ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0291 Kamer van toezicht Leeuwarden 02-2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKLEE:2009:YC0291
Datum uitspraak: 06-05-2009
Datum publicatie: 02-09-2009
Zaaknummer(s): 02-2009
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN

Reg.nr.:

02-2009

Uitspraak: 6 mei 2009

UITSPRAAK

van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

A,

wonende te B,

hierna te noemen: A,

procederende in persoon,

tegen

mr. **,

notaris te C,

hierna te noemen: de notaris,

procederende in persoon.

PROCESVERLOOP

1.         Bij brief van 4 februari 2009, aangevuld bij brief van 8 maart 2009, heeft A een klacht ingediend tegen de notaris. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brieven van 10 februari 2009 en 16 maart 2009. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 20 maart 2009 ter vergadering van de voltallige Kamer. Zowel A als de notaris zijn verschenen. Van het verhandelde zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.

MOTIVERING

Vaststaande feiten

2.1.      In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.

2.2.      Bij beschikking van 16 oktober 2002 is door de rechtbank Leeuwarden de echtscheiding tussen A en de heer D uitgesproken. Daarbij heeft de rechtbank de ambtsvoorganger van de notaris benoemd om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bewerkstelligen.

2.3.      Op 31 oktober 2003 is ten kantore van de notaris de leveringsakte gepasseerd van het tot de huwelijksgemeenschap behorende pand aan de E te F.

2.4.      De financiële afwikkeling van de boedelscheiding is tot op heden niet afgerond.

Het standpunt van A

3.         A heeft aangevoerd dat zij de notaris meerdere malen heeft verzocht te zorgen voor de financiële afwikkeling van de boedelscheiding, maar dat de notaris de door de rechtbank bij beschikking van 16 oktober 2002 opgelegde plicht nog steeds niet is nagekomen. A stelt dat zij hierdoor financieel schade lijdt. Volgens A zijn ten onrechte kosten die ten laste komen van haar ex-echtgenoot bij haar in rekening gebracht en heeft de notaris geen onderzoek gedaan naar een door haar ontvangen gift van haar ouders. Verder heeft zij aangevoerd dat de notaris de waarheid verdraait en onjuistheden vertelt.  

Het standpunt van de notaris

4.         De notaris betwist de klacht en stelt dat het bestaande praktijk is dat voormalige echtelieden zelf met de door de rechtbank benoemde notaris contact dienen op te nemen betreffende een eventuele boedelscheiding. Zowel A als haar ex-echtgenoot hebben tot aan de overdracht van hun woning geen contact opgenomen met de ambtsvoorganger van de notaris over de boedelscheiding. Ten aanzien van de gift stelt de notaris dat hij hiernaar, conform afspraak met partijen, onderzoek heeft gedaan. Naar de mening van de notaris valt de gift in de gemeenschap van goederen. Voorts stelt de notaris dat er tussen partijen afspraken zijn gemaakt over onder meer schoonmaakkosten. Tot slot voert de notaris aan dat het juist A is die weigert mee te werken aan een oplossing van het geschil tussen haar en haar ex-echtgenoot. Volgens de notaris heeft A de realiteit volledig uit het oog verloren.

De beoordeling

5.         De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.

6.         Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door A beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.

7.1       Het is vaste praktijk dat voormalige echtelieden zich ter bewerkstelliging van de boedelscheiding tot de door de rechtbank benoemde notaris wenden en niet dat de notaris zich tot de voormalige echtelieden wendt. In het onderhavige geval zijn A en haar ex-echtgenoot eerst bij de overdracht van hun huis op 31 oktober 2003 in contact gekomen met de in de beschikking van 16 oktober 2002 vermelde notaris de notaris. Op dat moment is het de notaris bekend geworden dat zijn ambtsvoorganger als notaris is aangewezen voor de boedelscheiding. Anders dan A is de Kamer dan ook van oordeel dat de notaris geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij voor oktober 2003 geen inspanningen heeft verricht ter bewerkstelliging van de boedelscheiding.

7.2       De Kamer is evenmin gebleken dat de notaris vanaf het moment dat het hem bekend was dat zijn ambtsvoorganger de aangewezen notaris is onvoldoende inspanning heeft geleverd.

7.3       Niet gebleken is dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gift van A's ouders. Blijkens zijn brief van 16 maart 2009 heeft de notaris kopieën van bankafschriften opgevraagd bij de bank en heeft de bank daarvoor een bedrag van € 500,- in rekening gebracht.

7.4       Voorts is de Kamer onvoldoende gebleken dat de notaris ten onrechte kosten, die volgens A ten laste behoren te komen van haar ex-echtgenoot, ten laste heeft gebracht van A.

7.5       De Kamer is dan ook van oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 98, eerste lid, van de Wna.

7.6       De Kamer is echter wel van oordeel dat op het moment dat het de notaris duidelijk werd dat er een geschil tussen A en haar ex-echtgenoot bestond en een oplossing hierin niet voor de hand lag het op de weg van de notaris had gelegen A en haar ex-echtgenoot te verwijzen naar een derde, die hen zou begeleiden om tot een oplossing te komen in het tussen hen bestaande geschil, waarna de notaris de boedelscheiding verder had kunnen afwikkelen. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.   

8.         Concluderend is de Kamer van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. 

DE BESLISSING

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.C.G. Leijten, plaatsvervangend voorzitter, mrs. P. Schulting, H.Ph. Breuker, E.M.W. de Lange en J. de Beer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Fokkens-Kelder, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

6 mei 2009.

De beslissing is verzonden op

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.