ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0044 Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren Zoetermeer TPPE1009

ECLI: ECLI:NL:TPETPVE:2009:YD0044
Datum uitspraak: 05-05-2009
Datum publicatie: 05-05-2009
Zaaknummer(s): TPPE1009
Onderwerp: Hygiënevoorschriften
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Twee maal nalaten van Campylobacteronderzoek in een periode van 12 maanden. Niet tijdig doorgeven van de analyse-uitslag van Salmonellaonderzoek voor aflevering van vleeskuikens aan slachterij. Overtreding zelfstandige norm in bestuursbesluit van het PVV kan niet leiden tot strafbaarstelling. Daarvoor moet sprake zijn van een overtreding van een in een productschapsverordening.  

1. Procedure

De zaak berust op een berechtingsrapport dat de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE) heeft opgemaakt  naar aanleiding van een op 22 augustus 2008 door een controleur van genoemde stichting gehouden inspectie op het bedrijf van betrokkene. Bovengenoemd berechtingsrapport houdt in de constatering van de navolgende feiten door betrokkene begaan, zoals in de in deze zaak opgemaakte schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet  tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, omschreven.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 21 april 2009 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Den Haag.

Het Tuchtgerecht heeft op 5 mei 2009 uitspraak gedaan.

2. Verweten gedraging

I. Niet is aangetoond dat in de periode van 17 juli 2007 tot 22 augustus 2008 twee maal onderzoek is verricht naar de aanwezigheid van Campylobacter.

II. Niet kon worden aangetoond dat de vleeskuikens die op 10 juni 2008 ter slacht zijn afgevoerd maximaal veertien dagen voor de aflevering waren bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella.

III. Niet kon worden aangetoond dat de uitslag van het onderzoek naar de aanwezigheid van Salmonella van 20 december 2007 minimaal 24 uur voor de aflevering aan de slachterij op 19 december 2007 was doorgegeven.

3. Verklaring betrokkene

Verwezen wordt naar de verklaring van betrokkene, opgenomen in het berechtingsrapport.

Het Tuchtgerecht heeft kennisgenomen van een faxbericht van [betrokkene] aan het Tuchtgerecht d.d. 16 april 2009. In dit bericht heeft betrokkene, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd:·      

·         De Salmonella-uitslagen, waaronder onderhavige uitslagen, zijn al jaren negatief, dus de volksgezondheid is niet in gevaar geweest;

·         De problemen ontstaan meestal door vertraging bij de postbezorging van de uitslagen, of door wijzigingen in de planning van de slachterij;·

·         Vanaf januari 2009 wordt een geldigheidstermijn van 21 dagen gehanteerd voor de Salmonella-uitslagen. De overschrijding van de oude geldigheidstermijn van 14 dagen met één dag is in dat licht niet ernstig;

·         Het Campylobacteronderzoek heeft alleen een monitoringsfunctie, en het nalaten van dit onderzoek kan daarom niet als een ernstig delict worden gekwalificeerd;

·         Het bedrijf is met een capaciteit van 160.000 kuikens relatief groot en heeft naast pluimvee ook nog circa 80 melkkoeien. Om kostentechnische redenen moet het bedrijf door 1,5 arbeidskracht uitgeoefend worden.

4. De beoordeling van de feiten

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, alsmede het faxbericht van betrokkene d.d. 16 april 2009, ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf van betrokkene het volgende strafbare feit heeft plaatsgevonden:

Twee maal nalaten van Campylobacteronderzoek in een periode van 12 maanden;

Niet tijdig doorgeven van de analyse-uitslag van Salmonellaonderzoek voor aflevering van vleeskuikens aan slachterij.

Dit levert op:

I. een overtreding van artikel 4, lid 3 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007

II. een overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007, juncto artikel 5, vierde lid van het Hygiënebesluit pluimveehouderij (PPE) 2007.

