ECLI:NL:TNOKZUT:2009:YC0535 Kamer van toezicht Zutphen 03/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKZUT:2009:YC0535
Datum uitspraak: 29-01-2009
Datum publicatie: 02-12-2009
Zaaknummer(s): 03/2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht gegrond zonder maatregel
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  a.)    het verstrekken van onjuiste informatie met betrekking tot een volmacht/onder druk zetten door kandidaat-notaris en het niet registreren van een aanvulling in het testament. Onvoldoende is gebleken dat bij het tekenen van de volmacht ongeoorloofde druk is  uitgeoefend. Niet is gebleken van een ander testament,  waarin het onroerend goed aan klager is toebedeeld. Ook is niet gebleken van een andere rechtsgeldige toedeling van het onroerend goed. Klacht ongegrond b.)    het vertonen van dwingend gedrag bij de afwikkeling van de nalatenschap door de notaris en de kandidaat-notaris en het onvriendelijk bejegenen van klager door de kandidaat-notaris. Onvriendelijke bejegening is door klaagster onvoldoende onderbouwd, derhalve ongegrond. Onvoldoende gebleken dat notaris en de kandidaat-notaris ongeoorloofde druk hebben uitgeoefend ten aanzien van aan- of verkoop van de woning, derhalve ongegrond. Klacht voor wat betreft verkoop roerend goed terecht voorgesteld. Kandidaat-notaris heeft in haar brief in te stellige bewoordingen geuit dat men niet tot een akkoord is gekomen; c.)    het weigeren van dossierinzage//partijdigheid door notaris en kandidaat-notaris.       Ten aanzien van de dossierinzage is voldoende zorgvuldig gehandeld. Van partijdigheid van de notaris is niet gebleken. ongegrond; d.)    handtekeningen klaagster op acceptgirokaarten die niet door haar zijn geplaatst.       Onvoldoende gebleken dat de notaris dan wel de kandidaat-notaris daarvan enig verwijt treft. ongegrond; e.)    notaris was al betrokken bij de taxatie van de woning voor het overlijden van erflaatster. Onvoldoende gebleken dat de kandidaat-notaris voor het overlijden van erflaatster in de woning is geweest. Van verwijtbaar onzorgvuldig gedrag is geen sprake. ongegrond; f.)      onrechtmatig uitvoeren van bankzaken. Hoewel de uitdrukkelijk toestemming van klager voor het doen van de betaling ontbrak, is de kamer van oordeel dat het betalen van verzekeringspremies voor de woning in het belang was van partijen en dat de kandidaat-notaris als zaakwaarnemer terecht deze betaling heeft verricht; g.)    het zich uitgeven als boedelnotaris. Niet is gebleken dat klager enig nadeel heeft ondervonden. Los van de vraag of hij zich als boedelnotaris heeft uitgegeven. h.)    om valse reden wilde de notaris geen handtekening zetten voor betalingen. Stelling is niet nader onderbouwd. Het valt notaris niet te verwijten dat hij geen opdrachten meer gaf om betalingen ten behoeve van de boedel te doen, nu zijn nota’s niet werden betaald.  

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN

Klachtnummer: 03/2008

Beslissing inzake de klacht van:

                                                                       [klager],

                                                                       wonende te ,

                                                                       klaagster,

                                                                       tegen

                                                                       1.         [notaris],

                                                                       notaris te ,

                                                                       en

2.                  [kandidaat-notaris] ,

                                                                       voormalig kandidaat-notaris te .

Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klager respectievelijk de notaris en de voormalig kandidaat-notaris (hierna: de kandidaat-notaris).

1.                         Het verloop  van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-       de klacht van 17 juni 2008;

-       de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht (hierna: de Kamer) aan klaagster van 1 juli 2008 en de reactie daarop met bijlagen van klaagster van 20 juli 2008;

-       de reactie van de notaris van 17 september 2008;

-       de repliek van klager van 13 oktober 2008;

-       de dupliek van de notaris van 14 november 2008;

-       het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 4 december 2008.

2.            Vaststaande feiten

               De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen:

2.1           Op 13 juni 2005 is mevrouw (hierna: erflaatster) overleden. Klaagster is een dochter van erflaatster.

2.2           Erflaatster had laatstelijk beschikt over haar nalatenschap bij testament van 31 maart 2004, maar daarin is niet afgeweken van de wettelijke erfopvolging. Klaagster en haar zuster, (hierna: de zuster), zijn derhalve gelijkgerechtigd in de nalatenschap.

2.3           De nalatenschap omvatte onder meer de woning en twee percelen grond, gelegen aan [adres] en een auto.

2.4           Op 23 juni 2005 heeft klaagster de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard en tevens voor de afwikkeling van de nalatenschap een algehele volmacht verleend aan de notaris en zijn medewerkers, plaatsvervangers en/of opvolgers. Ook de zuster van klaagster heeft een algehele volmacht verleend aan de notaris.

