ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0379 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 654.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0379
Datum uitspraak: 23-02-2010
Datum publicatie: 03-09-2010
Zaaknummer(s): 654.2009verzet
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de op grond van jurisprudentie vastgestelde termijn waarbinnen de klacht had moeten worden ingediend. De Kamer is het met de voorzitter eens omdat het onderzoek naar het antwoord op de vraag of een klacht tijdig is ingediend van openbare orde is en zelfstandig moet worden onderzocht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM   

Beslissing van 23 februari 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 6 oktober 2009                            met nummer 344.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 654.2009 ingesteld door:

[     ], in zijn hoedanigheid van

bestuurder van [     ] BV, [     ] BV en [     ] BV,

wonende te [     ],

klager,

vertegenwoordigd door mr. W.J.M. van Tongeren,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [      ],

beklaagde,

vertegenwoordigd door mr. O.B. Zwijnenberg.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 19 oktober 2009 aan klager verzonden.

Bij brief van 23 oktober 2009 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010. Van de behandeling ter zitting is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – primair dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat de klacht te laat zou zijn ingediend. Verweerder heeft hierover niet geklaagd en klager had de klacht niet eerder kunnen indienen. Subsidiair heeft klager op daartoe aangevoerde gronden gesteld dat de gerechtsdeurwaarder zich ten aanzien van de veiling niet heeft gedragen zoals een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Voorzover van belang wordt hierna op het door klager aangevoerde ingegaan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder:

-          tijdens de veiling niet de regie had;

-          klakkeloos is afgegaan op een schattingsverslag;

-          maar één bieder heeft toegelaten en wel een kantoorgenoot van de advocaat van de executant;

-          de goederen ver onder hun waarde van € 1.300.000,00 heeft verkocht aan een kennis van de executant;

-          ten onrechte het bedrag van € 40.000,00 niet ter veiling maar later per bank heeft laten voldoen;

-          een vals dan wel onvolledig proces-verbaal heeft opgemaakt;

-          betrokken is geweest bij een veiling waarbij iedereen op zijn klompen kon aanvoelen dat het helemaal fout zat.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1 Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager ontvankelijk is in zijn klacht. Zoals het gerechtshof Amsterdam heeft overwogen in zijn uitspraak van 20 oktober 2005, gepubliceerd onder nummer LJN: AU5261, kent de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Mede gelet op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens moet evenwel gelden dat een klacht binnen een redelijke termijn moet worden ingediend. In tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders wordt daarbij in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

4.2 Gelet op de aan hem in persoon betekende dagvaarding was klager op 12 december 2005 al op de hoogte van de openbare verkoping op 20 januari 2006. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat klager de klacht niet binnen drie jaar na die verkoping heeft kunnen indienen.

5. Gelet op vorenstaande kan klager niet worden ontvangen in zijn klacht. Hetgeen hij heeft aangevoerd is daarom niet voor bespreking vatbaar. In dit kader wordt nog opgemerkt dat klager geen begin van bewijs heeft geleverd van zijn zeer zware verwijten omtrent de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Anders dan klager blijkbaar meent is de vraag of een klacht tijdig is ingediend van openbare orde. Dit betekent dat de voorzitter ambtshalve dient te onderzoeken of de klacht tijdig is ingediend.

6.2 De Kamer is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat de klacht te laat is ingediend en dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat klager de klacht niet binnen drie jaar na de verkoping heeft kunnen indienen. Ter zitting heeft klager immers erkend dat de getuige [     ] namens hem aanwezig was bij de kijkdagen en de veiling van 20 januari 2006. Voorts heeft klager zowel in het klachtschrift als ter zitting aangevoerd ‘dat de gerechtsdeurwaarder betrokken is geweest bij een veiling waarbij iedereen op zijn klompen kon aanvoelen dat het helemaal fout zat’. Klager was dus reeds direct na de veiling op de hoogte van de gang van zaken.

6.3 Dat de getuige [      ] zijn verklaring pas in 2008 op schrift heeft gesteld of dat de gerechtsdeurwaarder volgens klager in punt 4.2. van de Incidentele Conclusie tot oproeping in vrijwaring van 4 februari 2009 eerst heeft ‘erkend’, dat hij niet de regie van de veiling had, maakt niet dat klager de klacht niet binnen de onder 6.2 bedoelde termijn heeft kunnen indienen.

6.4 Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en dat die gronden evenmin aanknopingspunten bieden om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend voorzitter en M.J.-M.L. Baudoin, lid,  en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.