ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0051 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1709

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0051
Datum uitspraak: 23-06-2009
Datum publicatie: 23-06-2009
Zaaknummer(s): TPPE1709
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Nalaten tenminste twee maal per twaalf maanden Campylobacteronderzoek uit te laten voeren. Betrokkene is IKB-gecertificeerd. Brief waarin betrokkene wordt medegedeeld dat alles conform IKB voorschriften is, vrijwaart hem niet van eventuele overtreding van productschapsverordening, mede omdat deze brief betrekking heeft op een kortere periode dan de controleperiode waarin overtreding is begaan.

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt  naar aanleiding van een op 5 maart 2009 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene.Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 9 juni 2009 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Den Haag.

Het Tuchtgerecht heeft op 23 juni 2009 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

Niet kon worden aangetoond dat, gelet op de gecontroleerde periode voorjaar 2007 tot en met 5 maart 2009, ten minste twee maal per jaar, dan wel per periode van twaalf maanden, onderzoek naar de aanwezigheid van Campylobacter is verricht.

3. Verklaring betrokkene

In zijn verklaring, opgenomen in bovenvermeld berechtingsrapport, heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven: “Wij houden circa 95.000 vleeskuikens op het bedrijf. De aantallen variëren van 90.000 vleeskuikens in de zomerperiode tot 100.000 vleeskuikens in de winterperiode. Ik heb in 2008 één keer een Campylobacteronderzoek laten uitvoeren. Ik was in de veronderstelling dat dit onderzoek één keer per jaar uitgevoerd moest worden. Wij kregen van de firma [firmanaam] altijd het monstermateriaal. Dit bedrijf is daar in 2007 mee gestopt en daarna heeft het niet voldoende aandacht van ons gekregen. Hoe de regeling precies was wist ik niet, want we kregen het monstermateriaal altijd wanneer de monsters genomen moesten worden.”

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van een faxbericht van betrokkene aan het Tuchtgerecht d.d. 4 juni 2009. Daarin voert betrokkene aan dat naar aanleiding van een IKB-controle door een medewerker van Indas op 21 februari 2008 geen afwijkingen zijn geconstateerd betreffende het jaar 2007. Dit wordt bevestigd in een brief van Indas aan betrokkene d.d. 7 april 2008. Als betrokkene door de controleur van Indas op zijn fout was gewezen, dan was het in 2008 wel goed gegaan. Voorts heeft Indas eveneens op 7 april 2008 een brief namens de voorzitter van het PPE verstuurd, waarin betrokkene wordt medegedeeld dat ter zake van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij geen afwijkingen zijn geconstateerd op zijn bedrijf. Nu is op 5 maart 2008 één Campylobacteronderzoek uitgevoerd en daarna op 3 maart 2009 nog één. Van het laatste onderzoek is het analyserapport bij de fax gevoegd. Daaruit blijkt dat geen Campylobacter is aangetroffen.

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene het volgende strafbare feit heeft  plaatsgevonden:

Nalaten tenminste twee maal per twaalf maanden Campylobacteronderzoek uit te laten voeren.

Dit levert op:

een overtreding van artikel 4, lid 3, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Op 26 augustus 2007 is de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 1999 ingetrokken. Artikel 4, tweede lid van deze verordening schreef voor dat twee maal per jaar een koppel vleeskuikens bij afvoer dient te worden onderzocht op onder andere Campylobacter. De nieuwe Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 is op 26 augustus 2007 in werking getreden. Artikel 4, derde lid, van deze verordening schrijft voor dat twee maal per 12 maanden een koppel vleeskuikens bij afvoer op aanwezigheid van Campylobacter moet worden onderzocht. De verordening voorziet niet in een overgangsbepaling ter zake van dit voorschrift. Het Tuchtgerecht stelt vast dat betrokkene vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe verordening eerst op 5 september 2008 een Campylobacteronderzoek heeft laten uitvoeren. Daarmee is artikel 4, derde lid, van de verordening overtreden. De brieven van Indas d.d. 7 april 2008 hebben betrokkene mogelijk op het verkeerde been gezet, nu daarin wordt medegedeeld dat geen afwijkingen op het bedrijf van betrokkene zijn geconstateerd. De brieven hebben evenwel geen betrekking op de volledige periode waarin de onderhavige overtreding – nalaten Campylobacteronderzoek – is begaan. Betrokkene had van het voorschrift in de op 26 augustus 2007 in werking getreden verordening op de hoogte behoren te zijn. Gelet op de omstandigheden van het geval en het feit dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, legt het Tuchtgerecht de geldboete gedeeltelijk voorwaardelijk op. Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete is tevens rekening gehouden met de relatief grote omvang van het bedrijf van betrokkene.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Een geldboete van € 750,- (zevenhonderd vijftig euro), waarvan  € 375,- (driehonderd vijfenzeventig euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Pluimvee en Eieren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, en A.C. van Schie en P. Vingerling, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.