ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0495 Kamer van toezicht Assen 05/2008

ECLI: ECLI:NL:TNOKASS:2009:YC0495
Datum uitspraak: 08-04-2009
Datum publicatie: 29-07-2010
Zaaknummer(s): 05/2008
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Afwikkeling nalatenschap. Rol kandidaat-notaris: verschil boedel- en partijnotaris. Verweten gedragingen inzake partijdigheid, onzorgvuldig handelen en onjuiste informatievoorziening acht de Kamer niet terecht. Klacht ongegrond.

 

                                                        Kamer van Toezicht

                               over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen


K.v.T.-klachtnr. 5/2008

1e blad

Beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Assen, gegeven op de klacht van:

                        [Klager],

                        hierna: klager,

                                   tegen

                        [Kandidaat-notaris],

                        hierna: de kandidaat-notaris

OVERWEGINGEN

1.         De procedure

1.1.      Bij brief van 29 augustus 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen de kandidaat-

notaris.

1.2.            Bij schrijven van 15 oktober 2008 heeft de kandidaat-notaris haar reactie op de klacht

gegeven.

1.3              Klager heeft bij brief van 18 november 2008 gereageerd op de reactie van de kandidaat-

notaris. Bij schrijven van 25 november en 8 december 2008 heeft klager aanvullende stukken ingediend.

1.4       De kandidaat-notaris heeft bij brief van 15 januari 2009 een reactie ingediend op de reactie van klager van 18 november 2008.

1.3.            De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van de Kamer van

Toezicht van 25 februari 2009. Klager en de kandidaat-notaris waren daarbij aanwezig.

2.         De feiten

             De vader van klager is op 15 juni 2006 overleden. Op verzoek had notaris Z voor vaders overlijden een concept voor een nieuw testament opgesteld, maar dat concepttestament heeft klagers vader niet meer kunnen zien. Uit zijn geldige testament van 15 maart 1999 volgt dat zijn tweede echtgenote, mevrouw K en zijn uit zijn eerste huwelijk geboren drie kinderen voor gelijke delen erfgenaam zijn in de nalatenschap. Mevrouw K is in het testament aangewezen als executeur testamentair. In eerste instantie was notaris Z bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken. Op verzoek van mevrouw K is de kandidaat-notaris zich vanaf mei 2007 met de afwikkeling gaan bezighouden. Nadat klager een klacht tegen de kandidaat-notaris heeft ingediend, heeft de kandidaat-notaris het dossier overgedragen aan haar kantoorgenoot notaris mr. Y.

3.         De klacht

            Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij haar rol bij de afwikkeling van de nalatenschap niet duidelijk heeft gemaakt. Volgens klager treedt zij op als partijnotaris en had zij in dit kader moeten adviseren om een boedelnotaris te benoemen. Voorts heeft de kandidaat-notaris miskend dat er al een overeenkomst tussen de erfgenamen tot stand was gekomen voordat zij bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken raakte. Verder heeft de kandidaat-notaris ten onrechte gemeend dat de wilsrechten niet van toepassing zijn en heeft zij nagelaten klager en zijn zussen naar behoren te informeren over deze wilsrechten. Ook heeft de kandidaat-notaris fouten gemaakt bij de successieaangifte en zij heeft onnodig lang over de aangifte gedaan. Klager verwijt de kandidaat-notaris tevens dat zij niet dan wel laat heeft gereageerd op vragen van klager en zijn zussen. Verder meent klager dat niet van hem kan worden verlangd om bij te dragen in de kosten voor de afwikkeling van de nalatenschap die zijn ontstaan door de fouten van de kandidaat-notaris en de partijdige rol die zij heeft vervuld. Ten slotte verwijt klager de kandidaat-notaris dat zij niet heeft zorg gedragen voor het vaststellen van de vaststellingsovereenkomst.