2.5           De kandidaat-notaris heeft de afwikkeling van de nalatenschap op zich genomen.

2.6           Op 27 juni 2005 heeft een boedeltaxatie plaatsgevonden.

2.7           Bij brief van 9 september 2005 heeft de kandidaat-notaris klaagster een overzicht gestuurd van de nalatenschap van erflaatster. Uit de brief blijkt onder meer dat de woning en de twee percelen grond zijn getaxeerd op € 477.000,00 en dat de auto is getaxeerd op € 7.500,00. Tevens meldt de kandidaat-notaris in haar brief dat klaagster heeft aangegeven dat de dagwaarde van de auto op de ANWB internetsite € 6.500,00 is en dat klaagster vrij is samen met haar zuster de waarde van de auto te bepalen. Ten slotte verzoekt de kandidaat-notaris klaagster en haar zuster aan te geven voor welke goederen zij belangstelling hebben.

2.8           Op 10 oktober 2005 heeft de kandidaat-notaris klaagster een brief gestuurd, die onder meer het volgende inhoudt:

               “(…) Uw zuster heeft verder aangegeven dat u de auto voor € 7.000,00  kunt overnemen. U heeft aangegeven dat u de auto voor € 5.800,00 wilt overnemen. Aangezien u en uw zuster niet akkoord hieromtrent zijn gekomen zal de auto voor een bedrag ad € 7.500 worden verkocht aan een derde. (…)

               In verband hiermee verneem ik binnen zeven dagen na heden schriftelijk van u welke goederen u wilt hebben en of u het huis wil overnemen (…).

2.9           Bij brief van 12 oktober 2005 heeft klaagster de kandidaat-notaris medegedeeld dat zij op

               9 oktober 2005 schriftelijk akkoord is gegaan met de overname van de auto voor een bedrag van € 7.000,00 en dat de kandidaat-notaris de auto daarom niet aan een derde kan verkopen. Tevens geeft klaagster in haar brief aan dat zij nog geen uitsluitsel kan geven over welke goederen zij wil hebben en of zij de woning wil overnemen, omdat zij nog geen volledig financieel overzicht heeft van haar erfdeel. Ten slotte deelt klaagster in haar brief mee dat zij per direct de volledige volmacht aan de notaris intrekt.

2.10         Klaagster heeft zich vervolgens gewend tot [notaris 2], notaris te [-].

2.11         Bij brief van 7 maart 2006 heeft [notaris 2] namens klaagster de zuster verzocht of zij kon instemmen met overname van de twee percelen grond.

2.12         De zuster heeft bij brief van 28 april 2006 te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met overname van de percelen grond door klaagster en dat de woning en de percelen grond tezamen dienen te worden verkocht.

2.13         Op 8 mei 2006 heeft klaagster een brief naar de notaris gestuurd, waarin zij onder meer aangeeft te willen weten of de notaris de zuster heeft gemeld dat de percelen grond de bestemming bouwgrond hebben en waarom dit jegens klaagster verzwegen wordt.

2.14         Bij brief van 8 juni 2006 heeft de kandidaat-notaris klaagster onder meer bericht dat zij geen uitlatingen aan de zuster heeft gedaan inzake de waarde of bestemming van de percelen grond, omdat één en ander duidelijk omschreven staat in het taxatierapport.

2.15         Klaagster heeft bij brief van 6 augustus 2006 de kandidaat-notaris onder meer medegedeeld dat zij het een kwalijke zaak vindt dat de kandidaat-notaris zonder medeweten van klaagster betalingen doet.

2.16         Bij brief van 24 augustus 2006 heeft de zuster de notaris medegedeeld dat zij akkoord gaat met de overdracht van de percelen grond en dat indien klaagster niet akkoord gaat met de in de brief gestelde voorwaarden de woning en de percelen tezamen moeten worden verkocht.

2.17         Op 11 september 2006 heeft klaagster de notaris en de kandidaat-notaris bij brief medegedeeld dat zij klaagster onvoldoende informeren en enkel de belangen van de zuster behartigen. Tevens stelt klaagster in haar brief niet akkoord te gaan met de door haar zuster gestelde voorwaarde voor overname van de percelen grond en vraagt klaagster om uitleg over hoe het kan dat op twee acceptgirokaarten haar handtekening staat op een plaats waar zij geen handtekening gezet heeft.

