ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0500 Kamer van toezicht Assen 5/2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0500
Datum uitspraak: 28-10-2009
Datum publicatie: 03-08-2010
Zaaknummer(s): 5/2009
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Artikel 26 en 28 Verordening beroeps- en gedragsregels. Klantbenadering door notariskantoor. Verspreiding brieven in zorgcentrum.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen


K.v.T.-klachtnr. 5/2009

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

                        [klager],

                        notaris,

                        hierna: klager,

                                   tegen

                        [notariskantoor]

                        hierna: het notariskantoor

OVERWEGINGEN

1.         De procedure

1.1.      Bij brief van 3 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen het notariskantoor.

1.2.            Bij schrijven van 26 maart 2009 hebben de notarissen en kandidaat-notarissen van het

notariskantoor (hierna gezamenlijk te noemen: het notariskantoor) hun reactie op de klacht

gegeven.

1.3       Klager heeft bij brief van 8 mei 2009 gereageerd op de reactie van het notariskantoor.

1.4       Het notariskantoor heeft bij brief van 10 juni 2009 een reactie ingediend op de reactie van klager.

1.5       De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Kamer van

Toezicht van 23 september 2009. Klager was daarbij aanwezig. Namens het notariskantoor zijn verschenen mrs. W, X en Y.

2.         De feiten

            In het verleden bestond er een samenwerkingsverband tussen het notariskantoor van klager en het notariskantoor waartegen klager thans een klacht heeft ingediend. Het notariskantoor van klager was destijds in [plaats J] gevestigd en thans in de daar tegenaan gegroeide [plaats K]. Het notariskantoor waar klager zich over beklaagt was en is gevestigd te [L].

Laatst vermeld notariskantoor heeft zich door middel van een brief van 14 januari 2009 gewend tot alle bewoners van het [zorgcentrum te J]. De brieven werden in de postbussen van de bewoners gedeponeerd en waren niet individueel aan de bewoners geadresseerd.

3.         De klacht

            Klager acht voormelde wijze van klantbenadering in strijd met de artikelen 26 en 28 van de Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg). Hij vat het schrijven van het notariskantoor op als een inbreuk op de onderlinge verhoudingen tussen notarissen, die berusten op welwillendheid en vertrouwen. Er is geen overleg met klager geweest, noch heeft de benadering van de bewoners plaatsgevonden op verzoek van of met medeweten van de bewoners van het zorgcentrum. Aan het slot van de brief wordt uitsluitend het notariskantoor genoemd als het kantoor waar inlichtingen zijn te verkrijgen. Een algemene verwijzing, dat ook contact kan worden opgenomen met de notaris die de ontvanger van de brief zou kunnen kiezen, ontbreekt. Bovendien is er volgens klager sprake van een rechtstreekse en individuele benadering van personen, die gezien het ontbreken van een duidelijke adressering boven de brief niet als cliënten van de afzender zijn aan te merken. Ook is klager van mening dat de bewoners van het zorgcentrum niet gekwalificeerd kunnen worden als een groep, zoals in de toelichting bij artikel 28 Vbg staat vermeld. Volgens klager moet de behoefte aan informatie dan voortkomen uit een door (vertegenwoordigers van) die groep aan de notaris kenbaar gemaakte wens om informatie te ontvangen, terwijl de adressen, waaraan de informatie wordt gericht, ook vanuit die groep aan de notaris moeten worden aangeleverd. De notaris stelt dat van een dergelijke situatie in casu geen sprake is.

4.         Het verweer

            Het notariskantoor geeft aan dat de bedoeling van de verspreiding van de brief is geweest om een bepaalde doelgroep (van deels hun eigen cliënten) op een correcte wijze te informeren over voor hen relevante zaken. Daarbij meent het notariskantoor niet de indruk gewekt te hebben dat er sprake was van het claimen van een cliëntrelatie. Ook meent het notariskantoor dat hun werkgebied niet is beperkt tot [L], maar dat ook de [gemeente M] tot dit werkgebied behoort. Voorts is de verspreiding van de brief naar de mening van het notariskantoor niet in strijd met het bepaalde in artikel 26 Vbg. Het enkel versturen van een informatieve, waarheidsgetrouwe en objectief geformuleerde brief aan bewoners van woon-/zorgcentra vormt geen inbreuk op de onderlinge verhouding. Het notariskantoor heeft niet de indruk gewekt dat slechts bij hun kantoor de betreffende diensten kunnen worden verricht. Ten aanzien van de gestelde inbreuk op de onderlinge verhouding merkt het notariskantoor op dat de tijdsgeest, waarbij notarissen worden geacht marktgericht te denken, maakt dat een notaris zijn wijze van marktbenadering niet direct zal melden aan zijn collega. Verder meent het notariskantoor dat van schending van artikel 28 Vbg evenmin sprake is. Een verzameling senioren die woonachtig is in een woon-/zorgcentrum, allen van min of meer dezelfde leeftijdscategorie zijn, allen vallen binnen de kaders van de AWBZ en WMO en die naar maatschappelijke opvatting een logisch geheel vormen en aantoonbaar onderling verband hebben, kunnen worden gedefinieerd als “groep” met (minimaal enige) samenhang, die rechtstreeks schriftelijk benaderd kan worden.

