ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0297 Kamer van toezicht Leeuwarden 30-2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0297
Datum uitspraak: 27-02-2009
Datum publicatie: 04-09-2009
Zaaknummer(s): 30-2009
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: De Kamer is, gelet op artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt, van oordeel dat de klachten te laat zijn ingediend, nu er meer dan drie jaren zijn verstreken tussen de kennisneming door Klager van het handelen van De notaris en het indienen van de klacht. Niet de datum van 16 februari 2006, de datum waarop moeder is overleden, is bepalend zoals Klager heeft betoogd. In diverse akten waarbij Klager partij was komt naar voren dat er mogelijk wel een vruchtgebruik gevestigd is. De overige verweten gedragingen hebben zich afgespeeld in de periode 1982-1990.

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Uitspraak:

Reg.nr.:

27 februari 2009

30-2008

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden (hierna te noemen: de Kamer), in de zaak van:

klager,

wonende te,

hierna te noemen: Klager,

procederende in persoon,

tegen

mr.,

notaris te,

hierna te noemen: De notaris,

gemachtigde: mr. E.J. Rotshuizen.

PROCESVERLOOP

1.         Bij brief van 10 november 2008 heeft Klager een klacht ingediend tegen De notaris. De notaris heeft bij brief van 16 december 2008 schriftelijk verweer gevoerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 16 januari 2009 ter vergadering van de voltallige Kamer. Zowel Klager als De notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Van het verhandelde zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.

MOTIVERING

Vaststaande feiten

2.1.      In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.

2.2.      Op 10 mei 1982 is de vader van Klager, de heer R. (hierna te noemen: vader), overleden. Op verzoek van de erfgenamen is er op het kantoor van notaris K, waar De notaris op dat moment werkzaam was als kandidaat-notaris, een aantal zaken geregeld. De notaris was destijds gehuwd met de zuster van Klager, mevrouw M (hierna te noemen: M).

2.3.      K heeft op 27 september 1982 een verklaring van erfrecht en volmacht opgesteld. Hierin valt onder andere te lezen dat vader bij testament verleden op 12 oktober 1981 voor notaris W over zijn nalatenschap heeft beschikt.

2.4.      Bij voornoemd testament heeft vader aan zijn echtgenote mevrouw R. (hierna te noemen: moeder) het levenslange recht van vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap gelegateerd.

2.5.      De grootmoeder van Klager, mevrouw H. (hierna te noemen: oma), heeft op 22 februari 1980 een bedrag van ƒ 30.000,00 uitgeleend aan M. Oma is in 1982 overleden.

2.6.      Notariskantoor R heeft bij brief van 15 oktober 2001 aan moeder medegedeeld dat vader geen testament heeft gemaakt.

2.7.      Moeder is op 16 februari 2006 overleden.

Het standpunt van Klager

3.         Klager verwijt De notaris de navolgende zaken:

              I.      De notaris heeft (met opzet) nagelaten het vruchtgebruik van moeder te vestigen;

           II.      De notaris heeft essentiële informatie achtergehouden;

         III.      De notaris heeft de lening van M op vreemde wijze weggeschreven in de aangifte successie en heeft zich het geld op "slinkse wijze" toegeëigend;

        IV.      De notaris heeft het testament van vader achtergehouden;

           V.      de erfenis van vader is niet onverdeeld gebleven. De opbrengsten van verkocht onroerend goed zijn, net als andere gelden van opa en oma, gestort op de derdenrekening van De notaris, welke rekening De notaris in 1999 heeft opgeheven zonder daarbij openheid van zaken aan de familie te verstrekken.

Klager stelt dat hij pas na het overlijden van moeder op de hoogte is gekomen van het niet vestigen van het vruchtgebruik.

Het standpunt van De notaris

4.         De notaris betwist dat hij bemoeienis heeft gehad met de afwikkeling van de nalatenschap van vader, behoudens de aangifte voor de successierechten, hetgeen hij op verzoek van de erven heeft gedaan. Voorts betwist De notaris dat hij essentiële informatie en het testament van vader heeft achtergehouden. Van toe-eigenen van geldbedragen is geen sprake.