2.18         In reactie op de brief van 11 september 2006 van klaagster heeft de kandidaat-notaris klaagster op 15 september 2006 een brief gestuurd, waarin zij in gaat op de vragen van klaagster en onder meer aangeeft dat zij niet alleen de belangen van de zuster behartigt, maar in hun beider belang de afwikkeling van de nalatenschap wil bespoedigen. Tevens meldt de kandidaat-notaris in haar brief dat zij geen idee heeft hoe de handtekening op de acceptgiro is gekomen, waarbij zij aangeeft dat verschillende acceptgiro’s lijken te zijn.

2.19         Op 27 februari 2007 heeft de notaris brieven gestuurd naar klaagster en haar zuster, waarin hij stelt dat de afwikkeling van de nalatenschap zich in een impasse bevindt. De notaris meldt in de brief dat mede door de afwezigheid van de kandidaat-notaris over een aantal zaken geen duidelijkheid bestaat, waaronder de woning. De notaris adviseert klaagster en haar zuster met klem mee te werken aan de verkoop van de woning en doet daartoe een voorstel in zijn brief. Tevens geeft de notaris aan dat indien er op korte termijn geen overeenstemming zou worden bereikt over de verkoop van de woning en zich geen andere oplossing aandient, hij zal moeten overwegen of hij verder nog de verantwoordelijkheid als boedelnotaris kan dragen, nu het gevaar dat rekeningen niet betaald kunnen worden erg dichtbij komt.

2.20         Bij brief van 12 maart 2007 heeft klaagster de notaris onder meer medegedeeld dat zij nog steeds wacht op een voorstel met betrekking tot de twee percelen grond en dat de woning in de verkoop kan zodra de twee percelen op haar naam staan.

2.21         Op 2 april 2007 heeft klaagster de notaris onder meer geschreven dat haar bewust geweigerd is haar dossier in te zien, dat zij maar één keer in de woning aanwezig is geweest voor een taxatie en dat zij zich afvraagt waarom de notaris twee keer met de taxateur in de woning is geweest.

2.22         Bij brief van 5 april 2007 heeft de kandidaat-notaris klaagster en haar zuster onder meer medegedeeld dat klaagster heeft aangegeven akkoord te gaan met de verkoop van de woning, indien zij de twee percelen voor de getaxeerde waarde mag overnemen en dat de zuster heeft medegedeeld dat zij akkoord gaat met de verkoop van de woning en daarna de overdracht van de percelen aan klaagster. De notaris stelt in zijn brief voorts dat, na ontvangst van de schriftelijke bevestiging van de zuster, de verkoop in gang zal worden gezet.

2.23         Op 13 april 2007 heeft de notaris klaagster en haar zuster een brief gestuurd, waarin hij mededeelt dat hij van de zuster de bevestiging heeft ontvangen, waarin zij akkoord gaat met de verkoop van de woning en daarna de overdracht van de percelen aan klaagster. Voorts meldt de notaris dat hij van klaagster een reactie heeft ontvangen, waarin zij aangeeft dat de percelen grond eerst aan haar moeten worden overgedragen en dat zij dan toestemming voor verkoop van het huis zal geven. De notaris stelt in zijn brief voor de overdracht van de woning tegelijk met de toedeling van de percelen grond aan klaagster te laten plaatsvinden.

2.24         Bij brief van 26 april 2007 heeft de toenmalige advocaat van klaagster, de kandidaat-notaris verzocht om een kopie van de brief van de zuster waarin zij toestemming geeft voor toedeling van de percelen grond aan klaagster.

2.25         In reactie hierop heeft de kandidaat-notaris bij brief van 1 mei 2007 [advocaat] medegedeeld dat de zuster heeft aangegeven akkoord te gaan met het voorstel om de verkoop van de woning tegelijk met de toedeling van de percelen grond aan klaagster te laten plaatsvinden en dat zij niet de vrijheid heeft om kopieën van de brieven van de zuster door te sturen naar klaagster.

2.26         Op 21 juni 2007 heeft de kandidaat-notaris klaagster en haar zuster een brief gestuurd, waarin zij aangeeft dat er geen overeenstemming is bereikt en dat zij de bemoeienissen van de advocaten van klaagster en haar zuster afwacht en zij haar werkzaamheden na bericht van de advocaten weer zal hervatten.

2.27         Bij brief van 2 juli 2007 heeft klaagster de notaris en de kandidaat-notaris medegedeeld dat zij tijdens het telefonisch contact van 28 juni 2007 met de kandidaat-notaris het vertrouwen in zowel de notaris als de kandidaat-notaris heeft opgezegd en dat het haar bevreemdt dat de correspondentie van haar zuster bij de dossierinzage verwijderd zou worden en zij niet het hele dossier zou mogen inzien.

2.28         Op 26 juni 2007 heeft de advocaat van de zuster, een brief gestuurd naar [advocaat], waarin hij mededeelt dat de zuster niet instemt met het toedelen van de percelen grond aan klaagster en dat voor zover de zuster in het verleden zou hebben aangeboden daarmee onder voorwaarden in te stemmen dit aanbod wordt ingetrokken.

