ECLI:NL:TNOKROE:2009:YC0194 Kamer van toezicht Roermond KL 2/2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2009:YC0194
Datum uitspraak: 18-06-2009
Datum publicatie: 07-07-2009
Zaaknummer(s): KL 2/2009
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Waarnemingsbevoegde kandidaat-notaris heeft gedurende twee achtereenvolgende tijdvakken niet het vereiste aantal opleidingspunten behaald. Ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor onbepaalde duur.  

Nummer: KL 2/2009

                                                           BESLISSING

van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen

 te Roermond in de zaak van:

de voorzitter van de kamer van toezicht over de notarissen en

kandidaat-notarissen te Roermond,

postbus 950,

6040 AZ Roermond,

hierna te noemen: de voorzitter;

tegen:

kandidaat-notaris mr. Y,

postbus,

te A,

hierna te noemen: de kandidaat-notaris.

De procedure

Het verloop van procedure blijkt uit:

-de ambtshalve klacht van de voorzitter van 16 februari 2009 met bijlagen 1 tot en met 8;

-de schriftelijke reactie van de kandidaat-notaris van 1 april 2009, waarin wordt verwezen naar zijn eerdere schrijven van 28 november 2008.

De kamer heeft de klacht op 7 mei 2009 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling is de kandidaat-notaris in persoon verschenen. 

De inhoud van de klacht

De klacht houdt -kort gezegd- het volgende in.

De kandidaat-notaris heeft zowel in het tijdvak 2004-2005 als in het tijdvak 2006-2007 niet voldaan aan het vereiste van het behalen van 40 studiepunten per tijdvak. Hierdoor heeft hij zich gedragen in strijd met de Verordening bevordering vakbekwaamheid, welke berust op artikel 61 van de Wet op het notarisambt. De voorzitter is van mening dat de kandidaat-notaris vanwege zijn gebleken gebrek aan bereidheid om aan zijn opleidingsverplichting te voldoen en vanwege de omvang van het hiaat in permanente educatie de bevoegdheid om waar te nemen, hem verleend bij beslissing van 4 augustus 2000, op de voet van artikel 103 lid 3 Wna voor onbepaalde tijd ontzegd dient te worden.

Het standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft -kort gezegd- in zijn brief van 30 november 2006 aan de kamer van toezicht, in een gesprek met de voorzitter op 16 februari 2007 en in zijn brief aan de kamer van toezicht van 28 november 2008 te kennen gegeven dat de cursussen naar zijn oordeel zeer weinig toegevoegde praktische waarde hebben, dat het bijhouden van vakliteratuur meer zoden aan de dijk zet, en dat de aangeboden cursussen worden gehouden op voor hem als niet-Randstedeling (te) moeilijk bereikbare plaatsen. Bij de behandeling van de klacht op 7 mei 2009 heeft hij dit standpunt herhaald, waarbij hij -desgevraagd- heeft verklaard voornemens te zijn om tot zijn pensionering (over 2 jaar en 3 maanden) werkzaam te zijn als kandidaat-notaris, thans de facto niet op te treden als waarnemer, en neutraal te staan tegenover een eventuele maatregel tot ontzegging voor onbepaalde duur van zijn waarnemingsbevoegdheid.     

De beoordeling van de klacht

Op grond van de Verordening bevordering vakbekwaamheid (daarvan artikel 1) is ieder lid van de KNB verplicht zich zodanig te scholen en bij te scholen op vakinhoudelijk gebied, op het gebied van het notarieel management en op het gebied van de notariële dienstverlening dat hij beschikt over de kennis die gezien zijn functie noodzakelijk is voor een goede bedrijfsuitoefening.

Aan deze verplichting is in beginsel voldaan als een lid van de KNB binnen telkens twee kalenderjaren een door het bestuur van de KNB vast te stellen aantal opleidingspunten heeft behaald (artikel 2 lid 1).

Het bestuur van de KNB heeft bij Reglement bevordering vakbekwaamheid (artikel 5, lid 1) dat aantal bepaald op 40 per tijdvak van 2 jaren (artikel 5, lid 1).  

De kamer is gebleken, en zulks is ook door de kandidaat-notaris niet betwist, dat de kandidaat-notaris aan deze op hem rustende opleidingsverplichting bij lange na niet heeft voldaan. In het tijdvak 2004-2005 werden in het geheel geen studiepunten behaald en in het tijdvak 2006-2007 slechts 7 studiepunten.

Door niet aan deze verplichting te voldoen, terwijl door de kandidaat-notaris niet is gesteld noch de kamer is gebleken van gehele of gedeeltelijke vrijstelling daarvan, heeft de kandidaat-notaris gehandeld in strijd met de Verordening bevordering vakbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat deze handelwijze tuchtrechtelijk laakbaar is. Van belang is verder dat de kandidaat-notaris in dit gedrag heeft volhard. Ook na de aan hem gerichte brief van de voorzitter van 7 november 2006 en het gesprek met de voorzitter op 16 februari 2007, beide betrekking hebbend op het niet voldoen aan de opleidingsverplichting over het tijdvak 2004-2005, in welk gesprek de kandidaat-notaris is gewezen op mogelijke consequenties hiervan voor zijn bevoegdheid tot waarneming, heeft de kandidaat-notaris kennelijk geen aanleiding gezien om op een meer dan marginale wijze werk te maken van zijn opleidingsverplichting. De door de kandidaat-notaris aangevoerde beweegredenen hiervoor acht de kamer niet steekhoudend.

De kamer is dan ook van oordeel dat de klacht voor gegrond moet worden gehouden, en ziet aanleiding om over te gaan tot het treffen van een tuchtmaatregel.

De kamer acht hier de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen, zulks voor onbepaalde duur, (artikel 103, lid 3 Wna) geïndiceerd.

Hierbij heeft de kamer in aanmerking genomen de substantiële omvang van het inmiddels ontstane hiaat in permanente educatie -in een periode van 4 jaar een puntenaantal van 7 waar dit er 80 hadden dienen te zijn- alsmede het kennelijke gebrek aan bereidheid om hierin verbetering te brengen, dit in weerwil van de omstandigheid dat de kandidaat-notaris reeds in het gesprek op 16 februari 2007 is voorgehouden dat zijn waarnemerschap op het spel stond.  

De beslissing

De kamer:

-verklaart de klacht gegrond;

-legt aan de kandidaat-notaris met ingang van heden de maatregel op van ontzegging voor onbepaalde duur van de bevoegdheid om waar te nemen.

Deze beslissing is gegeven door mrs. R.H. Smits, voorzitter, M.P.F. van Dooren, J.J.G.M. Kuijpers, H.J.M.E. Mathijsen en J.A.P. Dings, bijgestaan door H.J.M. Dahlmans, secretaris, en op 18 juni 2009 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.