ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0186 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-48

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0186
Datum uitspraak: 10-06-2009
Datum publicatie: 19-06-2009
Zaaknummer(s): 08-48
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Onduidelijkheid over declaratie voor afwikkeling nalatenschap ter Kamerzitting opgelost. Klacht ongegrond.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 10 juni 2009 inzake de klacht onder nummer 08-48 van:

[...],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[...],

kandidaat-notaris te [...],

hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 28 oktober 2008, aangevuld bij brief van 14 november 2008, met bijlagen;

·         het antwoord van de kandidaat-notaris;

·         de repliek van klaagster;

·         de dupliek van de kandidaat-notaris, met bijlagen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2009.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster met haar woordvoerder [...],

·         de kandidaat-notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan in kopie gehecht de door de kandidaat-notaris ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op 15 september 2004 is [...] [hierna: de erflaatster] overleden. Haar erfgenamen zijn haar drie dochters, onder wie klaagster. De kandidaat-notaris - tot 1 juli 2007 werkzaam bij het notariskantoor [...] te [...], verder: het notariskantoor - is tot medio juli 2005 belast geweest met het dossier van de afwikkeling van de nalatenschap.

De medewerker van het notariskantoor, die het dossier heeft overgenomen van de kandidaat-notaris, heeft bij brief van 28 oktober 2005 de KNB ingelicht over de laatste stand in de afwikkeling van de nalatenschap.

Bij brief van 21 november 2005, onder meer gericht aan de kandidaat-notaris, heeft klaagster haar volmacht tot afwikkeling van de nalatenschap ingetrokken. Daarbij heeft zij te kennen gegeven zich niet meer aansprakelijk te achten voor mogelijke kosten die het notariskantoor nog zou maken voor een verdere afwikkeling van de nalatenschap. Later hebben ook de beide andere erfgenamen hun volmacht aan het notariskantoor ingetrokken.

Op 13 augustus 2007 heeft het notariskantoor bij de erfgenamen een declaratie ingediend voor de kosten die het kantoor tot deze datum heeft gemaakt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster heeft bij brief van 14 augustus 2007 bezwaar gemaakt tegen deze declaratie - onder verwijzing naar de intrekking bij brief van 21 november 2005 van haar boedelvolmacht, - nu in de declaratie ook kosten waren opgenomen die daarna gemaakt waren. Notaris [...] heeft klaagster in zijn brief van 21 augustus 2007 zijn standpunt over de declaratie en over de verdere afwikkeling van de nalatenschap uitgelegd en klaagster uitgenodigd voor een gesprek op zijn kantoor om de zaak op te lossen.

Vervolgens heeft klaagster bij brief van 7 september 2007 de KNB over haar bezwaar tegen de declaratie benaderd. Nadat zij door de KNB was verwezen naar de voorzitter van het bestuur van de ring, ervan uitgaande dat het hier om een declaratiegeschil ging, deelde de voorzitter haar bij brief van 31 januari 2008 mee dat hij de kwestie over de declaratie niet kon behandelen omdat het volgens hem geen declaratiegeschil betrof. Klaagster heeft daarna zowel met de voorzitter, als de KNB en het notariskantoor over deze kwestie gecorrespondeerd.

De verdeling van de nalatenschap is nog niet geeffectueerd.

De klacht en het verweer van de kandidaat-notaris

Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat deze klaagster geen behoorlijke inzage en verantwoording heeft gegeven in de gedeclareerde kosten van de afwikkeling van de nalatenschap, temeer nu klaagster haar boedelvolmacht op 21 november 2005 heeft ingetrokken. Klaagster was er niet van op de hoogte dat de kandidaat-notaris sinds medio juli 2005 geen werkzaamheden meer heeft verricht ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder. Klaagster is met betrekking tot de declaratie van mening dat het dossier van de af te wikkelen nalatenschap na de intrekking van de boedelvolmachten door de erfgenamen zou moeten worden gesloten, in die zin ook dat geen verdere kosten voor de afwikkeling zouden moeten worden gemaakt. De declaratie van 13 augustus 2007 is volgens haar niet te controleren op juistheid. In de declaratie zijn tijdseenheden en bedragen vermeld voor kosten gemaakt na haar intrekking van de boedelvolmacht. Daarnaast stemmen de gedeclareerde tijdseenheden niet overeen met het aantal verzonden brieven.

De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Allereerst dient de Kamer te beoordelen of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Ingevolge de in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna) genoemde vervaltermijn van drie jaren kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde heeft kennisgenomen van het handelen of nalaten van een (kandidaat) notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.

Uit de behandeling is niet gebleken wanneer klaagster heeft kunnen kennisnemen van het feit dat de kandidaat-notaris vanaf medio juli 2005 niet meer betrokken was bij de werkzaamheden rond de afwikkeling van de nalatenschap. De Kamer gaat er daarom van uit dat de vervaltermijn is begonnen op 21 november 2005, als datum van de brief van klaagster aan onder anderen de kandidaat-notaris. Klaagster kan daarom in haar klacht worden ontvangen voor zover de klacht het handelen en/of nalaten van de kandidaat-notaris vanaf die datum zou betreffen.

Ter zitting heeft de kandidaat-notaris bevestigd dat het aantal in de declaratie vermelde tijdseenheden niet gelijk hoeft te zijn aan het aantal handelingen, bijvoorbeeld verzonden brieven, omdat er op verschillende tijdstippen kan zijn gewerkt aan een bepaald product. Dit betekent dat in de praktijk meer tijdseenheden betrekking kunnen hebben op één brief van het notariskantoor, aldus de kandidaat-notaris.

Nu klaagster ter zitting te kennen heeft gegeven deze toelichting van de kandidaat-notaris te accepteren, beschouwt de Kamer de klacht met betrekking tot de declaratie als ingetrokken.

Voor het overige is de Kamer van oordeel dat de klacht tegen de kandidaat-notaris ongegrond is, aangezien de kandidaat-notaris vanaf medio juli 2005 niet meer met de behandeling van het dossier van de nalatenschap belast was en daarom vanaf die datum niet meer tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele door het notariskantoor verrichte werkzaamheden met betrekking tot dit dossier.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2009.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.