2.29         Bij brief van 8 juli 2007 heeft klaagster de notaris en de kandidaat-notaris medegedeeld dat zij tijdens de dossierinzage op 5 juli 2007 slechts een gedeelte van het dossier heeft mogen lezen en er een medewerker van de notaris bij moest blijven. Tevens heeft klaagster in haar brief gemeld dat de kandidaat-notaris geen duidelijk antwoord gaf op vragen van klaagster.

2.30         Op 25 juli 2007 heeft [advocaat] de kandidaat-notaris schriftelijk verzocht mee te delen op welke datum de eerste taxatie van de woning heeft plaatsgevonden en in wiens opdracht dat is gebeurd.

2.31         Bij brief van 2 augustus 2007 heeft de notaris [advocaat] medegedeeld dat door de zuster op 20 juni 2005 en door klaagster op 23 juni 2005 volmacht is gegeven aan ieder van de medewerkers van zijn kantoor om hen te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder en dat de volmacht van klaagster door haar op 12 oktober 2005 is ingetrokken. Voorts heeft de notaris in zijn brief gemeld dat op 23 juni 2005 namens de erfgenamen opdracht is gegeven tot het taxeren van de woning en de inboedelgoederen en dat vervolgens de taxatie van de inboedelgoederen op 27 juni 2005 door Veilinghuis [naam veilinghuis] te [plaats] en de taxatie van de woning en de percelen grond op 27 augustus 2005 door [makelaarskantoor] te[-] is uitgevoerd.

2.32         In reactie op de brief van 2 augustus 2007 heeft klaagster op 7 augustus 2007 een brief gestuurd naar de kandidaat-notaris, waarin zij aangeeft dat de taxatie van de woning en de percelen grond niet op 27 augustus 2005 maar op 23 juni 2005 heeft plaatsgevonden en dat de kandidaat-notaris daarbij niet aanwezig was. Voorts meldt klaagster in haar brief dat de taxatie van de inboedel vóór 23 juni 2005 heeft plaatsgevonden en verzoekt zij de kandidaat-notaris de exacte datum van de taxatie van de inboedel en de naam van de opdrachtgever door te geven.

2.33         Bij brief van 14 augustus 2007 heeft de notaris klaagster medegedeeld dat de datum van de opdracht, opname en inspectie voor de taxatie van de woning en de percelen grond op 23 juni 2005 heeft plaatsgevonden en op 17 augustus 2005 is uitgewerkt c.q. ondertekend en dat in de brief van 2 augustus 2005 per abuis 27 augustus 2005 is opgenomen, maar dit 17 augustus 2005 moet zijn. Voorts meldt de notaris in haar brief dat de kandidaat-notaris op verzoek van [medewerker veilinghuis], ter voorbereiding van de taxatie, op 24 juni 2005 met hem naar de woning is geweest en dat de taxatie van de inboedelgoederen vervolgens op 27 juni 2005 heeft plaatsgevonden.

2.34         Bij brieven van 20 augustus 2007 en 17 september 2007 heeft klaagster de notaris en de kandidaat-notaris onder meer medegedeeld van hen te willen weten hoe zij op 24 juni 2005 de woning zijn binnengekomen, aangezien zij op die datum nog niet in het bezit waren van een sleutel van de woning.

2.35         Op 2 oktober 2007 heeft de notaris klaagster een brief gestuurd, waarin hij onder meer aangeeft dat de kandidaat-notaris en de heer Bouwman ter voorbereiding van de taxatie naar de woning zijn geweest en dat de kandidaat-notaris daarvoor een huissleutel heeft gebruikt, maar dat zij zich niet meer kan herinneren welke dat precies is geweest.

2.36         Bij brief van 27 november 2007 heeft klaagster de notaris nogmaals gevraagd wie de opdrachtgever was van de voorbereiding van de inboedeltaxatie en heeft zij aangegeven dat de kandidaat-notaris op 24 juni 2005 niet in het bezit was van de sleutels van de woning, dat er volgens de heer Bouwman een man heeft opengedaan en dat klaagster niet de opdrachtgever was.

2.37         De notaris heeft mrs. [advocaten] op 20 december 2007 bij brief onder meer medegedeeld dat hij duidelijkheid wenst te verkrijgen over zijn positie in de nalatenschap, in het bijzonder over de vraag of hij nog steeds gerechtigd is op basis van de eerder gegeven volmacht namens de zuster betalingen te verrichten, of hij nog steeds werkzaam is als boedelnotaris ten aanzien van deze nalatenschap en of hij de vanaf november 2005 verrichte werkzaamheden heeft uitgevoerd als boedelnotaris. Voorts meldt de notaris in zijn brief dat de kandidaat-notaris per 31 december zijn kantoor verlaat in verband met vertrek naar het buitenland.