Ter zake van de hierboven onder III. omschreven verweten gedraging constateert het Tuchtgerecht dat het feiten betreft die geen overtreding van het bepaalde bij verordening van het PPE zijn. De geconstateerde feiten kunnen dus niet worden gekwalificeerd als feiten waarvoor tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden opgelegd. Artikel 3, lid 6, van het Hygiënebesluit pluimveehouderij (PPE) 2007 bevat een bepaling met betrekking tot de uiterlijke termijn voor mededeling aan de slachterij, voor de aflevering. Het Tuchtgerecht stelt vast dat het Hygiënebesluit vleeskuikenbedrijven (PPE) 2007 is gebaseerd op de artikelen 4 en 7 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007. Artikel 7 biedt, in tegenstelling tot de artikelen 4 en 5 van de verordening, géén rechtsgrondslag voor nadere regelgeving. Artikel 5 van de verordening wordt niet genoemd als rechtsgrondslag, terwijl artikel 3, lid 6 van het Besluit in feite een nadere invulling is van art. 5 lid 1 van de verordening. Overtreding van bepalingen bij besluit kan, gelet op artikel 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, niet strafbaar gesteld worden, als daardoor niet tevens de verordening wordt overtreden. Dit artikel bepaalt dat “tenzij het instellingsbesluit anders bepaalt, bij verordening overtredingen van die verordening kunnen worden aangewezen als a. feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel kan worden opgelegd (...).” De bevoegdheid van het PPE om voorschriften te handhaven door middel van tuchtrecht beperkt zich dus tot verordeningen. Artikel 13, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 heeft dan ook geen betekenis voor zover het bepaalt dat op overtreding van het bepaalde krachtens de verordening tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld. Betrokkene wordt ter zake van het onder 3. omschreven feit ontslagen van alle rechtsvervolging.

5. Overwegingen Tuchtgerecht

Op grond van het bovenstaande overweegt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, het volgende: Voor de pluimveesector is een “Plan van Aanpak” opgesteld om besmettingen van pluimvee met Salmonella en Campylobacter terug te dringen teneinde de consument een betere bescherming te bieden tegen mogelijke door deze besmettingen te veroorzaken gezondheidsproblemen. Een samenstel van maatregelen is thans van kracht op grond van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999. Teneinde het met het plan van aanpak beoogde doel te bereiken is het van het grootste belang dat een ieder zich houdt aan het totale pakket van de geldende maatregelen.

Betrokkene stelt in zijn verklaring, opgenomen in het berechtingsrapport dat in de periode van juli 2007 tot juli 2008 twee Campylobacteronderzoeken zijn uitgevoerd. Voor het ontbreken van de uitslagen heeft hij geen verklaring. Het feit dat Campylobacteronderzoek een monitoringsfunctie heeft, en dat naar aanleiding van een eventuele positieve uitslag geen bestrijdingsmaatregelen worden genomen, doet niet af aan de ernst van het feit. De Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 is in werking getreden op 26 augustus 2007. Vanaf de inwerkingtreding tot de bedrijfsinspectie door de controleur van het CPE op 22 augustus 2008 is slechts één keer Campylobacteronderzoek uitgevoerd, waarvan de analyse-uitslag op 21 juni 2008 bekend is geworden. Betrokkene heeft daarmee naar het oordeel van het Tuchtgerecht tenminste één Campylobacteronderzoek te weinig uitgevoerd. De bepaling waarbij de geldigheidstermijn van de analyse-uitslagen is verruimd tot 21 dagen is sinds 16 januari 2009 van kracht. De uitslagen met betrekking tot de op 9 en 10 juni 2008 afgevoerde vleeskuikens waren dus één resp. twee dagen niet meer geldig. Betrokkene heeft derhalve het voorschrift overtreden. Het Tuchtgerecht merkt hierover op dat deze verruiming in strijd is met Europese regelgeving en om die reden door het PPE bestuur bij besluit van 12 februari 2009 teruggebracht is tot een geldigheidstermijn van veertien dagen. Het Tuchtgerecht stelt voorts vast dat betrokkene in 2002 al eens tuchtrechtelijk is veroordeeld, maar weegt dit feit niet mee bij de vaststelling van de strafmaat. Omdat betrokkene, mede in zijn correspondentie, blijk geeft van een consciëntieuze bedrijfsvoering legt het tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat het bedrijf van betrokkene relatief zeer groot is.

6. Beslissing

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht Productschap Pluimvee en Eieren, Kamer Primaire Sector, dat betrokkene - gelet op artikel 13 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 - de volgende tuchtrechtelijke maatregelen worden opgelegd:

Een geldboete van € 1.000 (éénduizend euro), waarvan  € 500 (vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

Een geldboete van € 1.000 (éénduizend euro), waarvan € 500 (vijfhonderd euro) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het voorwaardelijke deel van de tuchtrechtelijke maatregel wordt ten uitvoer gelegd, indien na het onherroepelijk worden van deze uitspraak niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat binnen de proeftijd niet één van de bepalingen van het bij of krachtens het bepaalde in de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 2007 dan wel enige verordening houdende bepalingen omtrent hygiënevoorschriften met betrekking tot de pluimveehouderij mag worden overtreden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.J.A. van Daal, voorzitter, mr. drs.  H. Lommers, ing. J. Bazuin, leden, in aanwezigheid van mr. K. Feenstra, secretaris.