5.         De beoordeling

5.1.      De Kamer van Toezicht dient zich in de eerste plaats uit te spreken over haar bevoegdheid

in deze klachtzaak in verband met de omstandigheid dat notaris mr. W van het notariskantoor waartegen de klacht is ingediend tevens lid is van de Kamer van Toezicht te Assen. In artikel 98, derde lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) is bepaald dat, indien met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamers van toezicht die notaris of kandidaat-notaris zijn een klacht is ingediend, de voorzitter de president van het gerechtshof te Amsterdam verzoekt een andere kamer van toezicht aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. Naar het oordeel van de Kamer staat het lidmaatschap van de Kamer van mr. W de behandeling van deze klachtzaak door de Kamer niet in de weg. De Kamer acht hierbij van belang dat de klacht niet is ingediend tegen mr. W persoonlijk, maar tegen het notariskantoor waarvan hij deel uit maakt. Zoals ter zitting is gebleken gaat het zowel klager als ook het notariskantoor om een principiële uitspraak van de Kamer over de toelaatbaarheid van de verspreiding van de brief door het notariskantoor en is de klacht niet persoonlijk van aard. Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien acht de Kamer zich bevoegd ten aanzien van de onderhavige klachtzaak en gaat zij over tot een inhoudelijke beoordeling.

5.2       Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van onder meer enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling.

5.3       De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.

5.4       In artikel 26 Vbg is bepaald dat de notaris erop dient toe te zien dat publiciteit die door of ten behoeve van hem wordt bedreven in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een behoorlijk notaris betaamt en geen inbreuk vormt op het streven in het notariaat naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Artikel 28 Vbg bepaalt dat de notaris bij het bedrijven van publiciteit mogelijke opdrachtgevers, niet zijnde cliënten, niet rechtstreeks mag benaderen, behoudens voor zover dat schriftelijk geschiedt aan een groep geadresseerden.

5.5       De Kamer overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het notariaat als beroepsgroep aan marktwerking is onderworpen. Naar het oordeel van de Kamer en onbestreden door partijen hoort het werven van cliënten daarbij. De Kamer stelt vast dat ondanks de open markt de regelgeving over publiciteit in het notariaat behouden is gebleven. De Kamer is van oordeel dat het notariskantoor met de brief van 14 januari 2009 de grenzen van de binnen het notariaat geldende publiciteitsregels niet heeft overschreden. Ten aanzien van de stelling van klager dat de brief niet slechts als informatief kan worden beschouwd, maar wervend lijkt te zijn bedoeld, heeft het notariskantoor bevestigd dat de brief, hoewel deze niet in de eerste plaats vanuit een wervend oogpunt is verspreid, als een wervingsmiddel moet worden beschouwd. De Kamer is - anders dan klager- van oordeel dat het notariskantoor vanuit concurrentieoogpunt niet gehouden was om collega notarissen van te voren te informeren over de inhoud van de brief en het plan om deze te verspreiden. Ter zitting van de Kamer is gebleken dat de brief een min of meer algemene wervingsactie betrof, maar wel gericht aan een selecte groep geadresseerden. Zo zijn niet alleen de bewoners van het zorgcentrum in [J] door het notariskantoor benaderd door middel van de brief, maar tevens bewoners van zorgcentra in andere plaatsen rond [L], zoals [M], [N] en [O]. In dit kader hebben de ter zitting aanwezige notarissen van het notariskantoor aangegeven dat uit hun klantenbestand is gebleken dat in deze plaatsen klanten van hen zitten. De stelling van klager dat hij zich zou kunnen voorstellen dat het notariskantoor de brief bij zorgcentra in [L] zou hebben verspreid, maar niet in de plaats waar een andere notaris is gevestigd, volgt de Kamer niet. Ook in [L] is het notariskantoor immers niet het enige notariskantoor. De Kamer acht de publiciteits- en collegialiteitsregels wellicht wel overtreden als het notariskantoor de brief uitsluitend in de vestigingsplaats van een andere notaris had verspreid. Ten slotte overweegt de Kamer dat ook de inhoud van de brief van het notariskantoor geen aanleiding geeft voor het oordeel dat artikel 26 Vbg is overtreden.

5.6       Gelet op het voorgaande dient de klacht ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer van Toezicht verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven te Assen op 28 oktober 2009 door mr. A. van der Meer, voorzitter, mrs. J.M.C. Obenhuijsen, N.Th. Vink, J. Tillema en S. Fissering, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

mr. M.J.C. ten Hoopen,                                                                     mr. A. van der Meer,  

secretaris.                                                                               voorzitter.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.