2.38         Bij brief van 29 december 2007 heeft klaagster de notaris en de kandidaat-notaris medegedeeld dat de kandidaat-notaris op 27 december 2007 zonder toestemming van klaagster € 500,00 van de ervenspaarrekening naar de lopende ervenrekening heeft laten overboeken en dat zij ook de rekening van Univé heeft laten betalen zonder dat klaagster daarvoor een handtekening had gezet. Klaagster benadrukt in haar brief dat zij uitsluitend gezamenlijk bevoegd en gerechtigd zijn om over de bankrekeningen te beschikken.

3.                         De klacht en de gronden waarop deze berust

               De klacht valt uiteen in acht onderdelen.

3.1           Het eerste klachtonderdeel betreft het verstrekken van onjuiste informatie met betrekking tot de volmacht en het niet registreren van een aanvulling in het testament. De kandidaat-notaris heeft klaagster onjuiste informatie verstrekt; zij heeft aangegeven dat klaagster de algehele volmacht moest tekenen omdat anders de nalatenschap niet afgewikkeld kon worden. Klaagster heeft onder druk van de kandidaat-notaris de algehele volmacht ondertekend.

               Voorts heeft erflaatster klaagster voor haar overlijden te kennen gegeven dat de woning en de twee percelen grond aan klaagster zouden toekomen. Dit is ook besproken tijdens een gesprek dat klaagster en erflaatster op 3 juni 2005 met de notaris hebben gehad.

3.2           Het tweede klachtonderdeel van klaagster houdt in dat de notaris en de kandidaat-notaris dwingend gedrag hebben vertoond bij de afwikkeling van de nalatenschap en dat de kandidaat-notaris klaagster onvriendelijk heeft bejegend. Het dwingende gedrag is erin gelegen dat de notaris en de kandidaat-notaris klaagster verscheidene malen hebben gevraagd of zij de woning en de percelen grond wilde overnemen en dat klaagster op

10 oktober 2005 binnen zeven dagen moest doorgeven of zij de woning en de percelen grond wilde overnemen. Ook moest klaagster de auto voor de getaxeerde waarde overnemen en werd de prijs die klaagster op grond van een eigen taxatie had voorgesteld terzijde geschoven. De kandidaat-notaris deelde mee dat indien klaagster en haar zuster geen overeenstemming bereikten over de overnameprijs van de auto, die onmiddellijk aan een derde zou worden verkocht. De notaris en de kandidaat-notaris hebben zich hierbij niet neutraal opgesteld.

               Voorts werd de houding van de kandidaat-notaris nadat klaagster de volmacht had getekend steeds onvriendelijker, arroganter en persoonlijker.

3.3           Het derde klachtonderdeel betreft het weigeren door de kandidaat-notaris van dossierinzage en partijdigheid van de notaris en de kandidaat-notaris. Klaagster had op 28 oktober 2005 een afspraak met de kandidaat-notaris om het dossier in te zien, maar de kandidaat-notaris weigerde de dossierinzage. Voorts heeft de notaris de zuster te kennen gegeven dat de twee percelen grond bouwgrond betreffen, waardoor de zuster geen toestemming gaf voor overname van de twee percelen grond. De notaris heeft verzwegen voor klaagster dat het bouwgrond betreft. Ook heeft de notaris een voorstel gedaan tot het verbinden van een afrekenclausule met een termijn van tien jaar aan de overname van de percelen grond. Dit is een te lange termijn.

3.4           Het vierde klachtonderdeel betreft handtekeningen van klaagster op acceptgirokaarten die niet door haar zijn geplaatst. Op twee acceptgirokaarten die door de notaris naar de bank zijn gezonden staat aan de rechterzijde de handtekening van klaagster, terwijl zij zelf haar handtekening aan de linkerzijde heeft gezet en de acceptgirokaarten zo heeft afgegeven bij het notariskantoor. Uit een brief van de Rabobank aan de notaris blijkt dat de twee aan de rechterzijde geplaatste handtekeningen niet overeenkomen met de handtekening in haar systeem.

3.5           Het vijfde klachtonderdeel houdt in dat de notaris al betrokken was bij de taxatie van de woning vóór het overlijden erflaatster. Het is onmogelijk dat de notaris op 24 juni 2005 in de woning is geweest, omdat klaagster na het overlijden van erflaatster op 13 juni 2005 de sloten heeft laten veranderen en enkel klaagster een sleutel had van de woning. De taxatie moet dus voor 13 juni 2005 hebben plaatsgevonden. De notaris weigert de juiste datum van de eerste taxatie te geven.

