ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0496 Kamer van toezicht Assen 10/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0496
Datum uitspraak: 17-08-2009
Datum publicatie: 03-08-2010
Zaaknummer(s): 10/2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Omzetting huwelijk in geregistreerd partnerschap en ontbinding geregistreerd partnerschap. Klacht inzake de betrokkenheid van de notaris bij dit dossier, gelet op de zakelijke relatie tussen de notaris en de voormalig partner van klaagster, acht de Kamer ongegrond. Klacht over achterwege blijven van een reactie van de notaris op een verzoek om informatie over pensioenfondsen gegrond.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen


K.v.T.-klachtnr. 10/2008

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

                        [klaagster]

                        gemachtigde:  mr. H.A. Jonker-van Dijk

                                   tegen

                        [notaris]

OVERWEGINGEN

1.         De procedure

1.1.      Bij brief van 23 december 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de

notaris.

1.2.            Bij schrijven van 11 februari 2009 heeft de notaris haar reactie op de klacht

gegeven.

1.3              Klaagster heeft bij brief van 25 maart 2009 gereageerd op de reactie van de

notaris.

1.4              De notaris heeft bij brief van 6 mei 2009 een reactie ingediend op de reactie van klaagster

van 25 maart 2009.

1.5              De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Kamer van

Toezicht van 10 juni 2009. Klaagster, bijgestaan door mr. J. Klopstra, vervanger van haar gemachtigde, was daarbij aanwezig. De notaris is eveneens verschenen.

2.         De feiten

            Het huwelijk van klaagster met haar voormalig partner is in 2004 omgezet in een geregistreerd partnerschap, welk geregistreerd partnerschap vervolgens is ontbonden. De notaris is hierbij betrokken geweest.    

3.         De klacht

            Klaagster is in de eerste plaats van mening dat de notaris, toen klaagster bezwaar had gemaakt tegen de betrokkenheid van de notaris bij de ontbinding van het geregistreerd partnerschap vanwege de zakelijke relatie tussen de toenmalige partner van klaagster en het notariskantoor, zich op het standpunt had moeten stellen dat het notariskantoor de ontbinding van het geregistreerd partnerschap niet kon behandelen en niet heeft kunnen volstaan met de overdracht van de zaak aan een kantoorgenoot.   

Voorts stelt klaagster dat de notaris haar ten onrechte niet heeft uitgelegd dat de met haar voormalig partner gemaakte afspraken in een onderhandse akte zouden worden opgenomen, noch heeft de notaris klaagster gewezen op het verschil tussen een onderhandse akte en een authentieke notariële akte.

Ook beklaagt klaagster zich over de omstandigheid dat de notaris, ondanks herhaalde verzoeken via (aangetekende) post van zowel klaagster als haar gemachtigde, nog altijd niet heeft voldaan aan haar verzoek om nadere informatie over de pensioenfondsen.

In dit kader merkt klaagster op dat uit een brief van [pensioenfonds] van 30 januari 2009 alsmede uit mailverkeer tussen [pensioenfonds] en klaagster blijkt dat de echtscheiding en bijbehorende mutaties niet eerder door [pensioenfonds] zijn verwerkt, omdat [pensioenfonds] hiervan niet op de hoogte was gebracht. In het verlengde hiervan stelt klaagster dat de notaris stukken antidateert en de Kamer kennelijk bewust onjuist informeert.

4.         Het verweer

            De notaris geeft aan dat zij de behandeling van de afwikkeling van de echtscheiding pas op zich heeft genomen nadat zij overleg had gevoerd met haar kantoorgenoten en nadat klaagster had aangegeven dat zij tegen de betrokkenheid van de notaris bij de behandeling van het dossier geen bezwaar had. Tevens heeft de notaris klaagster gewezen op de mogelijkheid tot het inschakelen van een eigen juridisch adviseur. Toen klaagster op een gegeven moment na de opstelling van het concept-convenant heeft aangegeven dat zij liever niet wilde dat de notaris de zaak verder behandelde, is het dossier in overleg met klaagster overgedragen aan kantoorgenoot notaris Y. Notaris Y heeft klaagster hierover op 10 mei 2004 bericht. Klaagster heeft niet kenbaar gemaakt dat zij de ontbinding van het huwelijk/geregistreerd partnerschap bij een ander kantoor geregeld wilde hebben.

