ECLI:NL:TNOKROT:2009:YC0163 Kamer van toezicht Rotterdam 05/08A

ECLI: ECLI:NL:TNOKROT:2009:YC0163
Datum uitspraak: 12-02-2009
Datum publicatie: 02-04-2009
Zaaknummer(s): 05/08A
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris wordt verweten tekort geschoten te hebben in zijn communicatie met klaagster, dat hij ten onrechte heeft meegedeeld dat er een overlijdensrisicoverzekering zou vrijkomen, dat hij aangetekende stukken is kwijtgeraakt en dat hij ten onrechte heeft verklaard dat er een hypotheek op de woning rustte. De klacht is ongegrond verklaard.

 

Kamer v­an Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notaris­sen te Rotterdam

Reg.nr. 05/08 A

Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:

[naam],

                                                              gevestigd te [plaats],

klaagster,

- tegen -

mr. [naam],

notaris te [plaats],

hierna te noemen de notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1

De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-       klaagschrift d.d. 7 februari 2008;

-       aanvullend klaagschrift d.d. 15 mei 2008;

-       brief van klaagster d.d. 16 juli 2008;

-       verweerschrift d.d. 29 september 2008;

-       brief van klaagster d.d. 6 december 2008.

1.2

De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 18 december 2008. Daarbij zijn zowel klaagster, als de notaris, bijgestaan door kandidaat-notaris [naam], verschenen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht.

2.    De feiten

De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:

2.1

Op 29 mei 1999 is de samenwonende partner van klaagster, de heer [naam], (hierna: erflater) overleden. Klaagster en erflater waren niet gehuwd en niet geregistreerd als partners in de zin van het geregistreerd partnerschap.

2.2

Notaris mr. [X], eveneens als notaris verbonden aan het kantoor van de notaris heeft voor erflater heeft op 17 april 1998 een testament opgemaakt en gepasseerd. In het testament worden de twee zoons (hierna: de zoons) van erflater (uit zijn eerder huwelijk) en klaagster tot erfgenamen benoemd. Aan de zoons is de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning), waarin de ex-echtgenote van erflater woont, gelegateerd.

2.3

De onder 2.2 genoemde woning was bezwaard met een hypotheek ten behoeve van ABN AMRO Bank N.V. ad € 45.378,02.

2.4

Erflater heeft in 1997 een overlijdensrisicoverzekering ad. NLG 100.000,-- (€ 45.378,02) afgesloten bij ABN AMRO Assuradeuren.

2.5

De notaris is belast met de afhandeling van de nalatenschap van erflater.

2.6

Tussen klaagster en de zoons is een geschil gerezen omtrent de vraag wie de begunstigde is van de overlijdensrisicoverzekering. Bij beslissing van de rechtbank Rotterdam d.d. 19 mei 2004 zijn de zoons aangemerkt als de begunstigden van voornoemde overlijdensrisicoverzekering. Voorts heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam op 5 september 2006 een vonnis gewezen waarin wordt bepaald dat dit vonnis in de plaats wordt gesteld van de wilsverklaring van klaagster in de akte tot afgifte van het legaat van de woning. Naar aanleiding van voornoemde vonnissen heeft de notaris een akte houdende afgifte legaat van de woning verleden op 6 februari 2007.

                  3.  De klacht

De klacht valt in essentie uiteen in vier onderdelen.

3.1

Klaagster stelt dat de notaris in zijn ambtsuitoefening is tekortgeschoten in zijn communicatie met haar. Ter onderbouwing van deze stelling voert zij onder meer aan dat zij kort na de begrafenis van erflater door de notaris is opgeroepen om langs te komen om alle administratie van erflater over te dragen terwijl zij daar nog niet aan toe was. Voorts stelt klaagster dat de notaris haar een aantal malen niet te woord heeft willen staan en heeft geweigerd haar inzage te geven in het boedeldossier. 

3.2

Klaagster stelt voorts dat kandidaat-notaris mr. [X} haar kort na de begrafenis van erflater heeft medegedeeld dat er een bedrag van de overlijdensrisicoverzekering zou vrijkomen. Klaagster meent dat zij de begunstigde is van de overlijdensrisicoverzekering. Klaagster stelt dat de onder 2.4 genoemde overlijdensrisicoverzekering in maart 2000 door ABN AMRO Assuradeurs is uitgekeerd aan de notaris. Zij verwijt de notaris dat hij de verzekeringsuitkering ten onrechte heeft uitgekeerd aan de zoons.