3.6           Het zesde klachtonderdeel betreft het onrechtmatig uitvoeren van bankzaken. Op

26 december 2007 heeft de notaris zonder medeweten en handtekening van klaagster

€ 500,00 overgeboekt van de ervenspaarrekening naar de lopende ervenrekening. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris op 27 december 2007 zonder medeweten en handtekening van klaagster een betaling gedaan voor de verzekering van de woning.

3.7           Het zevende klachtonderdeel betreft het zich uitgeven als boedelnotaris. De notaris heeft    zich niet als boedelnotaris voor de nalatenschap laten registreren. Hoewel klaagster op

12 oktober 2005 de volmacht heeft ingetrokken, bleef de notaris zich tot het eind uitgeven als boedelnotaris.

3.8           Het achtste klachtonderdeel houdt in dat de notaris om valse redenen geen handtekening heeft willen zetten voor betalingen. De zuster heeft klaagster medegedeeld dat zij alle rekeningen van de notaris zou betalen en dat zij dit ook aan de notaris heeft gemeld. Voor niet voldane rekeningen moest de notaris bij de zuster zijn. Voor de notaris was er geen reden om de rekeningen betreffende de vaste lasten van de woning niet meer te betalen, hij belastte daar enkel klaagster mee.

4.            Het verweer

4.1           Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij niet aanwezig is geweest bij het gesprek waarbij de algehele volmacht is getekend. De kandidaat-notaris heeft het gesprek met klaagster gevoerd. Volgens de notaris zal de kandidaat-notaris mogelijk hebben aangedrongen op ondertekening van een volmacht aan kantoormedewerkers om zodoende de financiële afwikkeling te vereenvoudigen, maar is van dwang geen sprake geweest. Voorts heeft de notaris aangevoerd dat hij zich niet kan herinneren dat tijdens het gesprek op 3 juni 2005 ter sprake is gekomen dat de woning en de twee percelen grond aan klaagster waren toebedeeld. Van een ander testament is volgens de notaris niets bekend. Aangezien de inhoud van het testament van erflaatster bekend was, was het volgens de notaris gebruikelijk en logisch naar het bestaan van een codicil te informeren.

4.2           Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel heeft de notaris over de houding van de kandidaat-notaris opgemerkt dat hij haar in de omschrijving die klaagster heeft gegeven niet herkent. Voorts heeft de notaris aangevoerd dat van dwang van de zijde van de notaris en de kandidaat-notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap voor wat betreft de woning en de auto geen sprake was. Ten aanzien van de auto heeft de notaris aangevoerd dat de overeengekomen overnameprijs van € 7.000,00 niet zijn voorstel was, maar dat van de zuster, waarmee klaagster akkoord is gegaan. Ten aanzien van de woning heeft de notaris gesteld dat mede gezien de financiële toestand van klaagster en haar zuster werd getracht de verkoop zo snel mogelijk in gang te zetten. Van dwang tot medewerking was geen sprake volgens de notaris, hoogstens van enige aandrang op tot een spoedige verkoop te komen.

4.3           Betreffende het derde klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij geen vrije inzage geeft in dossiers indien de verstandhouding tussen de erfgenamen niet goed is. Wel is het volgens de notaris altijd mogelijk een afspraak te maken voor inzage, zoals met klaagster is gebeurd. De brieven met een persoonlijk karakter en/of een persoonlijke ontboezeming van de andere partij zijn uit het dossier verwijderd. De overige stukken heeft klaagster kunnen inzien, waarbij als gebruikelijk een van de medewerkers van de notaris in de kamer aanwezig was.

Voorts heeft de notaris ontkend dat hij de percelen grond als bouwgrond heeft aangemerkt. Ten aanzien van de voorgestelde afrekenclausule heeft de notaris gesteld dat de termijn van tien jaar door de zuster is voorgesteld en dat partijen onderling een andere termijn kunnen overeenkomen.

4.4           Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij niet weet hoe het mogelijk is dat op de twee acceptgirokaarten handtekeningen van klaagster staan waarvan zij stelt die niet te hebben geplaatst en dat het wellicht verschillende acceptgirokaarten zijn.

4.5           Met betrekking tot het vijfde klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij niet bekend is met een taxatie die heeft plaatsgevonden vóór het overlijden van erflaatster en dat daarvoor ook geen reden bestond.

4.6           Betreffende het zesde klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij in overleg met

                 [advocaat zus] had besloten om ter voorkoming van opschorting van de dekking de verzekeringspremie van de woning te voldoen, waarvoor een kleine aanvulling van de betaalrekening vanaf de spaarrekening nodig was. De notaris heeft voorts verklaard niet te weten of de kandidaat-notaris heeft getracht klaagster te bereiken voor overleg over die betaling, maar dat zij wellicht in het overleg met [advocaat zus] en in het belang van de betaling legitimatie heeft gevonden de betaling te doen.

