ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0055 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE2109

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0055
Datum uitspraak: 06-10-2009
Datum publicatie: 11-01-2010
Zaaknummer(s): TPPE2109
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: De pluimveehouder heeft nagelaten om na constatering van een Salmonellabesmetting een serotypering te laten uitvoeren en de besmetting te melden bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Voorts is een verplicht periodiek Salmonellaonderzoek niet uitgevoerd. Nalaten van voorschriften na een geconstateerde Salmonellabesmetting wordt aangemerkt als een zeer ernstige overtreding.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt naar aanleiding van een inspectie op het bedrijf van betrokkene. Dit berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 22 september 2009 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Den Haag. Het Tuchtgerecht heeft op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

  • Na de op 25 februari 2008 aangetoonde aanwezigheid van Salmonella in de hokken 1 en 2, zijn de Salmonellapositieve bloedmonsters niet door een erkend laboratorium nader geanalyseerd op de aanwezigheid van de voor de mens schadelijke serotypes Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium.
  • De aangetoonde aanwezigheid van Salmonella is niet gemeld aan de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer (GD), waardoor er geen verificatieonderzoek heeft kunnen plaatsvinden.
  • Niet kon worden aangetoond dat de koppels leghennen vanaf een leeftijd van 24 weken (+/- 2 weken) voor de eerste keer en vervolgens elke 15 weken zijn onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella, meer specifiek is niet aangetoond dat dit onderzoek medio juni 2008 heeft plaatsgevonden.

3. Verklaring betrokkene

In zijn verklaring, opgenomen in voormeld berechtingsrapport, heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:“Wij houden circa 60.000 leghennen op dit bedrijf. Het is een kooibedrijf. Op 25 februari 2008 en op 17 september 2008 zijn er mestmonsters voor het Salmonellaonderzoek genomen. Van het op 25 februari 2008 genomen monster heb ik op 2 maart 2008 de uitslag ontvangen. Uit de uitslag bleek dat het monster Salmonellapositief was. Ik heb geen typering van de Salmonella aangevraagd. Ik heb dit ook niet gemeld aan de GD. Als ik dit wel had geweten, dan had ik dit zeker gedaan. Dat wij de Salmonellabesmetting moesten melden aan de GD was mij niet bekend, anders had ik dit wel gedaan. Dat er monsters genomen moeten worden voor het Salmonellaonderzoek was mij wel bekend, maar niet dat deze monsters elke 15 weken genomen moeten worden. Wij nemen altijd monsters als de leghennen afgevoerd worden voor de slacht. Op ons bedrijf worden kooieieren geproduceerd waardoor wij geen problemen hebben met de afzet van deze eieren. De eieren gaan namelijk als industrie-eieren weg. Verder wil ik u nog mededelen dat de uitslag van het op 17 september 2008 uitgevoerde Salmonellaonderzoek negatief was.”

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene de volgende strafbare feiten hebben plaatsgevonden:

  • Nalaten serotypering Salmonella, na constatering van een Salmonellabesmetting.
  • Nalaten melding Salmonellabesmetting aan de GD.
  • Nalaten Salmonellaonderzoek bij leghennen, vanaf de leeftijd van 24 weken, en daarna eens per 15 weken.

Dit levert op:

  • een overtreding van artikel 4, zevende lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;
  • een overtreding van artikel 4, vijfde lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;
  • een overtreding van artikel 4, eerste en tiende lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen. Betrokkene heeft een kooieierenbedrijf met een capaciteit van circa 60.000 leghennen, waarmee het bedrijf van een gemiddelde omvang is. Blijkens zijn verklaring, opgenomen in het berechtingsrapport, was betrokkene niet voldoende op de hoogte van de hygiënevoorschriften. Overtredingen van de voorschriften betreffende Salmonellaonderzoek worden aangemerkt als ernstige overtredingen. Het nalaten van maatregelen na de vaststelling van een Salmonellabesmetting is zelfs een zeer ernstige overtreding. De op 2 juli 2007 en op 12 juli 2007 opgezette koppels leghennen zijn eerst op 25 februari 2008 onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella. Vanaf dat moment hadden ze tenminste eens per 15 maanden moeten worden onderzocht. Het eerstvolgende Salmonellaonderzoek vond echter plaats op 17 september 2008. Dat betekent dat medio juni 2008 een Salmonellaonderzoek is nagelaten. Omdat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, legt het Tuchtgerecht de geldboetes gedeeltelijk voorwaardelijk op. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboetes is tevens rekening gehouden met het feit dat betrokkene een bedrijf van gemiddelde omvang heeft.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

Een geldboete van € 500 (vijfhonderd euro), waarvan € 250 (tweehonderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Een geldboete van € 750 (zevenhonderd vijftig euro), waarvan € 375 (driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Een geldboete van € 300 (driehonderd euro), waarvan € 150 (honderd vijftig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mw. mr. W.N. Everts, voorzitter, en mr. drs. H. Lommers, ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.