ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0343 Kamer van toezicht Leeuwarden 15-2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0343
Datum uitspraak: 30-10-2009
Datum publicatie: 01-12-2009
Zaaknummer(s): 15-2009
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet tijdig inleveren verantwoordingsdocumenten. Niet aangetekend verzenden van rappelbrief. Beleid BFT.

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Reg.nr.:

Datum uitspraak:

15-2009

30 oktober 2009

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

hierna te noemen: BFT,

gemachtigde: D. van der Veer RA

tegen

mr. B ,

notaris te C,

hierna te noemen: de notaris.

PROCESVERLOOP

1.1       Bij brief van 3 juli 2009 heeft het BFT een klacht ingediend tegen de notaris.

1.2       De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 22 juli 2009.

1.3       De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 30 september 2009 ter vergadering van de voltallige Kamer. Het BFT heeft zich doen vertegenwoordigen door bovengenoemde gemachtigde. De notaris is eveneens verschenen. Van het verhandelde zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.

MOTIVERING

Vaststaande feiten

2.1.      In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.

2.2.      Op 29 april 2009 heeft de notaris de stukken van de B.V. X en de privé-aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 aan het BFT gezonden.

2.3       Bij brief van 6 juli 2009 heeft de belastingadviseur van de notaris alsnog de privé-vermogensopstelling (V-staat) aan het BFT verzonden. Daarbij heeft hij verzocht de klacht in te trekken, omdat zowel hij als de notaris de herinneringsbrief van 9 juni 2009 niet heeft ontvangen, terwijl de privé-vermogensopstelling tevens blijkt uit de ingeleverde aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008.    

Het standpunt van het BFT

3.         Het BFT stelt dat de notaris, ondanks daartoe te zijn aangemaand bij brief van 9 juni 2009, heeft verzuimd de privé-vermogensopstelling (V-staat) over het boekjaar 2008 in te leveren. Omdat de notaris niet tijdig de stukken als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) aan het BFT ter beschikking heeft gesteld, heeft hij niet voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen daaromtrent en heeft hij daarmee tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

Het standpunt van de notaris

4.         De notaris heeft verweer gevoerd. Hij stelt dat het BFT op 29 april 2009 alle gevraagde gegevens heeft ontvangen. Bij de gegevens is de aantekening gemaakt dat de V-staat, zo nodig, nagezonden kan worden. De notaris stelt daarna niets meer van het BFT gehoord te hebben. Ook de rappelbrief van 9 juni 2009 heeft de notaris niet ontvangen. De notaris acht de handelwijze van het BFT onzorgvuldig, omdat tegen notarissen die wel een rappelbrief krijgen en daarop reageren geen klacht wordt ingediend en tegen notarissen die de betreffende brief niet krijgen wel een klacht wordt ingediend. Ondanks dat het BFT dergelijke zware consequenties verbindt aan de rappelbrief, verzendt hij de brief per gewone en niet per aangetekende post. Tot slot merkt de notaris op dat de gevraagde gegevens voor het grootste deel zijn terug te vinden in de aangiften VPB en IB die het BFT van hem heeft ontvangen.

De beoordeling

5.         De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.

6.         Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door het BFT beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.

7.         Aan het BFT is ingevolge artikel 110 van de Wna de taak opgelegd toezicht te houden op de naleving door een notaris van zijn of haar wettelijke verplichtingen verband houdende met de financiële situatie in het notariaat. Teneinde die financiële situatie te kunnen beoordelen en op eventuele zorgelijke ontwikkelingen adequaat te kunnen inspelen, dient het BFT tijdig door een notaris van de betreffende stukken te worden voorzien. Daarom moet de notaris, ingevolge artikel 24, vierde lid, van de Wna, jaarlijks zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als van zijn privé-vermogen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat betreffende de inkomensopstelling opmaken en op papier stellen, en voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Deze termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd met een termijn van ten hoogste twee maanden. Ingevolge artikel 112, eerste lid, van de Wna is de notaris verplicht de hiervoor bedoelde stukken, vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant, dat voor wat betreft de jaarrekening van het kantoor tenminste een beoordelingskarakter draagt, aanstonds na het verstrijken van de termijn van vier maanden in te dienen bij het BFT.

Ter zitting heeft het BFT verklaard dat conform het daaromtrent bestaande beleid de stukken vóór 1 mei moeten zijn ingediend, tenzij sprake is van een goede reden om daarvan af te wijken. Na 1 mei wordt een notaris gedurende een aantal weken nog de gelegenheid geboden de stukken in te dienen. Daarna wordt als service aan de notaris een rappelbrief verzonden, waarbij wordt aangegeven dat een klacht kan worden ingediend vanwege het niet ontvangen van de (ontbrekende) verantwoordingsdocumenten. Het BFT hanteert daarbij een termijn van twee à drie weken. Deze brief wordt per gewone post en niet per aangetekende post verzonden. Voorts heeft het BFT verklaard dat geen klacht wordt ingediend als er geen rappelbrief is verzonden. 

8.         Vaststaat dat de notaris het ontbrekende verantwoordingsdocument niet voor 1 mei 2009, maar eerst op 9 juli 2009 heeft ingediend bij het BFT. De notaris heeft daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Wna juncto artikel 112, eerste lid, van de Wna gehandeld. Naar het oordeel van de Kamer heeft de notaris door het niet tijdig indienen van het gevraagde document in beginsel tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

De Kamer is echter van oordeel dat jegens de notaris ten onrechte een klacht is ingediend vanwege het feit dat hij op 9 juli 2009 de ontbrekende documenten heeft ingediend bij het BFT. Hij overweegt daartoe het volgende. Het BFT heeft gesteld de rappelbrief van 9 juni 2009 per gewone post te hebben verzonden en heeft daartoe een afschrift van de betreffende brief overgelegd. De notaris stelt deze brief niet te hebben ontvangen. De Kamer is allereerst van oordeel dat het enkel overleggen van de brief niet met zich meebrengt dat de brief als verzonden moet worden beschouwd. Voorts is de Kamer van oordeel dat het BFT door het per gewone post verzenden van de brief het risico heeft genomen dat de brief niet bij de notaris zou aankomen. Nu het BFT ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de brief heeft verzonden, dient het risico van het niet aankomen van de brief voor rekening van het BFT te komen. Gelet hierop en op het beleid van het BFT dat geen klacht wordt ingediend als er geen herinneringsbrief is verzonden, is de Kamer van oordeel dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. De Kamer merkt in dit verband nog op dat de notaris onmiddellijk na ontvangst van de klacht alsnog het ontbrekende document heeft verzonden naar het BFT.

9.         Concluderend is de Kamer van oordeel dat de klacht van het BFT ongegrond dient te worden verklaard.

DE BESLISSING

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.S. van der Kolk, voorzitter, 

mrs. R. Giltay, H.Ph. Breuker, E.M.W. de Lange en N.T. Vink, leden,bijgestaan door

mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2009.

S. Ambachtsheer                                                                    J.S. van der Kolk

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.