Voorts merkt de notaris op dat uit de aantekeningen van de eerste bespreking van de notaris met klaagster en haar voormalig partner blijkt dat reeds toen is gesproken over een onderhandse akte dan wel een notariële akte. Verder wijst de notaris erop dat klaagster ondertussen juridisch advies had ingewonnen over het eerste concept-convenant bij mr. J. Klopstra.

Met betrekking tot de klacht over de informatieverstrekking over de pensioenverdeling merkt de notaris op dat tijdens de eerste bespreking al is aangegeven dat de pensioenen bij [pensioenfonds] waren opgebouwd. Voorts merkt de notaris op dat klaagster op 26 oktober 2004 een brief heeft ontvangen van notaris Y, waarin hij op verzoek van de voormalig partner van klaagster de pensioenpolis bij [pensioenfonds] in kopie naar klaagster heeft gestuurd.

De notaris geeft toe dat klaagster recht had op een eerdere reactie van haar kant wat betreft de stukken inzake de pensioenfondsen. Ook had zij deze stukken eerder naar de gemachtigde van klaagster moeten sturen. De notaris biedt hiervoor haar excuses aan, omdat zij van mening is dat de door haar genoemde omstandigheden (gedwongen ontslagen op kantoor en ziekte schoonvader) niet relevant behoren te zijn voor de klant. Naar mening van de notaris is klaagster echter niet in haar belangen geschaad en zijn de echtscheiding en de gevolgen gerealiseerd zoals door klaagster en haar voormalig partner was bedoeld.  

Ten slotte bestrijdt de notaris dat zij brieven zou hebben geantidateerd. Zij geeft aan dat zij op het notariskantoor bijna alle familiezaken doet en dat zij op verzoek van haar kantoorgenoot notaris Y na de dossieroverdracht op 20 mei 2004 de brieven heeft geschreven die nog naar onder andere de pensioenfondsen moesten worden verstuurd. Notaris Y zou de brieven versturen zodra alle benodigde gegevens waren binnengekomen, maar er is destijds blijkbaar geen nieuwe datum op de brieven gezet. Er is derhalve slechts sprake van een administratieve vergissing.

5.         De beoordeling

5.1.      Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van onder meer enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling.

5.2.      De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.

5.3       De notaris heeft aangegeven dat zij in februari 2004 is benaderd door de voormalig partner van klaagster in verband met de op handen zijnde echtscheiding tussen hem en klaagster en met het verzoek om deze echtscheiding te regelen. De notaris heeft verklaard dat zij toen eerst heeft overlegd met haar kantoorgenoten. Bij brief van 18 februari 2004 heeft de notaris dit aan de voormalig partner van klaagster bericht en meegedeeld dat zij wil helpen bij de afwikkeling van de echtscheiding, maar dat ook klaagster het hiermee eens moet zijn. In dit kader stelt de Kamer op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat niet in geschil is dat de voormalig partner van klaagster en het notariskantoor een zakelijke relatie onderhielden. Vervolgens heeft de notaris een bespreking gehad met klaagster en haar voormalig partner. De Kamer overweegt dat uit de aantekeningen van dit gesprek die de notaris heeft overgelegd, blijkt dat de brief aan de voormalig partner van klaagster van 18 februari 2004 ter sprake is geweest alsmede de mogelijkheid voor klaagster om een eigen juridisch adviseur in te schakelen. De notaris heeft verklaard dat begin maart 2004 het concept-convenant is opgesteld, welke op 10 maart 2004 naar klaagster en haar voormalig partner is verzonden.