4.         Het verweer

            De kandidaat-notaris meent dat zij haar rol als boedelnotaris duidelijk heeft gemaakt en voldoende oog heeft gehad voor de belangen van beide partijen. Op het moment dat zij de zaak in behandeling kreeg was er nog geen sprake van wilsovereenstemming, omdat de juridische uitgangspunten met betrekking tot de nalatenschap nog niet vaststonden. De kandidaat-notaris heeft geen onjuiste informatie gegeven over de wilsrechten. Met betrekking tot de successieaangifte geeft de kandidaat-notaris aan dat de vermogensopstelling per overlijdensdatum van klagers vader gelet op de omstandigheden van het geval complex was en dat zij aan klager heeft benoemd dat zij het vervelend vond dat de aangifte steeds moest worden aangepast door nieuwe informatie. Hoewel niet verplicht is er met het oog op het belang van afwikkeling van de nalatenschap bewust voor gekozen om klager en zijn zussen bij de opstelling van de aangifte te betrekken. De kosten van de afwikkeling van de nalatenschap zijn steeds besproken met klager en zijn zussen en behelzen anders dan klager veronderstelt behalve de kosten voor het opmaken van de successieaangifte ook de algehele boedelkosten, alle accountantskosten en de taxatiekosten voor de inboedel en de woning.

5.         De beoordeling

5.1.      Notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen terzake van onder meer enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling.

5.2.      De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.

5.3       De Kamer stelt vast dat niet in geschil is dat gelet op het geldige testament van klagers vader de zogenoemde wettelijke verdeling van toepassing is op de afwikkeling van de nalatenschap. De omstandigheid dat klagers vader te kennen had gegeven een nieuw testament te willen opstellen en er in dit kader reeds een concepttestament gemaakt was, kan hieraan niet afdoen, nu klagers vader dit concept door zijn onverwachte dood niet meer heeft gezien, laat staan ondertekend.

5.4       De Kamer stelt voorts vast dat mevrouw K in het testament als executeur is benoemd. In dat kader heeft zij de kandidaat-notaris betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap. De omstandigheid dat klager anders dan mevrouw K geen aanleiding zag om de vaste notaris van klagers vader te vervangen door de kandidaat-notaris ter verdere begeleiding van de afwikkeling van de nalatenschap, kan de kandidaat-notaris niet worden verweten. Voor het optreden van een notaris geldt voorts als uitgangspunt dat hij zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en de belangen van alle betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt, een en ander als verwoord in artikel 17 van de Wet op het notarisambt. Hoewel het achteraf beschouwd wellicht wenselijk was geweest indien de kandidaat-notaris haar functie concreet had benoemd in haar correspondentie richting klager, blijkt naar het oordeel van de Kamer – anders dan klager heeft gesteld - uit deze correspondentie en het handelen van de kandidaat-notaris genoegzaam dat zij heeft gefunctioneerd als (onafhankelijk en onpartijdig) boedelnotaris. Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunten voor eisers stelling dat de kandidaat-notaris zou hebben gezegd op te treden als partijnotaris dan wel als boedel- én partijnotaris. De kandidaat-notaris schrijft in haar eerste brief aan klager van 23 mei 2007 dat zij ten aanzien van alle betrokken erfgenamen de uitgangspunten voor de afwikkeling van de nalatenschap in kaart wil brengen en zij geeft in deze brief tevens aan er van uit te gaan dat alle erfgenamen bereid zijn hun medewerking te verlenen om tot een goede afwikkeling te komen. Ook uit de overige stukken in het dossier volgt dat de kandidaat-notaris over alle probleempunten inzake de nalatenschap richting alle erfgenamen openheid van zaken heeft gegeven en dat zij mevrouw K steeds heeft geadviseerd klager en zijn zussen zoveel mogelijk te betrekken bij alle zaken die met de nalatenschap verband houden. Naar het oordeel van de Kamer heeft de kandidaat-notaris, met inachtneming van de sterke positie die mevrouw K als weduwe heeft in de nalatenschap, voldoende zorgvuldig de belangen en rechten van klager en zijn zussen afgewogen en hierover gecommuniceerd. Voorts past de manier waarop de kandidaat-notaris heeft gereageerd op vragen en opmerkingen van klager bij de rol van boedelnotaris. Klagers stelling dat de kandidaat-notaris is opgetreden als partijnotaris volgt de Kamer gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, dan ook niet.

