ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0173 Kamer van toezicht 's-Gravenhage 08-13

ECLI: ECLI:NL:TNOKSGR:2009:YC0173
Datum uitspraak: 13-05-2009
Datum publicatie: 25-05-2009
Zaaknummer(s): 08-13
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Afgifte ex artikel 49 Wna van grosse van akte vereist geen voorafgaand onderzoek door notaris dat zou kunnen leiden tot dienstweigering om redenen als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna. Klacht ongegrond.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen

’s-Gravenhage  

Beslissing d.d. 13 mei 2009 inzake de klacht onder nummer 08-13 van:

[...],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[...],

notaris te [...],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 27 maart 2008;

·         het antwoord van de notaris;

·         de repliek van klager;

·         de dupliek van de notaris, aangevuld met zijn brief van 4 juli 2008;

·         het verslag van het gesprek dat plaatsvervangend voorzitter mr. R.J. Paris op 25 augustus 2008 met partijen heeft gevoerd;

·         de brief van 2 september 2008 van klager.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2009.

Daarbij waren aanwezig:

·         klager

·         de notaris.

Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt. De ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager zijn in kopie aan het proces­verbaal gehecht.

De feiten

Op 29 december 2000 is voor de notaris verleden een akte van geldlening met borgstelling, waarbij [...] (hierna: de schuldeiser) aan klagers zoon (hierna ook: de schuldenaar) in het kader van de levering op dezelfde dag van de onderneming van de schuldeiser aan de schuldenaar een bedrag ter leen verstrekte. Klager heeft zich hierbij jegens de schuldeiser als borg voor zijn zoon gesteld voor de voldoening van al hetgeen de schuldeiser van de schuldenaar heeft of krijgt te vorderen uit hoofde van deze akte van geldlening.

Op 20 september 2004 is een bindend advies uitgesproken ter beslechting van het geschil tussen de schuldeiser en de schuldenaar met betrekking tot de overdracht van de onderneming van de schuldeiser aan de schuldenaar.

De schuldeiser heeft bij brief van 3 maart 2005 aan de schuldenaar verklaard zich niet te verenigen met de inhoud van het bindend advies en heeft zich het recht voorbehouden om de rechter te vragen dit advies te vernietigen. Bij dezelfde brief heeft de schuldeiser de schuldenaar in gebreke gesteld ter voldoening vóór 1 april 2005 van het in geschil zijnde bedrag van € 14.902,32 uit de geldlening. Deze brief verzond hij op dezelfde dag in kopie aan klager onder ingebrekestelling van klager ter voldoening vóór 1 april 2005 van hetzelfde bedrag.

Op 1 april 2005 heeft de notaris een grosse van deze akte afgegeven aan de schuldeiser.

Op 8 april 2005 heeft de schuldeiser ten laste van klager executoriaal beslag gelegd onder de ABN AMRO bank en de Postbank op de op diens bankrekeningen rustende gelden en heeft hij voorts het woonhuis van klager in executoriaal beslag genomen.

De klacht en het verweer van de notaris

Klager verwijt - in het kort weergegeven en zoals ter zitting bevestigd - de notaris dat deze zonder nader onderzoek een eerste grosse heeft afgegeven aan de schuldeiser. In plaats van een onmiddellijke afgifte van de grosse op aanvraag van de schuldeiser had de notaris zich vanuit de vereisten van onpartijdigheid en zorgvuldig handelen eerst ervan moeten vergewissen of de afgifte van de grosse geen nadelige gevolgen voor de andere partijen, in dit geval klager, zou kunnen hebben. Een eenvoudig telefoontje met klager zou voldoende zijn geweest. Zo nodig, had de notaris vervolgens zijn dienst kunnen weigeren. Klager heeft de gang van zaken ervaren als een door de schuldeiser georkestreerde “overval” waaraan de notaris door voormelde afgifte zijn medewerking heeft verleend.

De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­ voor zover nodig ­ zal worden besproken.

De beoordeling van de klacht

Klager heeft zijn klacht gehandhaafd na het gesprek dat plaatsvervangend voorzitter mr. R.J. Paris op 25 augustus 2008 met partijen heeft gevoerd teneinde overeenstemming tussen hen te bereiken.

Tot aan 1 augustus 2004 mocht de notaris volgens artikel 49 van de Wet op het notarisambt (Wna) grossen van de tot zijn protocol behorende notariële akten afgeven aan partijen bij de akte (Kamerstukken 23 706, 3 april 1999, Stb. 190). Volgens de tekst van het vanaf 1 augustus 2004 geldend artikel 49 Wna geeft de notaris deze grossen uit aan partijen bij de akte (Kamerstukken 29 212, 13 mei 2004, Stb. 213). Artikel 49 Wna houdt dus een verplichting van de notaris in om uit hoofde van zijn ambt partijen bij een akte een grosse van die akte te verstrekken. Partijen behoren immers tot degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte. Een grosse van die akte geeft een partij de wettelijk voorgeschreven mogelijkheid zijn uit de akte voortvloeiend recht uit te voeren. Dit recht is voor de notaris, die de akte gepasseerd heeft, geen onderwerp van discussie. Een voorafgaand onderzoek door de notaris dat zou kunnen leiden tot dienstweigering om redenen als bedoeld in artikel 21 lid 2 Wna is hier daarom niet aan de orde, ook al zou degene aan wie de grosse is verstrekt de grosse vervolgens naar de mening van een andere partij of derde ten onrechte hebben aangewend, bijvoorbeeld voor de parate executie van een openstaande geldvordering zoals door klager gesteld. In laatstgenoemd geval is het niet aan de notaris maar aan de civiele rechter om de eventuele (on)rechtmatigheid van een dergelijke handeling van de betreffende partij te beoordelen.

Opgemerkt dient te worden dat volgens artikel 50 Wna de notaris desverlangd een tweede of verdere grosse mag afgeven aan iedere partij bij de akte. Ook in dit geval wordt van de notaris geen onderzoek verlangd naar de gronden voor het verzoek om een dergelijke grosse (MvT II 27 824, nr. 3, p. 13).

De Kamer van Toezicht komt tot de conclusie dat de notaris gedaan heeft wat hij krachtens zijn ambtsplicht volgens de Wna moest doen. De klacht is ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.G.L. den Os-Brand, voorzitter, R. van der Galiën, K.R. van der Graaf, J.Z. Moree, en J. Smal, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2009.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.