5.4       Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat zij er in eerste instantie geen problemen mee had dat de notaris de afwikkeling van de echtscheiding en de ontbinding van het geregistreerd partnerschap zou regelen. Later heeft zij in haar omgeving kenbaar gemaakt dat zij niet gelukkig was met de keuze voor de notaris. Zij heeft echter hieromtrent nimmer contact opgenomen met het notariskantoor: niet met de notaris, noch met notaris Y. Zij heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij het niet erg vond dat de zaak werd overgedragen aan een andere notaris, maar dat zij op dat moment emotioneel was en er niet zo mee bezig was. Verder volgt uit een door de notaris ter zitting overgelegde brief van 20 april 2004 van de voormalig partner van klaagster dat de notaris reeds in dat stadium op de hoogte was van de omstandigheid dat klaagster zich juridisch had laten adviseren door […], tevens advocaat, mr. J. Klopstra. De Kamer stelt vast dat klaagster nimmer heeft aangegeven dat zij de zaak door een ander notariskantoor behandeld wilde hebben. Gelet op voormelde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer de behandeling van het dossier kunnen overdragen aan haar kantoorgenoot notaris Y. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de zijde van de notaris is de Kamer in dit kader niet gebleken. De Kamer zal de klacht op dit punt dan ook ongegrond verklaren.

5.5       Met betrekking tot de klacht inzake de informatieplicht ten aanzien van het verschil tussen een authentieke en een onderhandse akte en de keuze die in dit kader is gemaakt, overweegt de Kamer als volgt. Daargelaten de vraag in hoeverre de notaris verplicht is deze informatie te verstrekken, is naar het oordeel van de Kamer onvoldoende gebleken dat de notaris de informatie in casu niet heeft verstrekt. Blijkens de aantekeningen van het gesprek van de eerste bespreking tussen de notaris en klaagster en haar voormalig partner heeft de notaris zowel de notariële als de onderhandse akte genoemd. Voorts overweegt de Kamer het volgende. De voormalig partner van klaagster schrijft in zijn brief van 20 april 2004 aan de notaris dat klaagster en hij het concept convenant samen hebben doorgenomen en dat klaagster zich in een aantal zaken niet kan vinden. De voormalig partner van klaagster beschrijft vervolgens de punten in het convenant, waarvan klaagster en hij zijn overeengekomen dat deze aanpassing behoeven. Hij schrijft vervolgens ondermeer dat het convenant een onderhandse overeenkomst wordt. Gelet op de redactie van deze brief, waaruit volgt dat klaagster en haar voormalig partner samen tot de aanpassingen in het concept convenant hebben besloten, heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer op de inhoud van de brief mogen afgaan en heeft zij, hoewel dit wellicht zorgvuldiger was geweest, op basis van deze inhoud geen aanleiding hoeven zien om klaagster nader afzonderlijk te berichten over de keuze van de akte. De Kamer betrekt hierbij tevens de omstandigheid dat de verstandhouding tussen klaagster en haar voormalig partner op dat moment kenbaar goed was. De Kamer komt dan

ook tot het oordeel dat er geen sprake is van klachtwaardig handelen van de notaris en zal de klacht op dit punt ongegrond verklaren.