5.5       Ten aanzien van klagers stelling dat er op het moment dat de kandidaat-notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken raakte al sprake was van overeenstemming tussen de erfgenamen, overweegt de Kamer als volgt. De kandidaat-notaris is zich op verzoek van mevrouw K, die als executeur optrad, met de afwikkeling van de nalatenschap gaan bezighouden, omdat laatstgenoemde het gevoel had onvoldoende zicht te hebben op alle uitgangspunten van de nalatenschap en als gevolg hiervan geen goede keuzes te kunnen maken. De vraag rijst dus of er tussen alle erfgenamen wel volledige overeenstemming heeft bestaan. De kandidaat-notaris heeft aangegeven dat de voorstellen die de erfgenamen vóór haar betrokkenheid bij het dossier hadden gedaan om tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen naar haar mening waren gebaseerd op onjuiste aannames. De kandidaat-notaris heeft vervolgens eerst alle uitgangspunten op een rij gezet en aangegeven dat alleen op basis van de juiste uitgangspunten overeenstemming tussen partijen bereikt kon worden. De kandidaat-notaris heeft hierbij alle erfgenamen de ruimte gegeven om mee te denken. De Kamer overweegt dat thans van belang is dat klager en zijn zussen zijn meegegaan in het door de kandidaat-notaris voorgestelde traject. Voorts overweegt de Kamer dat de kandidaat-notaris geen mogelijkheden heeft mevrouw K te verplichten tot nakoming van afspraken. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de zijde van de kandidaat-notaris in voormeld kader is de Kamer niet gebleken.

5.6       Voorts is de Kamer evenmin gebleken dat de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld wat betreft de informatieverstrekking aan klager over de wilsrechten. Anders dan klager stelt, heeft de kandidaat-notaris reeds in haar eerste brief aan klager van 23 mei 2007 het algemeen juridische kader inzake de wilsrechten beschreven. Zij heeft hierbij tevens de problematiek aangegeven die speelt bij het eventuele inroepen van dit recht in het concrete geval van klager. Eisers stelling dat de kandidaat-notaris zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat klager en zijn zussen geen wilsrechten zouden kunnen inroepen wegens het ontbreken van affectiewaarde met het registergoed en later haar mening hieromtrent heeft herzien en zij derhalve onjuiste informatie zou hebben verschaft, vindt geen steun in het dossier. Uit het dossier en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat de kandidaat-notaris richting klager heeft aangegeven dat de mede-eigendomsconstructie die bij het inroepen van de wilsrechten ontstaat op de woning van mevrouw K, waarmee klager geen affectiewaarde heeft, veelal tot een onwenselijke situatie leidt. De kandidaat-notaris heeft verklaard dat juist om deze reden de mogelijkheden tot het uitbetalen van de erfdelen zijn onderzocht, zodat een rechterlijke uitspraak over de wilsrechten voorkomen zou kunnen worden.

5.7       Wat betreft klagers klacht dat de kandidaat-notaris fouten heeft gemaakt bij de opstelling van het vermogensoverzicht en de successieaangifte, overweegt de Kamer het volgende. De kandidaat-notaris heeft aangegeven dat er voor is gekozen om klager en zijn zussen van begin af aan bij de successieaangifte te betrekken, juist omdat dan meteen overeenstemming zou kunnen worden bereikt over de vermogensopstelling op het moment van overlijden van klagers vader. Vanwege de complexiteit van de aangifte heeft de accountant van mevrouw K de kandidaat-notaris verzocht de aangifte op te stellen. De kandidaat-notaris heeft erkend dat de vermogensopstelling en aangifte lastig zijn geweest. Dit kwam met name doordat de kosten die voortvloeiden uit de op het moment van overlijden van klagers vader in aanbouw zijnde woning van klagers vader en mevrouw K lange tijd niet duidelijk waren. Verscheidene keren hebben er aanpassingen moeten plaatsvinden en de aangifte heeft de nodige tijd gevergd. De kandidaat-notaris heeft – onbestreden - aangegeven dat zij in een telefoongesprek met klager uitdrukkelijk heeft benoemd dat zij deze gang van zaken met name voor klager en zijn zussen vervelend vond. Voorts heeft de kandidaat-notaris verklaard dat zij steeds in overleg met alle partijen en de accountant van mevrouw K heeft gehandeld. Zij heeft geprobeerd een volgens alle partijen correcte aangifte op te stellen. Naar het oordeel van de Kamer is op basis van het dossier en de verklaringen van klager en de kandidaat-notaris ter zitting geenszins aannemelijk geworden dat de kandidaat-notaris bij het opstellen klachtwaardig heeft gehandeld. Uit het dossier blijkt genoegzaam dat de kandidaat-notaris in de gegeven lastige omstandigheden heeft geprobeerd tijdig een zorgvuldige aangifte te doen en hierbij alle partijen heeft betrokken. In dit kader wenst de Kamer op te merken dat de kandidaat-notaris bij het opstellen afhankelijk was van de medewerking van en overeenstemming tussen klager, zijn zussen en mevrouw K.

