ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0499 Kamer van toezicht Assen 02/2009

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0499
Datum uitspraak: 17-08-2009
Datum publicatie: 03-08-2010
Zaaknummer(s): 02/2009
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Nalatenschap. Tijdsverloop tussen overlijden erflater en moment informeren van klaagster dat zij erfgenaam was. Fout in brief kandidaat-notaris. Onzorgvuldige advisering aanvaarden nalatenschap en tekenen verklaring. Klacht ongegrond.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen


K.v.T.-klachtnr. 02/2009

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

                        [klaagster]

                        tegen

                        [oud-notaris]              

                        en

                        [kandidaat-notaris]

OVERWEGINGEN

1.         De procedure

1.1.            Bij brieven van 5 december 2008 en 22 januari 2009 heeft klaagster een klacht ingediend

tegen de oud-notaris en de kandidaat-notaris.

1.2.            Bij schrijven van 25 februari 2009 heeft de oud-notaris zijn reactie op de klacht

gegeven. Bij brief van 8 maart 2009 heeft de kandidaat-notaris gereageerd op de klacht.

1.3              Klaagster heeft bij brief van 6 april 2009 gereageerd op de reactie van de oud-notaris en

de kandidaat-notaris.  

1.4              De oud-notaris heeft bij brief van 6 mei 2009 een reactie ingediend op de reactie van

klaagster van 6 april 2009. Bij brief van 28 mei 2009 heeft de kandidaat-notaris gereageerd.

1.5              De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Kamer van

Toezicht van 10 juni 2009. Klaagster was met kennisgeving afwezig. De oud-notaris en kandidaat-notaris zijn verschenen.

2.         De feiten

            Op 3 maart 2008 is de heer K overleden. Zijn testament is op 13 juni 2007 verleden voor de oud-notaris. In dit testament is klaagster tot één van zijn erfgenamen benoemd. De in het testament aangewezen executeur heeft de kandidaat-notaris verzocht een verklaring van erfrecht op te stellen.

3.         De klacht

            Klaagster stelt zich op het standpunt dat de kandidaat-notaris haar niet snel genoeg heeft geïnformeerd dat zij in het testament van de heer K tot één van de erfgenamen was benoemd.

Voorts meent klaagster dat de brief die de kandidaat-notaris haar in dit kader op 23 april 2008 heeft gestuurd onzorgvuldig is. De kandidaat-notaris heeft het in de brief over “uw broer”, terwijl klaagster geen familie van de heer K is. Ook schrijft de kandidaat-notaris dat klaagster naar zijn kantoor dient te komen voor het ondertekenen van de verklaring, maar dit betekent voor klaagster een lange reis en het opnemen van een vrije dag. Met de toevoeging van de kandidaat-notaris dat klaagster ook de dichtstbijzijnde notaris zou kunnen raadplegen, maar dat hiervoor mogelijk kosten in rekening worden gebracht, impliceert de kandidaat-notaris volgens klaagster ten onrechte dat er geen kosten aan verbonden zouden zijn indien klaagster naar zijn kantoor zou komen. Voorts kan de kandidaat-notaris niet aannemen dat klaagster de nalatenschap zuiver zou willen aanvaarden, enkel op basis van verklaringen van de heer K en de executeur-testamentair.

In het telefoongesprek dat klaagster naar aanleiding van voormelde brief begin mei 2008 met de kandidaat-notaris heeft gevoerd, heeft de kandidaat-notaris klaagster ervan proberen te overtuigen dat een beneficiaire aanvaarding nodeloos kosten met zich brengt en dat klaagster er volgens hem verstandiger aan doet mee te werken aan zuivere aanvaarding. Klaagster heeft gezegd dat zij geen risico durft te nemen en heeft gezegd dat zij zich zal beraden. Vervolgens heeft klaagster op 14 mei 2008 ongevraagd een brief van de kandidaat-notaris ontvangen met daarbij een “volmacht beneficiaire aanvaarding” met een nota voor het opmaken van deze volmacht. Daarna hebben de advocaat van klaagster en de oud-notaris een briefwisseling met elkaar gevoerd over het al dan niet verstrekken van een opdracht door klaagster aan de kandidaat-notaris en de oud-notaris.

4.         Het verweer

            De oud-notaris en de kandidaat-notaris stellen zich op het standpunt dat een termijn van zes weken na overlijden van de erflater niet ongebruikelijk lang is om klaagster te informeren over de nalatenschap. De executeur is in verband met de nalatenschap op 11 maart 2008 voor het eerst op het notariskantoor geweest. Verder kost het inwinnen van inlichtingen bij bijvoorbeeld gemeenten en het kadaster enige tijd.

