ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0395 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 771.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0395
Datum uitspraak: 09-03-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 771.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzet is ingediend  buiten de daartoe door de wet gestelde termijn.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 771.2009

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

beiden kandidaat-gerechtsdeurwaarder te[     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 november 2009 (zaaknummer 425.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 16 november 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij ongedateerde brief ingekomen op 2 december 2009 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij email van 22 januari 2010 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 januari 2010 waar en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders en klaagster vergezeld door haar partner zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 9 maart 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter en dat zij door de gerechtsdeurwaarders ten onrechte als leugenaar wordt neergezet. Klaagster heeft de klacht mede op advies van haar advocaat ingediend. De gerechtsdeurwaarders zijn onder valse voorwendselen haar huis binnengedrongen. Niet op basis van de schuld maar op grond van hun berekende kosten. Het gaat dus om hun rekening en niet die van de opdrachtgever.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Bij brief van 16 november 2009 is aan klaagster meegedeeld dat de gronden van het verzet binnen veertien dagen na dagtekening van die brief door de Kamer dienen te zijn ontvangen. Klaagster is medegedeeld dat uiterlijk de veertiende dag het verzetschrift in het bezit van de secretaris van de Kamer dient te zijn waarbij het niet gaat om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst daarvan.

2.2 De termijn begon te lopen op 17 november 2009 en eindigde op 30 november 2009. Het ongedateerde verzetschrift is bij de Kamer ingekomen op 2 december 2009 dus buiten de hiervoor vermelde termijn van veertien dagen. Ter zitting heeft klaagster niet duidelijk kunnen maken op welke datum het verzetschrift is verzonden.

Op grond hiervan dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard .

2.3 Ten overvloede wordt overwogen dat als een vordering eenmaal uit handen is gegeven aan een gerechtsdeurwaarder, niet meer kan worden volstaan met betaling van de “kale” hoofdsom aan de schuldeiser. Uit de stukken op de inleidende klacht blijkt dat klaagster voor de vordering van de dierenarts is gedagvaard op 28 januari 2009 tegen de zitting van 12 februari 2009. De vordering bedroeg volgens de dagvaarding € 152.20. In de dagvaarding stond vermeld dat bij afdoening voor de eerste verschijndag (op 12 februari 2009) een bedrag van € 276,95 moest worden voldaan. Door klaagster is op 3 februari 2009 echter een bedrag van € 99,33 (de hoofdsom) van haar rekening naar de rekening van de dierenarts overgeschreven.

Gezien het voorgaande kon klaagster niet volstaan met betaling van dat bedrag.

3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.