4.7           Ten aanzien van het zevende klachtonderdeel heeft de notaris aangevoerd dat hij zich afvraagt of hij in deze zaak wel boedelnotaris was, aangezien klaagster de volmacht had ingetrokken en zij de nota niet wenste mee te betalen.

4.8           Ten aanzien van het achtste klachtonderdeel heeft de notaris ontkend dat hij vanaf het begin op de hoogte was van de afspraak dat de zuster al zijn nota’s zou betalen. De notaris stelt eerst begin 2008 de bevestiging daarvan te hebben ontvangen van [advocaat zus].

5.             De beoordeling van de klacht

5.1           Vooropgesteld wordt dat de Kamer de kandidaat-notaris niet om een reactie op de klacht van klaagster heeft kunnen vragen en haar evenmin heeft kunnen oproepen voor de mondelinge behandeling, aangezien het huidige adres van de kandidaat-notaris – ondanks onderzoek door de Kamer - onbekend is gebleken.

               Klachtonderdeel 1

5.2           De Kamer is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat bij het tekenen van de volmacht ongeoorloofde druk is uitgeoefend door de kandidaat-notaris. Wellicht heeft de

                kandidaat-notaris aangedrongen op ondertekening, maar duidelijk was dat klaagster en haar zuster onderling niet tot overeenstemming konden komen over verscheidene zaken betreffende de nalatenschap, terwijl een volmacht aan de notaris en zijn medewerkers in dergelijke gevallen niet ongebruikelijk is.

                Voorts is de Kamer is niet gebleken van een ander testament, waarin de woning en de twee percelen aan klaagster worden toebedeeld. Nu de notaris heeft bestreden dat er sprake was van een rechtsgeldige toedeling van de woning en de twee percelen aan klaagster en klaagster daartegenover niet heeft aangetoond dat genoemde goederen aan haar zijn toebedeeld, is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag van de notaris. Op grond van het vorenstaande acht de Kamer dit klachtonderdeel ongegrond.

                Klachtonderdeel 2

5.3                     Ten aanzien van de bejegening van klaagster door de kandidaat-notaris merkt de Kamer op dat onvoldoende gebleken is dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag, nu klaagster haar stelling dat de kandidaat-notaris zich jegens haar steeds onvriendelijker en arroganter opstelde onvoldoende heeft onderbouwd.

                Voorts is de Kamer van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de notaris en de kandidaat-notaris klaagster onder ongeoorloofde druk hebben gezet ten aanzien van aan- of verkoop van de woning. De kandidaat-notaris heeft in haar brief aan klaagster van 9 september 2005 aangegeven dat omtrent de woning een beslissing moest worden genomen, dat zij graag van klaagster en haar zuster wilde vernemen of zij voor de in de brief genoemde waarde de woning willen overnemen en heeft zij voorgesteld om wanneer beiden geen belangstelling hebben voor de woning het huis zo spoedig mogelijk in de verkoop te doen. In haar brief van 10 oktober 2005 heeft de kandidaat-notaris klaagster verzocht binnen zeven dagen mede te delen of zij de woning wilde overnemen. Nu het gezien de omstandigheden in het belang van klaagster en haar zuster was om ten aanzien van de woning tot spoedige besluitvorming te komen, kan naar het oordeel van de Kamer uit hetgeen de kandidaat-notaris dienaangaande in voormelde brieven heeft geschreven niet worden geconcludeerd dat sprake is van ongeoorloofde dwang.

                Daarentegen is de Kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris zich in haar brief van

                10 oktober 2005 ten aanzien van de auto in te stellige bewoordingen heeft uitgedrukt waar zij schrijft dat aangezien klaagster en haar zuster niet tot een akkoord zijn gekomen omtrent de auto, deze zal worden verkocht aan een derde. De stelling van de kandidaat-notaris daarover in haar brief acht de Kamer gezien de omstandigheden te resoluut. Dit klachtonderdeel is derhalve terecht voorgesteld. Nu de brief door de kandidaat-notaris is geschreven en niet is gesteld of gebleken dat de notaris zich eveneens in dergelijke bewoordingen heeft uitgelaten, treft de notaris evenwel geen verwijt van voormeld klachtonderdeel.

Klachtonderdeel 3

5.4           De Kamer is van oordeel dat de notaris ten aanzien van de dossierinzage voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Om te voorkomen dat de verhoudingen tussen klaagster en haar zuster nog verder zouden worden verstoord heeft de notaris klaagster inzage gegeven in de objectieve stukken uit het dossier en persoonlijke stukken achterwege gelaten. De notaris was niet verplicht volledige inzage in het dossier te geven. Hij heeft een afweging gemaakt tussen de belangen van partijen en terecht geoordeeld dat de persoonlijke stukken van de zuster niet door klaagster mochten worden ingezien.

