ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0362 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.517

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0362
Datum uitspraak: 19-01-2010
Datum publicatie: 25-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.517
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen:
  • Een berisping
  • Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft niet voldaan aan het bepaalde in de Verordening Vakbekwaamheid. Het door het bestuur vastgestelde aantal te behalen punten voor de periode 2007-2008 is niet door de gerechtsdeurwaarder gehaald. De klacht is gegrond en er wordt een berisping en een geldboete opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 januari 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 517.2009 ingediend door:

DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBVG),

gevestigd te Den Haag,

klaagster,

gemachtigde mr. J.D. van Vlastuin,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 21 augustus 2009 heeft het bestuur van klaagster (hierna ook: het bestuur) een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 21 september 2009 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 december 2009.

Klaagster is verschenen bij mr. J.D. van Vlastuin. Beklaagde is in persoon verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 januari 2010.

1. De Feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is door het bestuur bij brief van 4 februari 2009 op de hoogte gesteld van het feit dat hij in de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008 onvoldoende opleidingspunten heeft behaald.

b)     Bij brief van 16 februari 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een verklaring gegeven voor het tekort aan opleidingspunten en een terme de grâce verzocht.

c)      Bij brief van 24 april 2009 heeft klaagster het verzoek van de gerechtsdeurwaarder afgewezen.

d)     Bij brief van 28 april 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht zijn in de brief van 16 februari 2009 genoemde omstandigheden aan te merken als buitengewone omstandigheden dan wel hem een termijn te gunnen de ontbrekende punten in te halen.

e)      Bij brief van 6 augustus 2009 heeft klaagster beide verzoeken van de gerechtsdeurwaarder afgewezen met de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder tegen die beslissing binnen zes weken na dagtekening van de brief beroep kon instellen bij de rechtbank.

f)       De gerechtsdeurwaarder heeft geen beroep ingesteld.

2. De klacht

2.1 Klaagster heeft aangevoerd dat op grond van artikel 1 van de Verordening Vakbekwaamheid ieder lid van de beroepsorganisatie verplicht is zich zodanig te scholen en bij te scholen op juridisch en vakinhoudelijk gebied, op het gebied van het kantoormanagement, op het gebied van juridische dienstverlening en alle overige gebieden die de vakbekwaamheid kunnen bevorderen, dat het lid beschikt over de kennis die noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening.

2.2 Aan deze verplichting is in beginsel voldaan als een lid binnen een aansluitende periode van twee kalenderjaren een door het bestuur vast te stellen minimum aantal opleidingspunten heeft behaald. Het aantal te behalen punten voor de periode 2007-2008 bedroeg 30.

2.3 Het bestuur heeft klager meer dan twee maanden voor het indienen van de klacht op de hoogte gesteld van het aantal geregistreerde punten en gevraagd of dit overeenkomt met het aantal punten dat het betreffende lid kan aantonen behaald te hebben. Gebleken is dat beklaagde onvoldoende punten heeft behaald, namelijk 18 punten.

2.4 Het naleven van de Verordening vakbekwaamheid levert voor de leden van de KBvG in tijd en geld gemeten een last op. Er zijn aanzienlijke kosten gemoeid met het volgen van cursussen en de tijd die daarin moet worden geïnvesteerd. Leden die onvoldoende opleidingspunten halen, handelen daarmee niet alleen in strijd met de Verordening maar besparen zich de investeringen daar waar andere leden die wel aan de Verordening voldoen deze lasten wel dragen. In dat kader verzoekt klaagster de Kamer om, indien de klacht gegrond wordt bevonden en een maatregel wordt overwogen, het opleggen van een geldboete te overwegen waarvan de hoogte tegemoet komt aan de kosten van cursussen en de tijdsinvestering daarin.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij wegens privé-omstandigheden in tijdnood is gekomen om de ontbrekende studiepunten alsnog te behalen. De gerechtsdeurwaarder betreurt het dat klaagster zijn verzoek tot het verlenen van een ontheffing niet heeft gehonoreerd. Hij heeft zich immers niet aan zijn verplichtingen onttrokken. De gerechtsdeurwaarder verzoekt hem geen boete op te leggen maar hem een nadere termijn te gunnen om de niet behaalde punten alsnog te behalen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij die beoordeling dient tot uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder een openbaar ambtenaar is en daarmee een grote verantwoordelijkheid heeft naar al diegenen die op zijn diensten zijn aangewezen. Het op peil houden van de vakbekwaamheid is hiervoor een onmisbaar vereiste. Klaagster heeft op grond van het bepaalde in artikel 57 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) onder meer tot taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en hun vakbekwaamheid. In lid 2 van voornoemd artikel is vastgelegd dat klaagster bij verordening beroeps- en gedragsregels kan vaststellen onder meer betreffende de bevordering van de vakbekwaamheid van de leden.

4.3 Ter uitvoering van de onder 4.2 genoemde taak heeft klaagster nadere regels betreffende de bevordering van de vakbekwaamheid vastgesteld. Deze zijn vastgelegd in de Verordening bevordering vakbekwaamheid KBvG en gepubliceerd in de Staatscourant van 21 januari 2005, nr. 15 pagina 18. Nadere regels over de bevordering van de vakbekwaamheid zijn vastgelegd in het Reglement bevordering vakbekwaamheid dat per 1 januari 2007 in werking is getreden. Gelet op de wijze van totstandkoming hebben zowel de Verordening als het Reglement verbindende kracht ten opzichte van de leden van de KBvG.

4.4 Op de behandeling van bezwaren tegen door het bestuur op grond van de hiervoor genoemde Verordening en Reglement genomen beslissingen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Daaruit volgt dat de door die wet voorgeschreven rechtsgang moet worden gevolgd bij bezwaren tegen de door het bestuur op grond van de Verordening genomen besluiten. Indien deze rechtsgang is gevolgd of als daarvan geen gebruik is gemaakt door de gerechtsdeurwaarder, kan de Kamer in beginsel niet meer toekomen aan toetsing van de door het bestuur op grond van de Verordening dan wel het Reglement al dan niet verleende ontheffing.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij niet voldoende studiepunten heeft behaald. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in beroep is gegaan tegen de beslissing hem geen ontheffing te verlenen. Vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder 18 opleidingspunten heeft behaald in plaats van de voorgeschreven 30. De Kamer heeft begrip voor de door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde privéomstandigheden maar die kunnen niet afdoen aan de verplichting die de Verordening en het Reglement hem opleggen. De Kamer acht de klacht daarom gegrond.

5. Gelet op wat hiervoor onder 4.4 is overwogen komt de Kamer niet toe aan een beoordeling van het verzoek van de gerechtsdeurwaarder hem alsnog een termijn te gunnen voor het behalen van de ontbrekende punten.

6. Omdat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden acht de Kamer het passend de maatregelen van berisping en een geldboete op te leggen. Gelet op hetgeen door klaagster daaromtrent is aangevoerd zal de hoogte van de boete worden vastgesteld op € 200,00 per niet behaald punt. De Kamer ziet geen aanleiding af te wijken van het bedrag per punt dat door het Gerechtshof Amsterdam eerder in vergelijkbare zaken is opgelegd.

7. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op alsmede de maatregel tot betaling van een geldboete van € 2.400,00 waarbij de in artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de Kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.