  plaatsvervangend voorzitter en M. Colijn, lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 20 oktober 2009 met nummer 397.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 670.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 oktober 2009 aan klager verzonden.

Bij brief van 2 november 2009 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2009. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 maart 2009.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat :

1.         De opgave van het nog te betalen bedrag van € 3.742,99 niet klopt omdat uit een brief van de gerechtsdeurwaarder van 29 mei 2009 blijkt dat nog slechts een bedrag van € 2.148,24 resteert. Klager meent dat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig handelt en dat hij daarin wordt bevestigd door de Voorzitter.

2.         De gerechtsdeurwaarder wel degelijk zonder titel loonbeslag heeft gelegd onder het UWV en dat beslag ook twee maanden heeft gehandhaafd.

3.         De beslagvrije voet destijds niet goed berekend was door de gerechtsdeurwaarder omdat daarin geen rekening is gehouden met klagers lasten en met het vertrek van diens ex-echtgenote.

4.         De medewerker van de gerechtsdeurwaarder wel degelijk aan klagers huishoudelijke hulp heeft gevraagd of zij een relatie heeft met klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht is gesteld dat klager de gerechtsdeurwaarder kort samengevat verwijt dat de specificatie van 29 mei 2009 een verkeerde voorstelling van zaken geeft. De gerechtsdeurwaarder heeft in mei en juni 2008 ten laste van klager loonbeslag gelegd, zonder geldige titel. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder een verkeerde beslagvrije voet toegepast en heeft hij de huishoudelijke hulp van klager gevraagd of zij en klager een relatie hebben. Klager is hierover zeer verbolgen, omdat hij alleenstaand is en zijn hulp hem is toegewezen door de Thuiszorg.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat kan niet worden vastgesteld, omdat klager zijn klacht daartoe onvoldoende concreet heeft onderbouwd.

4.3 Wel is er kennelijk, zo valt uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder te begrijpen, een bedrag in een verkeerde zaak geboekt. Dit is naderhand gecorrigeerd. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Klager heeft in verzet zijn stellingen niet onderbouwd met nadere stukken. Gelet hierop, op het in klagers brief aan de gerechtsdeurwaarder van 12 juli 2008 vervatte betalingsvoorstel en op de mededeling ter zitting van de gerechtsdeurwaarder dat nadien in overleg met klager de beslagvrije voet is vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende rekening heeft gehouden met klagers omstandigheden, zoals klager stelt.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft onder overlegging van bewijsstukken bestreden dat zonder geldige titel beslag gelegd zou zijn, zodat ook dit klachtonderdeel niet kan slagen. Nu de gerechtsdeurwaarder de overige klachten eveneens gemotiveerd heeft bestreden en klager zijn stellingen ten aanzien daarvan ook niet nader heeft onderbouwd kunnen ook die klachtonderdelen niet slagen. Dit geldt zeker ten aanzien van de vraag hoe het telefoongesprek tussen een medewerker van de gerechtsdeurwaarder en de huishoudelijke hulp van klager is verlopen nu zowel klager als de gerechtsdeurwaarder hierbij niet aanwezig waren.

6.3 Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. A.W.J. Ros  plaatsvervangend voorzitter en M. Colijn, lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.