5.6       Ten aanzien van de klacht inzake het verstrekken van informatie over de pensioenfondsen overweegt de Kamer dat de notaris heeft erkend dat zij deze informatie niet tijdig heeft verstrekt aan klaagster noch aan haar gemachtigde en dat de notaris voor deze omstandigheid haar excuses heeft aangeboden. Niet in geschil is dat klaagster op 4 december 2007 aan de notaris heeft verzocht om aan te geven wat de notaris had ondernomen met betrekking tot de pensioenverdeling. De notaris heeft hierop bij brief van 6 december 2007 gereageerd.  Vervolgens heeft klaagster bij brief van 11 december 2007 nadere informatie aan de notaris gevraagd over de pensioenfondsen. Onbestreden is dat de notaris deze brief, alsmede een aangetekend verzonden herinneringsbrief van klaagster van 21 april 2008 niet heeft beantwoord. Ook op de aangetekende brief die de gemachtigde van klaagster in dit kader op 9 oktober 2008 heeft verstuurd heeft de notaris niet gereageerd. Naar aanleiding van de brief van 3 november 2008 van klaagsters gemachtigde heeft de notaris op 5 november 2008 een emailbericht verstuurd met de toezegging de verzochte informatie op te zoeken en te kopiëren. Op 19 november 2008 heeft de gemachtigde van klaagster aan de notaris bericht dat zij nog altijd de gevraagde informatie niet ontvangen had. In reactie hierop heeft de notaris bij emailbericht van 24 november 2008 bericht dat zij vanwege computerproblemen de week daarvoor de stukken niet kon versturen, maar dat zij de stukken de volgende dag ter post zou bezorgen. Ook deze keer heeft de gemachtigde van klaagster niets ontvangen. In het verweerschrift heeft de notaris als redenen voor de late reactie richting de gemachtigde van klaagster aangegeven dat het notariskantoor in oktober, november en december 2008 een aantal mensen heeft moeten ontslaan en dat dit haar zeer heeft beziggehouden, alsmede dat haar schoonvader ernstig ziek was en zij veel tijd buiten kantoor heeft doorgebracht. Zoals de notaris zelf heeft aangegeven, is ook de Kamer van oordeel dat voormelde omstandigheden niet relevant behoren te zijn voor klaagster. Ook heeft de notaris hiermee geen verklaring gegeven voor het feit dat zij niet eerder op de brieven van klaagster zelf heeft gereageerd. De Kamer is van oordeel dat van de notaris had mogen worden verwacht dat zij eerder had gereageerd op het verzoek om informatie van klaagster. De Kamer zal de klacht op dit punt dan ook gegrond verklaren.

5.7       De klacht die ziet op de gestelde anti-datering van brieven door de notaris brengt de Kamer tot het volgende oordeel. De notaris heeft aangegeven dat zij normaalgesproken de familiezaken bij haar op kantoor doet. Na de overdracht van het dossier aan haar kantoorgenoot notaris Y heeft deze haar gevraagd welke brieven er na de inschrijving van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap nog verstuurd moesten worden aan met name de pensioenfondsen. Op 20 mei 2004 heeft de notaris deze brieven voor notaris Y gemaakt. Hij zou de brieven versturen zodra alle benodigde gegevens waren binnengekomen. De notaris concludeert dat er blijkbaar, toen de benodigde gegevens binnen waren en deze als bijlagen bij de brieven verstuurd konden worden, geen nieuwe datum op de brieven is gezet, terwijl de benodigde gegevens dateren van na de datum waarop de notaris de brieven had geschreven. Gelet op de verklaring van de notaris is de Kamer van oordeel dat klaagster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van anti-datering. Niet is gebleken dat de notaris in dit kader een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De Kamer concludeert dan ook tot ongegrondverklaring van de klacht op dit punt. 

5.8       Gelet op het voorgaande dient de klacht met betrekking tot het verstrekken van informatie over de pensioenfondsen gegrond te worden verklaard en dient de klacht voor het overige ongegrond te worden verklaard.

5.9       Voor het opleggen van een tuchtmaatregel ziet de Kamer onvoldoende aanleiding. De Kamer overweegt hiertoe dat de afwikkeling van de echtscheiding en ontbinding van het geregistreerd partnerschap onbestreden overeenkomstig de bedoeling van klaagster en haar voormalig partner heeft plaatsgevonden. Niet is gebleken dat klaagster door de late reactie van de notaris op haar verzoek om informatie over de pensioenfondsen in haar belangen is geschaad. Ten slotte laat de Kamer meewegen dat de notaris heeft erkend dat zij niet tijdig heeft gereageerd en dat zij voor deze omstandigheid haar excuses heeft aangeboden.

BESLISSING

De Kamer van Toezicht:

-          verklaart de klacht inzake het niet tijdig reageren op het verzoek om informatie over de pensioenfondsen gegrond;

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven te Assen op 17 augustus 2009 door mr. A. van der Meer, voorzitter, mrs. H.A. Bongers-Kuipers, J.F.H. de Jong Posthumus, leden, mrs. J.M.C. Obenhuijsen en J. Tillema, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

mr. M.J.C. ten Hoopen,                                                                     mr. A. van der Meer,  

secretaris.                                                                               voorzitter.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.