ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0184 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 09-07

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0184
Datum uitspraak: 17-06-2009
Datum publicatie: 19-06-2009
Zaaknummer(s): 09-07
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: [1]Notaris heeft zich in de loop van de afwikkeling in veel opzichten te afwachtend opgesteld en daarmee niet voortvarend genoeg heeft gehandeld. [2]Belangenverstrengeling niet aannemelijk gemaakt. [3]Onterechte conclusie notaris uit adresonderzoek bij Kadaster, maar klacht is hier van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen leiden. [4]Uit de stukken blijkt dat de notaris veelvuldig zowel schriftelijk als persoonlijk contact heeft gehad met klaagster op haar correspondentie en uitgebreid heeft gereageerd op het commentaar en de vragen van klaagster over de afwikkeling van de nalatenschap. Dat klaagster daarbij meestal niet tevreden is geweest over de door de notaris verstrekte informatie, kan de notaris niet verweten worden. Klacht ongegrond op [2] t/m [4] en gegrond op [1], geen maatregel.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 17 juni 2009 inzake de klacht onder nummer 09-07 van:

[...],

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 4 februari 2009, met bijlagen, aangevuld bij brief van 14 februari 2009;

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen;

·         de repliek van klaagster, aangevuld bij brieven van 17 en 18 maart 2009;

·         de dupliek van de notaris, met bijlagen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2009.

Daarbij waren aanwezig:

·         klaagster,

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt. Klaagster heeft verklaard volgens haar ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.

De feiten

Op 28 september 2000 is overleden [...] [hierna: erflaatster]. Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. Klaagster is een van de erfgenamen. De afwikkeling van de nalatenschap is op 10 augustus 2001 op verzoek van [A], die erflaatster tot aan haar overlijden heeft bijgestaan, door de notaris aanvaard. In de maanden daarna is de notaris begonnen aan een adresonderzoek om de erfgenamen vast te stellen.

Bij brief van 31 maart 2006 heeft de notaris de hem bekende erfgenamen, onder wie klaagster, voor de eerste keer geïnformeerd over de stand van de afwikkeling van de nalatenschap en over de verschillende keuzemogelijkheden die zij als erfgenamen hebben: zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap. Omdat het onderzoek van de notaris via de bevolkingsregisters niet had geleid tot het achterhalen van de adressen en personalia van alle erfgenamen, heeft hij in deze brief aan de hem wel bekende erfgenamen voorgesteld de erfdelen die toekomen aan de niet opgespoorde erfgenamen te schenken aan een goed doel, in dit geval het Rode Kruis. Naderhand bleken er nog erfgenamen in Australië, Portugal, de Verenigde Staten en (aanvankelijk) Indonesië te zijn.

Klaagster en de notaris hebben vervolgens in de loop der jaren verschillende brieven over allerlei aspecten van de afwikkeling met elkaar uitgewisseld en hebben elkaar ook een aantal malen op het kantoor van de notaris gesproken.

Op 20 mei 2008 heeft de notaris het concept voor de verdeling van de nalatenschap aan de erfgenamen verzonden. Bij brief van 26 juni 2008 heeft de notaris klaagster een kopie van zijn urenregistratie gezonden, met een opgave van het geschatte honorarium voor de werkzaamheden tot en met 2006. De notaris heeft volgens zijn mededeling een korting op het tarief toegepast van 30%, gelet op het belang en de duur van de afwikkeling van de nalatenschap.

Op 14 juli 2008 is de nalatenschap verdeeld.

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster verwijt de notaris dat deze de afwikkeling van de nalatenschap nodeloos heeft getraineerd. De klacht concentreert zich - zakelijk weergegeven - op de volgende onderdelen.

1.        De notaris heeft onnodig gewacht met het tijdig informeren van de hem bekende erfgenamen over de nalatenschap. Pas met zijn brief van 31 maart 2006 heeft de notaris deze erfgenamen over de nalatenschap geïnformeerd, terwijl hij in 2003 voldoende gegevens over de erfgenamen had verzameld, zodat hij de erfgenamen toen al had kunnen inlichten over de stand van de afwikkeling. Indien hij uiterlijk in 2003 in plaats van op 31 maart 2006 de erfgenamen had geïnformeerd, hadden dezen als erfgenamen ook mederekeninghouder [A] kunnen dwingen de banksaldo’s per 28 september 2000, de sterfdatum van erflaatster, over te maken naar de rekening van de notaris. In 2004 heeft de afwikkeling van de nalatenschap haar verdere beslag gekregen; de notaris had vervolgens echter niet op een reactie van [...], de administrateur van een der erfgenamen, of van [...], de weduwe van een andere erfgenaam, hoeven te wachten om andere stappen te ondernemen. Bovendien heeft hij niets gedaan met de e-mail van 9 april 2006 van [...], een erfgenaam uit Portugal, en met de stamboom die hij van [...] uit [...] heeft gekregen. Uiteindelijk heeft de notaris ruim zeven jaren over de afwikkeling van de nalatenschap gedaan.