                Nu de notaris heeft betwist dat hij de percelen grond als bouwgrond heeft aangemerkt en klaagster haar stelling niet nader heeft onderbouwd, is niet gebleken dat de notaris enig verwijt treft van (het veroorzaken van) de weigering tot het geven van toestemming voor het overnemen van de twee percelen grond door klaagster. Evenmin is gebleken dat ten aanzien van de afrekenclausule met betrekking tot de percelen grond de notaris een verwijt valt te maken, nu de notaris heeft verklaard dat de termijn door de zuster is voorgesteld en partijen in overleg van die termijn kunnen afwijken. Daar komt bij dat een termijn van tien jaar bij een dergelijke clausule niet ongebruikelijk is. Van partijdigheid van de notaris is niet gebleken. Gezien het vorenstaande is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

   Klachtonderdeel 4

5.5           Nu niet is gesteld of gebleken dat de notaris of de kandidaat-notaris de betreffende handtekeningen heeft gezet of daarbij op enige wijze betrokken zijn geweest, acht de Kamer onvoldoende gebleken dat de notaris dan wel de kandidaat-notaris daarvan enig verwijt treft. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

               Klachtonderdeel 5

5.6           De Kamer is van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de kandidaat-notaris vóór het overlijden van erflaatster in de woning is geweest. In de brief van 14 augustus 2007 heeft de notaris medegedeeld dat de kandidaat-notaris op 24 juni 2005 ter voorbereiding van de taxatie naar de woning is geweest en dat de taxatie op 27 juni 2005 heeft plaatsgevonden. Voorts is niet gesteld of gebleken dat de kandidaat-notaris zich op onrechtmatige wijze toegang tot de woning heeft verschaft. Van verwijtbaar onzorgvuldig gedrag is dan ook geen sprake. Dit klachtonderdeel treft derhalve geen doel.

               Klachtonderdeel 6

5.7           Hoewel de uitdrukkelijke toestemming van klaagster voor het doen van de betaling ontbrak, is de Kamer van oordeel dat het betalen van de verzekeringspremie voor de woning in het belang van partijen was en dat de kandidaat-notaris derhalve als zaakwaarnemer terecht die betaling heeft verricht. Daar komt bij dat klaagster nadat zij op de hoogte kwam van de betaling niet heeft aangegeven dat die ongedaan gemaakt moest worden. Van onjuist handelen door de notaris of de kandidaat-notaris is geen sprake. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel 7

5.8           De Kamer is van oordeel dat los van de vraag of de notaris zich al dan niet heeft uitgegeven als boedelnotaris, niet gebleken is dat klaagster enig nadeel heeft ondervonden. Vast staat dat klaagster en haar zuster onderling geen overeenstemming konden bereiken over de afwikkeling van de nalatenschap. In dat kader heeft de notaris heeft diverse werkzaamheden verricht, waartegen klaagster geen bezwaren heeft geuit. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

    Klachtonderdeel 8

5.9           De Kamer is van oordeel dat nu klaagster haar stelling niet nader heeft onderbouwd, onvoldoende gebleken is dat de notaris vanaf het begin wist dat de zuster de nota’s zou voldoen. Dat de notaris vanwege het niet ontvangen van betalingen op zijn nota’s geen opdrachten meer gaf voor betalingen ten behoeve van de boedel, valt hem dan ook niet te verwijten. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

               Conclusie

5.10         Op grond van het vorenstaande is niet gebleken dat de notaris en de kandidaat-notaris niet onpartijdig hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap. Zij hebben voorstellen gedaan waarbij de belangen van beide partijen in acht zijn genomen.

   De conclusie dient te zijn dat het tweede klachtonderdeel ten aanzien van de kandidaat-notaris gedeeltelijk gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond zijn. De geconstateerde ongepaste mededeling van de kandidaat-notaris betreffende het tweede klachtonderdeel acht de Kamer echter niet dusdanig ernstig is dat ter zake daarvan een maatregel dient te worden opgelegd.

5.11         Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

6.            De beslissing

               De Kamer:

6.1                     verklaart het tweede klachtonderdeel ten aanzien van de kandidaat-notaris gedeeltelijk gegrond, zonder dat zij de kandidaat-notaris daarbij een maatregel oplegt;

6.2                     verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

                Aldus gegeven door mr. J.B. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.W.J.M. Schurink en mr. E.J. Oostrik, leden en mr. M.C.J. Heessels en mr. A.J.H.M. Janssen, plaatsvervangende leden, zulks in tegenwoordigheid van mr. M.S. Arnoldus als plaatsvervangend secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2009.

secretaris                                                     De plaatsvervangend voorzitter is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.

                      Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechthof luidt:

                      Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.