ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0357 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.573verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0357
Datum uitspraak: 12-01-2010
Datum publicatie: 23-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.573verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet gericht tegen een beslissing van de voorzitter. De in verzet aangevoerde gronden werpen geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 januari 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 573.2009

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 8 september 2009 (zaaknummer 308.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 14 september 2009 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 18 september 2009, ingekomen op 21 september, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 waar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 januari 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat de weergave van de feiten in de beslissing en in het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder onjuist is en bepaalde relevante feiten niet zijn genoemd. Er is nooit sprake van geweest dat klaagster de kas niet zou willen overdragen aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft de opdrachtgever, na de eerste brief waarin werd gedreigd met de gerechtsdeurwaarder, te kennen gegeven dat zij de kas wilde overdragen in overeenstemming met de wettelijke procedure. Van de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat zij deze procedure kennen. De opdrachtgever is toch naar de gerechtsdeurwaarder gestapt. Die heeft een aantal malen gedreigd met de rechter maar klaagster is nog niet in rechte betrokken omdat de opdrachtgever eerst de uitkomst van de klachtprocedure wenst af te wachten.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht beklaagt klaagster zich erover – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder zich laat misbruiken en ongeoorloofde psychische druk op haar uitoefent. Klaagster verzoekt de Kamer om te bewerkstelligen dat de gerechtsdeurwaarder haar niet verder lastig valt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het tuchtrecht geen ruimte biedt voor het antwoord op de vraag of een vordering gegrond is. De inhoud van de aan klaagster gerichte brieven zijn normaal van toon. Dat uiteindelijk is aangekondigd dat de zaak zal worden voorgelegd aan de kantonrechter is in de omstandigheden van dit geval passend. Voor zover klaagster inhoudelijk bezwaren heeft tegen hetgeen van haar wordt gevorderd, zal zij deze bezwaren in een procedure bij de kantonrechter naar voren kunnen brengen. Niet is gebleken dat ongeoorloofde psychische druk is toegepast door de gerechtsdeurwaarder noch dat de gerechtsdeurwaarder zich zou laten misbruiken, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter.

6.2 Dat in de brieven van de gerechtsdeurwaarder een beeld wordt geschetst wat er gebeurt indien klaagster niet tot betaling overgaat, acht de Kamer met de voorzitter passend. Uit het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd klaagster bij het uitblijven van betaling te dagvaarden, kan zij niet het recht ontlenen om daadwerkelijk binnen afzienbare tijd te worden gedagvaard. De verklaring van de gerechtsdeurwaarder dat zijn opdrachtgever de uitkomst van de klachtprocedure wenst af te wachten, acht de Kamer niet onredelijk. De voorzitter heeft terecht overwogen dat klaagster haar bezwaren tegen de vordering ( en de wijze waarop dat volgens de statuten dient te geschieden) naar voren moet brengen in een eventuele procedure bij de gewone rechter.

6.3 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.