De beoordeling

5.         De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of De notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.

6.         Ingevolge artikel 98 lid 1 Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van De notaris zoals door Klager beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.

7.         De Kamer is, gelet op artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt, van oordeel dat de klachten te laat zijn ingediend, nu er meer dan drie jaren zijn verstreken tussen de kennisneming door Klager van het handelen van De notaris en het indienen van de klacht. Niet de datum van 16 februari 2006, de datum waarop moeder is overleden, is bepalend zoals Klager heeft betoogd. In diverse akten waarbij Klager partij was komt naar voren dat er mogelijk wel een vruchtgebruik gevestigd is. De overige verweten gedragingen hebben zich afgespeeld in de periode 1982-1990.

8.         Ten overvloede overweegt de Kamer dat ook bij een inhoudelijke toetsing het optreden van De notaris niet kan leiden tot een gegrondverklaring van de klachten.

8.1.      Zo is de klacht van Klager dat De notaris (met opzet) heeft nagelaten het vruchtgebruik van moeder te vestigen niet klachtwaardig. Immers, niet is komen vast te staan dat De notaris als notaris opdracht heeft gekregen om een vruchtgebruik te vestigen. Op het moment van overlijden van vader was De notaris werkzaam als kandidaat-notaris op het kantoor van notaris K. Het is K geweest die op verzoek van de erfgenamen een aantal zaken heeft geregeld.

8.2.      Dat De notaris essentiële informatie heeft achtergehouden is te algemeen en te vaag geformuleerd en voldoet daardoor niet aan de wezenlijke voorwaarde dat een klacht zodanig is omschreven dat De notaris weet waartegen hij zich kan verweren.

8.3.      Dat De notaris de lening van M op vreemde wijze heeft weggeschreven in de aangifte successie en dat hij zich het geld vervolgens op "slinkse wijze" heeft toegeëigend - zoals door Klager betoogd - is naar het oordeel van de Kamer niet komen vast te staan. Immers, De notaris heeft onbetwist gesteld dat de vordering van oma op M na het overlijden van oma aan moeder is toebedeeld. Vervolgens heeft moeder de vordering kwijtgescholden, onder de voorwaarden dat M ƒ 15.000,00 aan haar zuster zou betalen. Van deze schenking is in 1983 aangifte gedaan.

8.4.      Ter zake de klacht dat De notaris het testament van vader zou hebben achtergehouden overweegt de Kamer als volgt. In de verklaring van erfrecht en volmacht van notaris K wordt verwezen naar het testament van vader, dat op 12 oktober 1981 is verleden door notaris W. Dit testament berust derhalve bij die notaris, maar elke andere notaris kan inlichtingen vragen bij het Centraal Testamentenregister in Den Haag. Het is derhalve feitelijk onmogelijk dat een notaris een testament achterhoudt. Dat notariskantoor R bij brief van 15 oktober 2001 aan moeder heeft medegedeeld dat vader geen testament heeft gemaakt is iets dat niet aan De notaris kan worden tegengeworpen.

8.5.      Tot slot overweegt de Kamer ten aanzien van de klacht dat De notaris de derdenrekening van zijn kantoor waarop onder andere de opbrengsten van woningen uit de nalatenschap van vader en gelden van opa en oma zijn gestort, in 1999 heeft opgeheven zonder daarbij openheid van zaken te hebben geven, als volgt. De notaris heeft onbetwist gesteld dat de desbetreffende gelden zijn terug te vinden op de zogeheten kwaliteitsrekening, waar notarissen sinds 1999 mee werken, vanaf welke jaar notarissen ingevolge de nieuwe Wet op het Notarisambt niet langer mochten werken met een stichting derdengelden. Dat De notaris oneigenlijke zaken zou hebben uitgevoerd is dan ook niet gebleken.

DE BESLISSING

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachten.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.C.G. Leijten, plaatsvervangend voorzitter, mr. P. Schulting, mr. H. Ph. Breuker, mr. E.M.W. de Lange en mr. N.Th. Vink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Fokkens-Kelder, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2009.

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.