5.8       De Kamer stelt vast dat klagers klacht over de communicatie van de kandidaat-notaris met name ziet op de bijeenkomst die op 15 februari 2008 heeft plaatsgevonden in het kader van de successieaangifte en het al dan niet tijdig verstrekken van informatie in verband met deze aangifte. Zoals uit voorgaande overwegingen voortvloeit is de Kamer niet gebleken van enig klachtwaardig handelen van de kandidaat-notaris met betrekking tot het opstellen van de aangifte van het recht van successie. Ook blijkt uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet dat de kandidaat-notaris is tekortgeschoten in haar informatievoorziening over de betekenis van de bijeenkomst van 15 februari 2008 noch over de termijnen die golden voor de aangifte. Evenmin is de Kamer gebleken dat de kandidaat-notaris gelet op de omstandigheden van het geval onnodig veel tijd heeft genomen voor de aangifte en ook niet dat zij in verhouding onredelijk korte reactietermijnen van klager heeft verlangd. Klagers klacht dat er na afloop van de bijeenkomst van 15 februari 2008 overeenstemming was over de aangifte en de kandidaat-notaris derhalve verweten kan worden dat zij na deze bijeenkomst nog enige wijzigingen heeft doorgevoerd, is gelet op voorgaande overwegingen dan ook ongegrond.

5.9       Ten aanzien van klagers stelling dat hij de kosten van de nalatenschap niet wil betalen voor zover die naar zijn mening het gevolg zijn van fouten van de kandidaat-notaris en de partijdige rol die zij volgens hem heeft vervuld bij de afwikkeling van de nalatenschap, overweegt de Kamer dat klager hierin niet kan worden gevolgd. Zoals hiervoor overwogen is op geen enkele wijze gebleken dat de kandidaat-notaris nalatig dan wel partijdig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap. Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunten dat de kandidaat-notaris over de kosten van de afwikkeling van de nalatenschap niet duidelijk heeft gecommuniceerd. De verdeling van de kosten is aan partijen en niet aan de kandidaat-notaris.

5.10     Ten slotte overweegt de Kamer dat klager de kandidaat-notaris ten onrechte verwijt dat zij niet heeft zorg gedragen voor de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. Nadat klager een klacht tegen de kandidaat-notaris heeft ingediend, heeft de kandidaat-notaris het dossier ter verdere behandeling overgedragen aan haar collega, notaris Y. In verband hiermee kan de omstandigheid dat mevrouw K nadien heeft laten weten dat zij de overeenkomst vooralsnog niet zal tekenen de kandidaat-notaris niet worden aangerekend.

5.5       Gelet op het voorgaande dient de klacht ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer van Toezicht verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven te Assen op 8 april 2009 door mr. J.S. van der Kolk, voorzitter, mrs. M.C.D. Boon-Niks en J.H.F. Wilmink, leden, mrs. N.T. Vink en S. Fissering, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, secretaris, en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

mr. M.J.C. ten Hoopen,                                                                     mr. J.S. van der Kolk,

secretaris.                                                                               voorzitter.

Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam.