ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0356 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.572verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0356
Datum uitspraak: 12-01-2010
Datum publicatie: 23-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.572verzet
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen beslissing voorzitter waarbij de klacht door overschrijding van de termijn waarbinnen dat kan worden gedaan kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTER[     ]

Beslissing van 12 januari 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 572.2009

[     ]([     ]),

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 8 september 2009 (zaaknummer 316.2009) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 14 september 2009 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 20 september 2009, ingekomen op 22 september 2009, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 november 2009 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 januari 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager voor zover van belang aangevoerd dat het hem er om gaat dat de gerechtsdeurwaarder zijn zorgplicht als gerechtsdienaar heeft misbruikt. Het statement dat de heer [     ] zijn punten voldoende duidelijk heeft gemaakt is een eufemisme. De heer [     ] stond zo te tieren en te vloeken dat klager als het ware klaar stond voor het vuurpeloton. In het proces-verbaal staat beschreven dat klager het bedrag zou retourneren. Na de intimidatie van de heer [     ] heeft klager op de vraag van de heer [     ] om het geld te retourneren in zijn emotie slechts gezegd dat hij zou kijken hoe hij dat zou kunnen regelen. Eerst jaren later is klager duidelijk geworden dat de gerechtsdeurwaarder die conversatie niet in het proces-verbaal had mogen opnemen. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder zich daarbij afzijdig had moeten houden. De termijn waarbinnen hij de klacht heeft ingediend is volgens hem redelijk omdat hij nog steeds de gevolgen ondervindt van het handelen van de gerechtsdeurwaarder.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht beklaagt klager zich erover – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder op 16 februari 2005 onaangekondigd aanwezig was en een proces-verbaal heeft opgemaakt. Klager is van mening dat het proces-verbaal gekleurd is en een partijdig standpunt bevat en dat de aanwezigheid van de gerechtsdeurwaarder onderdeel was van de overvalstrategie van klagers wederpartij. Daarnaast stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder eind januari 2009 ten onrechte bij hem langs is geweest en getracht heeft een dwangsom van € 25.000 te innen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Mede gelet op artikel 6 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens moet echter gelden dat een klacht binnen een redelijke termijn moet worden ingediend. In tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders wordt daarbij in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft.

5.2 Gelet op de feiten moet ervan worden uitgegaan dat klager al vanaf 16 februari 2005 op de hoogte is van het feit dat de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal opmaakte. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat klager de klacht daarover niet binnen drie jaar nadien heeft kunnen indienen. Gelet daarop wordt geoordeeld dat de klacht niet binnen een redelijke termijn als hiervoor is ingediend, zodat dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit betekent dat wat klager hieromtrent heeft aangevoerd niet voor bespreking in aanmerking kan komen.

5.3 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat k lager de mededeling dat de gerechtsdeurwaarder in januari 2009 opnieuw en geheel ten onrechte bij hem aan de deur is geweest niet nader onderbouwd. Voor zover klager doelt op de betekening van het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 9 juli 2008 in november 2008 kan niet gezegd worden dat de gerechtsdeurwaarder daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder erkent dat dit niet had hoeven gebeuren maar hij heeft deze vergissing diezelfde dag hersteld, aldus de voorzitter

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Wat klager in verzet heeft aangevoerd ten aanzien van de redelijkheid van de termijn waarbinnen de klacht kan worden ingediend, kan niet tot gegrond verklaring van het verzet leiden. Met betrekking tot de redelijke termijn is door het Gerechtshof te Amsterdam in een uitspraak van 25 november 2005 (LJN AU5261) het volgende overwogen. De termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. Het gerechtshof heeft bij het vaststellen van de termijn mede in aanmerking genomen dat gerechtsdeurwaarders in hoog tempo een grote hoeveelheid ambtshandelingen plegen. De herinnering aan verrichte ambtshandelingen zal als gevolg daarvan bij gerechtsdeurwaarders sneller vervagen. Hierdoor worden de gerechtsdeurwaarders bij tijdsverloop bemoeilijkt in het voeren van verweer tegen klachten, aldus het Gerechtshof.

6.2 Nu klager de klacht heeft ingediend op 11 mei 2009 en de klacht deels is gericht tegen het handelen van de gerechtsdeurwaarder op 16 februari 2005, heeft de voorzitter klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Gezien het door klager gevoerde verweer in de procedure bij de rechtbank Dordrecht (3.3.1 van het verweer in conventie van het vonnis van 8 juli 2008), was klager zich tijdens die procedure, die blijkens het rolnummer is gestart in 2005, al bewust van het handelen van de gerechtsdeurwaarder.

6.3 De overige door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer verder geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist. Het verzet kan niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.