Verder erkennen de oud-notaris en de kandidaat-notaris dat het een fout betreft dat in de brief van 23 april 2008 wordt geschreven over de nalatenschap van “uw broer” en bieden zij daarvoor hun verontschuldiging aan. De kandidaat-notaris geeft hierbij aan dat hij niet eerder excuses heeft kunnen maken, omdat de fout hem niet bekend was.

Ten aanzien van de klachten van klaagster over de zinsneden “dient u de verklaring op ons kantoor te ondertekenen” en “mogelijk worden hiervoor kosten in rekening gebracht” merken de oud-notaris en kandidaat-notaris op dat deze reactie alleen bedoeld is om te voldoen aan het wettelijk vereiste om van de juiste persoon de handtekening te legaliseren, eventueel door de dichtstbijzijnde notaris. Juist uit zorgvuldigheidsoverwegingen heeft de kandidaat-notaris klaagster erop gewezen dat “mogelijk kosten in rekening worden gebracht”. Bedoeld is klaagster erop te wijzen dat zij een notariskantoor bij haar in de buurt kan zoeken dat geen of weinig kosten in rekening zou brengen voor het legaliseren van haar handtekening op reeds opgemaakte stukken.

Verder geeft de kandidaat-notaris aan dat hij in het telefoongesprek van 28 april 2008 enkel uitleg heeft gegeven op grond waarvan hij er van uit is gegaan dat klaagster tot zuivere aanvaarding zou overgaan. Hij betreurt het dat klaagster deze informatieverstrekking heeft ervaren als een “overtuigen om tot zuivere aanvaarding over te gaan”. De kandidaat-notaris heeft klaagster blijkens de gespreksnotities in het telefoongesprek uitdrukkelijk gewezen op de gevolgen van zuivere aanvaarding. Voorts merken de oud-notaris en de kandidaat-notaris op dat de aanname van de kandidaat-notaris dat de nalatenschap positief is zorgvuldiger is dan klaagster stelt. Voor het opmaken van het testament is met de heer K uitvoerig en zorgvuldig besproken waaruit het vermogen bestond waarover hij wilde beschikken. Na het overlijden heeft de executeur een mondelinge opgave van het vermogen gedaan op 11 maart 2008. Deze opgave is in mei bevestigd door de ondertekende voorlopige vermogensopstelling. Op 27 mei 2008 is deze vermogensopstelling verstuurd aan de raadsman van klaagster. In de door de kandidaat-notaris gemaakte gespreksnotities van het telefoongesprek met klaagster op 28 april 2008 staat dat de kandidaat-notaris op grond van de vermelde opgaven aan klaagster heeft meegedeeld dat het saldo van de nalatenschap ruim voldoende was om de schulden te voldoen. Klaagster wilde er volledig zeker van zijn door zuivere aanvaarding niet aansprakelijk te worden voor een schuld van de nalatenschap, reden waarom de kandidaat-notaris heeft geadviseerd om tot beneficiaire aanvaarding over te gaan. Klaagster heeft hier tijdens het telefoongesprek toe besloten en de kandidaat-notaris verzocht om de betreffende volmacht op te stellen en toe te sturen. In de gespreksnotitie van de kandidaat-notaris is niet vermeld dat klaagster zich wilde beraden. De volmacht en de nota zijn klaagster op 14 mei 2008 gezonden, met verwijzing naar hetgeen telefonisch is besproken. De oud-notaris en de kandidaat-notaris zijn derhalve van mening dat de volmacht en de nota niet ongevraagd zijn toegezonden. In dit kader merken zij op dat het in het geval van klaagster niet ongebruikelijk is om geen schriftelijke opdracht te vragen, omdat al vastgesteld was dat klaagster als erfgenaam in de nalatenschap was gerechtigd.

Ten slotte merkt de oud-notaris op dat er in zijn brief aan de advocaat van klaagster naar aanleiding van diens brief geen sprake is geweest van “jokken” van zijn kant.

5.         De beoordeling

5.1.      Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van onder meer enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling.

5.2.      De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of de oud-notaris en de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.

5.3              Ten aanzien van klaagsters stelling dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld

door haar eerst zes weken na het overlijden van de heer K te informeren dat zij tot één van zijn erfgenamen was benoemd is de Kamer van oordeel dat de oud-notaris en de kandidaat-notaris kunnen worden gevolgd in hun standpunt dat deze termijn van zes weken niet ongebruikelijk lang is. Zij hebben hierbij terecht gewezen op de omstandigheid dat de executeur pas een week na het overlijden op het notariskantoor is gekomen en dat het inwinnen van de benodigde inlichtingen ook enige tijd vergt. De klacht is op dit onderdeel dan ook ongegrond.

