ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0337 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-17

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0337
Datum uitspraak: 11-11-2009
Datum publicatie: 13-11-2009
Zaaknummer(s): 09-17
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Wat er ook zij van de toenmalige medische toestand van klaagster, zoals beschreven in het overgelegde medisch rapport -  waarvan de notaris overigens kennelijk pas in deze klachtprocedure heeft kennisgenomen  - , de Kamer is van oordeel dat de omstandigheid alleen al dat klaagster op de dag van de ondertekening van de notariële volmacht als patiënte in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, voor de notaris de doorslaggevende reden had moeten zijn om éérst bij de medische staf en in ieder geval bij de behandelaar van klaagster na te gaan of en in hoever klaagster in staat kon worden geacht haar wil voor de afgifte van de notariële volmacht te bepalen. Klacht gegrond met berisping.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 11 november 2009 inzake de klacht onder nummer 09-17 van:

[...],

hierna te noemen: klaagster,

advocaat mr. G. van der Steen,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 25 maart 2009, met bijlagen;

·         het antwoord van de notaris;

·         de repliek van klaagster, met bijlagen;

·         de dupliek van de notaris, met bijlage.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster met haar advocaat,

·         de notaris met haar kantoorgenoot, notaris [...] te [...].

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Klaagster was van 13 oktober 2001 tot 24 april 2002 als patiënt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

Bij notariële volmacht van 28 november 2001 heeft klaagster aan haar toenmalige echtgenoot, [...], volmacht gegeven om voor en namens klaagster het recht van hypotheek en het pandrecht te vestigen op drie aan haar in eigendom toebehorende woningen. De notaris, toentertijd kandidaat-notaris en als waarnemer van een vacant protocol optredend, had daartoe de volmacht opgemaakt en klaagster in het ziekenhuis bezocht, alwaar zij onder vier ogen met klaagster gesproken heeft, waarna klaagster de volmacht ondertekende.

Deze volmacht is gebruikt voor een hypotheekakte, die voor de notaris op 30 november 2001 is gepasseerd. De hypotheek is hierbij mede op klaagsters naam gevestigd.

Bij vonnis van 21 januari 2009 van de  rechtbank ’s-Gravenhage is de ex-echtgenoot van klaagster veroordeeld tot overdracht aan klaagster van de onverdeelde helft van een van de woningen waarop het recht van hypotheek is gevestigd.

De klacht en het verweer van de notaris  

Klaagster kan zich niet herinneren de notariële volmacht van 28 november 2001 te hebben gegeven.

Zij verwijt de notaris dat deze onzorgvuldig gehandeld heeft doordat de notaris op 28 november 2001 toen zij klaagster in het psychiatrisch ziekenhuis bezocht, klaagsters wilsbekwaamheid voor het geven van de notariële volmacht onvoldoende had getoetst. De notaris had toen met name verzuimd eerst navraag te doen bij op zijn minst een behandelaar in het psychiatrisch ziekenhuis over de (slechte) medische toestand van klaagster. Ter ondersteuning van haar klacht verwijst klaagster naar het door haar overgelegde medisch rapport van 19 augustus 2002.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht
De ontvankelijkheid van de klacht

Klaagster kan worden ontvangen in haar klacht, nu zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij pas op 10 januari 2007 heeft kennisgenomen van de door haar verweten gedraging van de notaris, toen zij een verzoekschrift tot echtscheiding ontvangen had dat door haar toenmalige echtgenoot was ingediend. Uit dat stuk bleek dat voormelde echtgenoot op 30 november 2001 bij door de notaris gepasseerde leveringsakte eigenaar was geworden van een van de woningen waarop het onder de feiten genoemde hypotheekrecht was gevestigd en waarvan klaagster niet beter wist dan dat zij daarvan de (mede)eigenaresse was. Daarmee valt het moment van indienen van de klacht van klaagster binnen de volgens artikel 99 lid 12 geldende vervaltermijn van drie jaren voor het tijdig indienen van een klacht.

De klacht

De notaris heeft tot haar verweer aangevoerd, dat zij van mening is (en blijft) dat klaagster de notaris destijds duidelijke en heldere antwoorden heeft gegeven op de vragen van de notaris, zodat deze er niet aan hoefde te twijfelen dat klaagster precies begreep wat de notaris haar vertelde.

Tot haar verweer dat klaagster op 28 november 2001 volledig wilsbekwaam was voor de afgifte van klaagsters volmacht aan haar toenmalige echtgenoot, verwijst de notaris naar de door de notaris aangestreepte passage uit het medisch rapport van 19 augustus 2002, welk rapport klaagster in deze klachtprocedure heeft ingebracht.

Wat er ook zij van de toenmalige medische toestand van klaagster, zoals beschreven in dit medisch rapport -  waarvan de notaris overigens kennelijk pas in deze klachtprocedure heeft kennisgenomen  - , de Kamer is van oordeel dat de omstandigheid alleen al dat klaagster op de dag van de ondertekening van de notariële volmacht als patiënte in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, voor de notaris de doorslaggevende reden had moeten zijn om éérst bij de medische staf en in ieder geval bij de behandelaar van klaagster na te gaan of en in hoever klaagster in staat kon worden geacht haar wil voor de afgifte van de notariële volmacht te bepalen.

De Kamer stelt vast dat de notaris dit heeft nagelaten.

De klacht is daarom gegrond, hetgeen leidt tot de volgende maatregel als gerechtvaardigd en passend.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de maatregel van berisping op;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden tenuitvoergelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J. Smal en E.D. Smit, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2009.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.