2.        De notaris heeft als boedelnotaris nagelaten om alle gegevens over de rekeningen van erflaatster bij de banken op te vragen, zoals het girorekeningnummer van erflaatster bij de Postbank. Pas in mei 2008, toen de notaris de afrekening van de nalatenschap had opgesteld, hebben de erfgenamen een kopie gekregen van door [A] opgestelde declaraties. De notaris heeft nagelaten om de bewijsstukken van de ten onrechte door genoemde [A] gedeclareerde kosten aan [A] te vragen en [A] ter verantwoording te roepen over de door deze ten onrechte opgenomen bankgelden. [A] is geen erfgenaam en heeft niets te maken met de nalatenschap. Dit getuigt van belangenverstrengeling met [A].

3.        Het door de notaris verrichte onderzoek bij het Kadaster om de adresgegevens van [A] te verifiëren dan wel op te sporen was zinloos en daarom verspilling van tijd en geld.

4.        In het algemeen heeft de notaris niet alert gereageerd op brieven en telefoongesprekken van klaagster, is hij gemaakte afspraken niet nagekomen en heeft hij ernstige fouten in de door hem verzonden brieven niet opgemerkt.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

ad 1.  De notaris had in eerste instantie gewacht met het informeren van de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap, totdat alle erfgenamen zouden zijn opgespoord. De Kamer is het met klaagster eens dat de notaris de reeds opgespoorde erfgenamen eerder had kunnen informeren over de afwikkeling van de nalatenschap dan hij nu met zijn brief van 31 maart 2006 heeft gedaan.

De notaris heeft dit enerzijds ook toegegeven. In een gesprek op 7 december 2007 met klaagster en een andere erfgenaam heeft hij erkend dat de afhandeling ernstig was vertraagd, mede door een te hoge werkdruk en onderbezetting op zijn kantoor, alsmede de aanloop naar en nasleep van de burn-out die hem als gevolg daarvan in november 2003 trof. Voor zover de vertraging daaraan te wijten was, heeft hij hun daarvoor zijn excuses aangeboden.

Aan de andere kant heeft hij de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap ook geweten aan het hebben gewacht op de door [...] en [...] toegezegde informatie over de adressen van in het buitenland verblijvende mogelijke erfgenamen. Hierin kan de Kamer de notaris niet volgen. De notaris heeft ruim drieënhalf jaar gewacht op deze informatie, alvorens andere wegen te bewandelen die uiteindelijk wel tot resultaat hebben geleid. Over de e-mail van 9 april 2006 van [...] en de stamboom die hij van [...] uit [...] zou hebben gekregen, kan de notaris niets verklaren. Hij ontkent deze stukken ooit te hebben ontvangen.

De Kamer komt het voorgaande in aanmerking genomen tot de conclusie dat de notaris zich in de loop van de afwikkeling in veel opzichten te afwachtend heeft opgesteld en daarmee niet voortvarend genoeg heeft gehandeld.

De klacht is daarom op dit onderdeel gegrond.

ad 2.  [A] heeft de notaris van het begin af aan meegedeeld dat hij, [A], mederekeninghouder was van de bankrekeningen van de erflaatster en als zodanig bevoegd over deze rekeningen te beschikken, aldus de notaris. De notaris heeft echter pas na het verkrijgen van de boedelvolmachten van alle erfgenamen een verklaring van erfrecht kunnen opmaken, waarmee hij vervolgens op aandringen van klaagster de Postbank bij brief van 18 maart 2008 heeft benaderd met het verzoek na te gaan of de erflaatster tijdens haar overlijden een girorekening of andere rekening bij de Postbank heeft gehad en zo ja, wat er sindsdien met het saldo daarvan is gebeurd. Tot dan is hij voor informatie over mogelijke rekeningen van erflaatster bij banken afhankelijk geweest van de informatie die hij aanvankelijk van [A], die gedurende de afwikkeling optrad als zaakwaarnemer van de nalatenschap, heeft ontvangen en ten slotte van diens zoon, [B]. In de tot zijn beschikking staande boedelpapieren had hij geen bewijzen van het bestaan van een dergelijke rekening bij de Postbank aangetroffen. Op voormelde brief heeft de Postbank bij brieven van 16 en 29 mei 2008 de notaris bericht dat er geen enkel product, zoals rekeningen of diensten, op naam van de erflaatster is aangetroffen.

