ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0393 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 750.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0393
Datum uitspraak: 09-03-2010
Datum publicatie: 09-09-2010
Zaaknummer(s): 750.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 maart 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 750.2009

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 november 2009 (zaaknummer 427.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 16 november 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 november 2009, ingekomen op 1 december 2009, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 januari 2010 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. 

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 9 maart 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat door miscommunicatie tussen de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder zij in een moeilijke positie is beland.

De gerechtsdeurwaarder heeft op vrijdag 3 juli 2009 klaagster tot betaling gesommeerd of een regeling te treffen. Wanneer klaagster daarmee akkoord zou zijn gegaan, had zij de vordering erkend. Klaagster was het met de vordering niet eens en had al eerder uitstel gevraagd. Het is ongebruikelijk het verzochte uitstel niet te verlenen. Op donderdag 9 juli 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief verzonden waarin het uitstel werd geweigerd. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat er geen nieuwe feiten zijn aangeleverd en dat daarom geen uitstel werd verleend is onjuist. Het was onmogelijk te reageren in de termijn die de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld. Dit gegeven dient buiten beschouwing te worden gelaten. Het is onbehoorlijk dit als verweer te voeren. De stelling van de gerechtsdeurwaarder dat herhaaldelijk is aangemaand en klaagster de vordering pas na aanzegging van de dagvaarding heeft gereageerd is, gezien zijn mededeling in het verweer dat op 8 juli 2008 reacties zijn geweest, evenmin juist. Het verzoek tot uitstel was wel degelijk onderbouwd. Er is door klaagster duidelijk gesteld dat de termijn om te reageren te kort was en dat daarom uitstel werd verzocht.

3.2 Ook in andere aangespannen zaken is gebleken dat de vorderingen van [     ] niet kloppen. Deze feiten zijn meerdere malen bij het televisieprogramma Kassa en Radar behandeld. Door die wetenschap had de gerechtsdeurwaarder minder eisend op moeten treden. De gerechtsdeurwaarder had wel degelijk de conclusie kunnen trekken dat de vordering twijfelachtig was. In de aanhangige procedure is dat gebleken omdat [     ] nu een totaal andere bedrag eist dan waarvoor klaagster in eerste instantie werd aangeschreven. Door haar mededelingen was de gerechtsdeurwaarder op de hoogte van de ondeugdelijke aanmaningen.

Het is ook onbehoorlijk dat de gerechtsdeurwaarder de volgende dag op de stoep stond om de dagvaarding te betekenen. Normaal duurt het redigeren van een dagvaarding veertien dagen. De dienstdoende gerechtsdeurwaarder deelde mede dat hij op kantoor had vernomen dat hij een spoedklus moest uitvoeren bij klaagster terwijl hij die ochtend ook al in het gerechtsgebouw was geweest. Deze opstelling geeft aan hoe de gerechtsdeurwaarder de vordering in het persoonlijke vlak trekt en zich niet zakelijk opstelt.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

3.1 Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze zonder nadere reden geen uitstel heeft verleend voor het inleveren van stukken ten aanzien van een vordering waarmee zij het niet eens is. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder daardoor in strijd handelt met de artikelen 1, 6, 8 en 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat niet gezegd kan worden dat de deurwaarder door de wijze waarop hij zich in het onderhavige geval van zijn taak heeft gekweten de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt onjuist heeft uitgevoerd. De brieven van de gemachtigde van klaagster zijn steeds beantwoord. Gelet op het feit dat de vordering dateert van 2007 is het niet onbegrijpelijk dat klaagster geen verder uitstel werd verleend, althans tuchtrechtelijk laakbaar is dat niet. Dat de gerechtsdeurwaarder zich niet heeft gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt, is dan ook niet gebleken.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat er ook geen sprake is van een opdracht waarvan de gerechtsdeurwaarder mocht menen dat hij die niet kon uitvoeren. Evenmin werd een maatregel aangekondigd die de gerechtsdeurwaarder niet uit hoofde van een hem verstrekte opdracht kon nemen. Er lag immers een uitdrukkelijke opdracht om klaagster te dagvaarden. Ten aanzien van die opdracht geldt de ministerieplicht.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de enige kosten die zijn gemaakt de kosten van de dagvaarding zijn. Daarvan kan, gezien de gegeven opdracht, niet worden gezegd dat ze onnodig zijn gemaakt. Voor zover klaagster inhoudelijk bezwaren heeft tegen wat van haar wordt gevorderd, zal zij deze bezwaren in een procedure bij de gewone rechter naar voren dienen te brengen, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De gerechtdeurwaarder heeft de gronden van het verzet ter zitting gemotiveerd bestreden. Door niet te verschijnen heeft klaagster de gelegenheid voorbij laten gaan het verweer van de gerechtsdeurwaarder te weerleggen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.