5.4              De Kamer stelt vast dat de oud-notaris en de kandidaat-notaris hebben erkend dat in de

brief van de kandidaat-notaris aan klaagster van 23 april 2008 ten onrechte is geschreven over de nalatenschap van “uw broer”. Zij hebben voor deze fout hun verontschuldiging aangeboden. De Kamer overweegt dat hier sprake is van een kennelijke misslag en niet van een tuchtrechtelijk verwijt dat aan de kandidaat-notaris of oud-notaris kan worden gemaakt. De Kamer zal de klacht op dit punt derhalve ongegrond verklaren.

5.5       Met betrekking tot hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht over de zinsneden “Daarom dient u de verklaring op ons kantoor te ondertekenen” en “mogelijk worden hiervoor kosten in rekening gebracht” overweegt de Kamer als volgt. De oud-notaris en de kandidaat-notaris hebben uitgelegd dat met de eerste zinsnede wordt beoogd de verplichting tot legaliseren van de handtekening aan te geven. Klaagster is er hierbij in de brief van de kandidaat-notaris van 28 april 2008 op gewezen dat zij dit ook bij een ander notariskantoor kan laten doen. De oud-notaris en de kandidaat-notaris hebben in reactie op de klacht uitgelegd dat in de brief zorgvuldigheidshalve is toegevoegd dat hierbij mogelijk kosten in rekening worden gebracht. De Kamer is van oordeel dat uit het voorgaande geenszins enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de zijde van de kandidaat-notaris en oud-notaris volgt. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.6       Het verwijt van klaagster dat de kandidaat-notaris in zijn brief van 23 april 2008 ten onrechte heeft aangenomen dat zij zuiver wil aanvaarden, brengt de Kamer tot het volgende oordeel. De oud-notaris heeft verklaard dat er bij het opstellen van het testament zorgvuldig is gekeken naar het vermogen waarover de heer K wilde beschikken. De kandidaat-notaris heeft aangegeven dat hij op basis van de informatie van de heer K en op basis van de verklaring van de executeur-testamentair tot zijn aanname is gekomen. Naar het oordeel van de Kamer heeft de kandidaat-notaris dit kunnen doen op basis van de ervaringen van het notariskantoor met soortgelijke gevallen en heeft hij uit praktische overwegingen een verklaring voor zuivere aanvaarding bij zijn brief aan klaagster kunnen voegen. Hierbij acht de Kamer van belang dat de kandidaat-notaris klaagster in zijn brief heeft geïnformeerd over de verschillende vormen van aanvaarding van een nalatenschap en haar heeft gewezen op de mogelijkheid een andere keuze te maken. Nergens blijkt uit dat hij haar heeft willen overtuigen om zuiver te aanvaarden.

5.7       In aansluiting op hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen overweegt de Kamer dat ook uit de verklaringen van de kandidaat-notaris en klaagster over het telefoongesprek dat zij begin mei 2008 voerden niet kan worden geconcludeerd dat de kandidaat-notaris iets anders heeft beoogd dan klaagster te informeren over haar mogelijkheden en haar te helpen bij het maken van een keuze gelet op haar persoonlijke omstandigheden. De Kamer zal de klacht ongegrond verklaren.

5.8       Voorts heeft klaagster gesteld dat de kandidaat-notaris en de oud-notaris ten onrechte zijn uitgegaan van een opdrachtverstrekking van haar kant in verband met het tekenen van een volmacht. Hieromtrent overweegt de Kamer dat de vraag of de kandidaat-notaris en de oud-notaris al dan niet een opdracht van klaagster hadden tot het leveren van de volmacht een civielrechtelijk geschilpunt betreft, dat niet aan de Kamer ter toetsing kan worden voorgelegd.

5.9       Onder verwijzing naar hetgeen onder 5.8 is overwogen, is de Kamer van oordeel dat hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht onbesproken kan blijven.

5.10     Gelet op het voorgaande zal de Kamer de klacht ongegrond verklaren.

BESLISSING

De Kamer van Toezicht verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven te Assen op 17 augustus 2009 door mr. A. van der Meer, voorzitter, mrs. H.A. Bongers-Kuipers, J.F.H. de Jong Posthumus, leden, mrs. J.M.C. Obenhuijsen en J. Tillema, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

mr. M.J.C. ten Hoopen,                                                                     mr. A. van der Meer,  

secretaris.                                                                               voorzitter.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.