Volgens artikel 10 lid 3 van Boek 2 BW is een bank verplicht bescheiden en andere gegevensdragers -  ook de gegevens behorende bij bedoelde girorekening  - gedurende zeven jaren te bewaren. Op het moment van het verzoek van de notaris aan de Postbank was deze termijn verstreken, gelet op de datum van overlijden van de erflaatster. Wat er ook zij van het al dan niet bestaan van genoemde “en-of”-girorekening, is het de vraag of de notaris zonder de verklaring van erfrecht op een eerder moment informatie over de rekening van de Postbank had kunnen verkrijgen om vervolgens daarmee het saldo op die rekening veilig te kunnen stellen door het te laten overmaken op zijn derdengeldrekening. Bovendien kunnen bij een “en/of”-rekening beide rekeninghouders zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over het tegoed beschikken. Bij overlijden van één van beide rekeninghouders van een dergelijke rekening blijft de langstlevende rekeninghouder bevoegd om over het saldo op de rekening te beschikken.

De belangenverstrengeling tussen de notaris en [A] heeft klaagster naar het oordeel van de Kamer niet aannemelijk gemaakt. De notaris is voor het verkrijgen van een gedeelte van met name informatie over de financiële omstandigheden van de erflaatster, nodig voor de afwikkeling, afhankelijk geweest van de medewerking van voornoemde [A]. Van enig belang van de notaris bij enig handelen of nalaten van [A] met betrekking tot de afwikkeling is niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat de notaris [A] en diens zoon [B] heeft aangeschreven voor toelichting over de door hen geleverde bankafschriften en declaraties. Dat de notaris vervolgens niet de door klaagster gewenste informatie van hen heeft verkregen, kan hem niet verweten worden.

De klacht is -  gelet op het hiervoor overwogene  - op dit onderdeel ongegrond.

ad 3.  De notaris heeft toegegeven dat hij ten onrechte uit een kadastraal uittreksel met betrekking tot het veronderstelde adres van [A] heeft geconcludeerd dat deze was verhuisd en dat hij voor informatie over het adres van [A] beter ook de gemeentelijke basisadministratie had kunnen raadplegen.

Hoewel dit klachtonderdeel juist is bevonden, is het van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen leiden. In zoverre is daarom dit klachtonderdeel ongegrond.

ad 4.  Uit de stukken blijkt dat de notaris veelvuldig zowel schriftelijk als persoonlijk contact heeft gehad met klaagster op haar correspondentie en uitgebreid heeft gereageerd op het commentaar en de vragen van klaagster over de afwikkeling van de nalatenschap. Dat klaagster daarbij meestal niet tevreden is geweest over de door de notaris verstrekte informatie, kan de notaris niet verweten worden.

De klacht is daarom ook op dit onderdeel ongegrond.

De Kamer is van oordeel dat de notaris voor het gegrond bevonden klachtonderdeel geen tuchtmaatregel dient te worden opgelegd. De Kamer neemt hiervoor in aanmerking dat de notaris afhankelijk is geweest van de medewerking van de erfgenamen en overige betrokkenen, zoals [A], waarbij gebleken is dat niet alle informatie in één keer kon worden verstrekt, maar dat de notaris uiteindelijk voldoende heeft gedaan om de afwikkeling te voltooien, en dat hij voor de vertraging het boetekleed heeft aangetrokken en hiervoor de erfgenamen is tegemoetgekomen door, naast een korting van 30% op zijn declaratie, de door hem vanaf 15 mei 2008 verrichte tijdsbesteding aan de afwikkeling niet in rekening te brengen.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond op het klachtonderdeel onder 1, zonder oplegging van een maatregel;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.J. Paris, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J.Z. Moree, en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.