3.3

Klaagster stelt dat twee aan haar gerichte, aangetekend verzonden stukken in het bezit van de notaris zijn gekomen. De notaris is deze stukken vervolgens kwijtgeraakt en heeft klaagster bewust tegengewerkt in haar pogingen te achterhalen wat de inhoud van de stukken was. Aldus heeft de notaris volgens klaagster klachtwaardig gehandeld.

3.4

Tenslotte verwijt klaagster de notaris dat hij heeft verklaard dat er een hypotheek rustte op de woning en dat de uitkering van de overlijdensrisicoverzekering bedoeld is om voornoemde hypotheek af te lossen. Klaagster stelt echter dat er geen hypotheek meer rustte op de woning ten tijde van het overlijden van erflater. Deze hypotheek zou door erflater bij leven reeds zijn afgelost.

4. Standpunt van de notaris

4.1

De notaris betwist klachtwaardig te hebben gehandeld. De notaris stelt dat de communicatie met klaagster zeer stroef verliep. De notaris stelt dat hij klaagster altijd op een fatsoenlijke wijze heeft bejegend en heeft getracht om de nalatenschap op correcte en onpartijdige wijze af te handelen.

4.2

Ten aanzien van het verwijt betreffende de begunstiging van de overlijdensrisicoverzekering beroept de notaris zich op het onder 2.6 genoemde vonnis van de rechtbank Rotterdam. Daar in dit vonnis is bepaald dat de zoons de begunstigden zijn van de overlijdensrisicoverzekering, meent de notaris dat derhalve van klachtwaardig handelen geen sprake kan zijn.

4.3

De notaris stelt dat het onder 3.3 genoemde verwijt hem onbekend voorkomt. De notaris herkent zich eveneens niet in de door klaagster beschreven pogingen van de notaris om haar tegen te werken.

4.4

De notaris stelt dat de door erflater afgeloste hypotheek waar klaagster over spreekt een andere is dan de hypotheek die bij het overlijden van erflater nog op de woning rustte. Deze hypotheek heeft een ander leningnummer. De notaris stelt dat hij zich juist heeft ingespannen om te zorgen dat met de overdracht van de woning aan de zoons, ook de hypotheekschuld overgedragen zou worden aan de zoons, om zo te voorkomen dat klaagster met een ongedekte hypotheekschuld zou worden opgezadeld. In het testament was hieromtrent geen voorziening gemaakt.

5. De beoordeling

5.1

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

5.2

Het klachtonderdeel met betrekking tot de communicatie van de notaris met klaagster is naar oordeel van de Kamer ongegrond. Uit de stukken die klaagster heeft overgelegd en hetgeen zij ter zitting nog heeft aangevoerd is niet, althans onvoldoende gebleken dat de notaris toerekenbaar tekort is geschoten in de communicatie met klaagster.

5.3

Ten aanzien van het verwijt als genoemd onder 3.2 oordeelt de Kamer als volgt. Vast staat dat de zoons bij het onder 2.6 genoemde vonnis zijn aangemerkt als de begunstigden van de overlijdensrisicoverzekering. Op grond daarvan diende de notaris als boedelnotaris de uitkering van de overlijdensrisicoverzekering aan de zoons te verzorgen. Dat klaagster omtrent de begunstiging een andere mening is  en blijft toegedaan, doet hier niet aan af. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.4

Het klachtonderdeel als genoemd onder 3.3 is naar oordeel van de Kamer eveneens ongegrond. Uit de stukken die klaagster heeft overgelegd en hetgeen zij ter zitting nog heeft aangevoerd is niet, althans onvoldoende gebleken van stukken die door – al dan niet bewust – toedoen van de notaris in het ongerede zijn geraakt. Evenmin is gebleken van pogingen van de notaris om klaagster bewust tegen te werken in haar pogingen de inhoud van de stukken te achterhalen.

5.5

Vast staat dat op de woning de onder 2.3 genoemde hypotheek rustte. Door aldus te verklaren heeft de notaris niet in strijd met de waarheid verklaard. Derhalve is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.6

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de Kamer van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

6.  De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-nota­ris­sen te Rotterdam,

                   verklaart de klacht ongegrond;

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, F. Hoppel, A.G. Scheele-Mülder, J.H.J. Preller en R.G.M. Gores in tegenwoor­digheid van de secretaris, W. Blokland.


Uitgesproken ter openbare vergadering op 12 februari 2009.

De secretaris,                                                      De plaatsvervangend voorzitter,

                   W. Blokland                                                       A.F.L. Geerdes

Deze beslissing is verzonden op:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.