ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0349 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-13

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0349
Datum uitspraak: 04-11-2009
Datum publicatie: 02-12-2009
Zaaknummer(s): 09-13
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft als bemiddelaar voldoende gedaan om de familieleden bij elkaar te brengen. Uit de ontvangen reacties heeft hij afgeleid dat, anders dan klager betoogt, nog geen overeenstemming tussen betrokkenen was bereikt. Hij heeft toen geconstateerd dat hem niets anders overbleef dan zijn bemiddeling te staken. Dat de notaris zulks om de door hem genoemde reden mondeling aan de familieleden heeft kenbaar gemaakt, zoals door hem gesteld en door klager onvoldoende weersproken, is alleszins aanvaardbaar. Klager was van begin af aan bekend met het verschil in standpunten tussen hem en de overige familieleden over de verzorging, het beheer van het persoonsgebonden budget en de financiën van hun (schoon)moeder. Hij had daarom in voormelde periode ook zelf verdere stappen bij deze familieleden kunnen nemen voor het realiseren van een definitieve overeenstemming. Klacht ongegrond.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 4 november 2009 inzake de klacht onder nummer 09-13 van:

[...],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2009;

·         het antwoord van de notaris;

·         de repliek van klager;

·         de dupliek van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009.

Daarbij waren aanwezig:

·         klager;

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt. De ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager zijn in kopie aan het proces­verbaal gehecht.

De feiten

In november 2006 heeft de notaris contact gehad met na te noemen familieleden van klager in verband met het verzoek van de twee zusters van klager, [klagers zuster 01] en [klagers zuster 02], en zijn zwager [...] tot het uitbrengen van advies over een mogelijke ondercuratelestelling van [...], de moeder van klager en zijn twee zusters.

Nadat de notaris tijdens zijn gesprek op 1 november 2006 met klagers zwager was gebleken dat binnen de familie onenigheid bestond over de verzorging, het beheer van het persoonsgebonden budget en de financiën van klagers moeder, heeft de notaris aangeboden hierover een gesprek met klager te voeren. De familie­leden van klager hebben afgezien van een verzoek tot ondercuratelestelling, maar zijn wel ingegaan op het aanbod tot bemiddeling.

Op 27 december 2006 heeft de notaris zich in een gesprek met klager en klagers zwager bereid verklaard een conceptovereenkomst op te stellen over de wijze waarop het geschil tussen de betrokken familieleden over de zorg van klagers moeder en de financiering daarvan zou kunnen worden bijgelegd. Na rondzending van deze conceptovereenkomst op 4 januari 2007 en vervolgens ontvangst van de reacties van klager, diens zusters en klagers zwager heeft de notaris besloten zijn bemiddeling te staken en het dossier te sluiten.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt de notaris dat deze zich niet heeft ingespannen om de mondelinge overeenkomst uit te voeren, die tussen klager en klagers zwager bij de notaris op 27 december 2006 was bereikt. Na de rondzending aan betrokkenen van de conceptovereenkomst heeft de notaris niets meer aan klager laten horen, noch klager schriftelijk meegedeeld dat hij zijn bemiddeling had gestaakt. Telefonisch rappel van klager naderhand bij de notaris leidde tot een “sorry, de zaak is afgesloten” van de notaris. Deze nalatige opstelling van de notaris heeft klager gefrustreerd in zijn pogingen de door hem gewenste zorg en (financiële) begeleiding aan zijn zieke moeder te geven.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Tegenover het verwijt van klager staat het verweer van de notaris dat de mislukking van zijn bemiddeling niet aan hem kan worden verweten, maar aan het gebrek aan vertrouwen tussen de familieleden, hetgeen hem was gebleken bij ontvangst van hun reacties na zijn rondzending van de conceptovereenkomst. De notaris heeft bewust ervoor gekozen om gezien de verhouding tussen de familieleden het staken van zijn bemiddeling niet schriftelijk maar mondeling aan de familieleden mee te delen, om een escalatie tussen klager en zijn zusters te voorkomen, aldus de notaris.

De Kamer is van oordeel dat de notaris in zijn hoedanigheid van bemiddelaar voldoende heeft gedaan in zijn pogingen de familieleden in de periode november 2006 tot en met februari 2007 bij elkaar te brengen. Uit de ontvangen reacties heeft hij afgeleid dat, anders dan klager thans betoogt, nog geen overeenstemming tussen betrokkenen was bereikt. Hij heeft toen geconstateerd dat hem niets anders overbleef dan zijn bemiddeling te staken. Dat de notaris zulks om de door hem genoemde reden mondeling aan de familieleden heeft kenbaar gemaakt, zoals door hem gesteld en door klager onvoldoende weersproken, is alleszins aanvaardbaar. Klager was van begin af aan bekend met het verschil in standpunten tussen hem en de overige familieleden over de verzorging, het beheer van het persoonsgebonden budget en de financiën van hun (schoon)moeder. Hij had daarom in voormelde periode ook zelf verdere stappen bij deze familieleden kunnen nemen voor het realiseren van een definitieve overeenstemming.

De klacht is daarom ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J. Smal en E.D. Smit, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2009.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.