ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0378 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 595.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0378
Datum uitspraak: 23-02-2010
Datum publicatie: 03-09-2010
Zaaknummer(s): 595.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Klager stelt verzet in tegen de beslissing. De Kamer is het op een onderdeel van de klacht niet met de voorzitter eens. Het betreft het beantwoorden van een brief van klager. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met enkel een telefonische reactie niet voldoende adequaat op een brief van klager heeft gereageerd. Hierbij is van belang dat ter zitting is gebleken dat klager de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Dit moet de gerechtsdeurwaarder ook in het telefoongesprek duidelijk zijn geworden. Mede gelet daarop had de gerechtsdeurwaarder niet mogen volstaan met het geven van telefonische uitleg. Het verzet wordt daarom in zoverre gegrond verklaard. Voor het opleggen van een maatregel ziet de Kamer geen aanleiding.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 februari 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 22 september 2009 met nummer 382.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 595.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [    ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 17 juni 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 21 juli 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder het aangehechte verweerschrift ingezonden.

Vervolgens is de zaak behandeld ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010. Van die behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet gemotiveerd de beslissing van de voorzitter en het door de gerechtsdeurwaarder gevoerde verweer bestreden. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de deurwaarder hem wel tijdig heeft geïnformeerd over de voorgenomen ontruiming, doch dat die niet heeft gereageerd op klagers verzoek tot uitstel daarvan. Voor zover van belang wordt daarop hierna ingegaan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Op 23 september 2009 is voormelde beslissing van de voorzitter aan klager toegezonden. Het verzetschrift is op 5 oktober 2009, derhalve binnen de termijn van verzending 14 dagen van het afschrift ontvangen, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

Verkort samengevat verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat door diens toedoen bij de ontruiming diverse waardevolle zaken zijn verdwenen dan wel zijn beschadigd. Dit is klager gebleken toen hij zijn spullen ging ophalen bij de gemeentelijke opslag. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder niet gereageerd op een brief.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen en daartoe voorzover hier van belang overwogen:

4.2 ….... Klager is bijtijds van de ontruiming op de hoogte gesteld en daarbij aanwezig geweest. Daarbij is hij ook nog in de gelegenheid gesteld om zijn spullen uit de woning te verwijderen. Volgens de gerechtsdeurwaarder zijn er geen zaken in beslag genomen of meegenomen door door hem ingeschakelde derden.

4.3 Bij een ontruiming van onder meer een woning geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij wet voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Blijkens de memorie van toelichting op dit artikel vormt de ministerieplicht onder meer een waarborg voor justitiabelen dat waar zij ingevolge de wet zijn aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. Op grond van het bepaalde in artikel 556 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen.

De huurder (als eigenaar van de inboedel) is de eerst aangewezen persoon om de aan de openbare weg geplaatste inboedel vervolgens af te voeren en op te slaan. De gerechtsdeurwaarder kan noch door de huurder noch door de verhuurder worden gedwongen de inboedel af te voeren of op te slaan. Uit hetgeen hiervoor staat vermeld omtrent de wet en de rechtspraak volgt immers dat de ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder behoudens zeer bijzondere omstandigheden geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde boedel. Ook kan -alhoewel dit vaak wel wordt gedaan- de gemeente niet tot afvoer en opslag worden verplicht. Doet de gemeente dit wel dan heeft de gemeente op grond van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid om de inboedel na de in deze wet genoemde termijn te verkopen of te vernietigen.

Klager heeft verwezen naar een brief die hij zou hebben bijgevoegd bij zijn klacht. Die brief is niet aangetroffen. In het algemeen moet op brieven worden gereageerd. Niet in dit geval echter, omdat de brief volgens de gerechtsdeurwaarder slechts verwijst naar een eerder gevoerd gesprek op 20 oktober 2008 en er verder geen klacht in die brief is vermeld. Bovendien heeft nadien nog een telefoongesprek plaatsgehad waarbij de gang van zaken nader is toegelicht. Klager is dus adequaat geïnformeerd.

4.4 Al met al heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden en al helemaal niet door toedoen van de gerechtsdeurwaarder.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is van oordeel dat op de beslissing van de voorzitter in stand kan blijven voorzover daarin geoordeeld is over de aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder voor klagers eigendommen na de ontruiming. De kamer acht hetgeen de voorzitter daaromtrent heeft overwogen in 4.3 dan ook juist en maakt die overwegingen tot de hare.

6.3 Klager heeft in het verzetschrift toegelicht dat de brief waarop hij doelde een brief van 11 december 2008 betreft, die als productie 3 bij het verweerschrift was ingezonden door de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft een gelijkluidende brief aan de Gemeentelijke Ombudsman verzonden.

6.3 Gelet op vorenstaande toelichting is de Kamer van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven voorzover daarin is overwogen dat de gerechtsdeurwaarder niet op deze brief had moeten reageren. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met enkel een telefonische reactie niet voldoende adequaat heeft gereageerd. Hierbij is van belang dat ter zitting is gebleken dat klager de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Dit moet de gerechtsdeurwaarder ook in het telefoongesprek duidelijk zijn geworden. Mede gelet daarop had de gerechtsdeurwaarder niet mogen volstaan met het geven van telefonische uitleg. Het verzet wordt daarom in zoverre gegrond verklaard.

6.4 Voor het opleggen van een maatregel ziet de Kamer geen aanleiding.

7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter ten aanzien van hetgeen hiervoor onder 6.3 is overwogen;

-                     verklaart de klacht in zoverre gegrond;

-                     ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mr. G.H.I.J. Hage en

M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan voorzover het verzet gegrond is verklaard, binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.