ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0420 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2009/933

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0420
Datum uitspraak: 17-12-2009
Datum publicatie: 25-03-2010
Zaaknummer(s): 07.831/2009/933
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: De klacht is ingediend op 10 augustus 2009. De Kamer stelt met de plaatsvervangend voorzitter vast dat de feiten en omstandigheden waarop klager zijn klacht baseert, hem reeds bekend waren ten tijde van de alimentatiebeschikking van de rechtbank van 27 september 2004. Daarmee is de driejarentermijn van artikel 99 lid 12 Wna overschreden.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN  TE ARNHEM

Kenmerk: 07.831/2009/933

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de verzetprocedure van

[A],

wonende te [...],

klager,

tegen

[B],

oud-notaris te [...].

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de brief van klager van 10 augustus 2009, waarin de klacht is neergelegd

-        de brief met bijlage van de oud-notaris van 3 september 2009

-        de brief van klager van 25 september 2009

-        de brief van de oud-notaris van 15 oktober 2009

-        de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klager van 16 oktober  2009

-        de beslissing van 17 december 2009 van de plaatsvervangend voorzitter van de  Kamer van Toezicht

-        de brief van 23 december 2009 van klager, waarbij hij verzet doet tegen de

          beslissing van 17 december 2009

-        de mondelinge behandeling van het verzet op 28 januari 2010, waarbij klager is  verschenen.

Het verzet en de beoordeling daarvan

1. Het verzet is tijdig ingediend.

2. De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht naar hetgeen ter zake in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 17 december 2009 is overwogen, nu daartegen door klager geen bezwaren zijn ingebracht.

3. De plaatsvervangend voorzitter heeft, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt, de klacht van klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter heeft klager zijn klacht niet ingediend binnen een termijn van drie jaren, nadat hij kennis had genomen van de gedraging van de notaris die tot een tuchtrechtelijke maatregel kon leiden.

4. Klager voert in verzet aan dat hij van 2003 tot 2008 in allerlei gerechtelijke procedures betrokken is geweest en dat hij pas na de laatste uitspraak definitieve zekerheid heeft verkregen dat de oud-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. Klager stelt van mening te zijn dat hij toen pas zijn klacht tegen de notaris kon indienen. Klager zegt zich nooit te hebben gerealiseerd dat van een verjaringstermijn sprake kon zijn. Verder voert klager aan lange tijd overspannen te zijn geweest en inmiddels alles te zijn kwijtgeraakt, zoals zijn huis, zijn geld en zijn pensioen. Klager vindt dat hij door de oud-notaris slecht is geadviseerd en verzoekt de Kamer inhoudelijk op zijn klacht in te gaan.

5. Klager verwijt de oud-notaris hem in mei 2003 onjuist te hebben geadviseerd in verband met de oprichting van een Stamrecht B.V. en voorts hem te hebben verwezen naar een fiscalist zonder enige begeleiding en zonder achteraf enige controle of toetsing te hebben uitgevoerd. Een en ander heeft volgens klager tot gevolg gehad dat hij in het kader van zijn echtscheidings- en alimentatieprocedures financieel nadeel heeft geleden.        

De Kamer stelt met de plaatsvervangend voorzitter vast dat de feiten en omstandigheden waarop klager zijn klacht baseert, hem reeds bekend waren ten tijde van de alimentatiebeschikking van de rechtbank Arnhem van 27 september 2004. Uit de overwegingen in die beschikking volgt immers dat de Stamrecht B.V. niet het financiële resultaat opleverde dat klager in mei 2003 voor ogen stond. Er moet daarom van worden uitgegaan dat klager sinds 27 september 2004 kennis droeg van het handelen respectievelijk nalaten dat hij de notaris thans verwijt en dat mitsdien ook vanaf dat moment de driejaartermijn, zoals genoemd in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt, is gaan lopen. Met zijn klacht van 10 augustus 2009 heeft klager die termijn ruimschoots overschreden.

6. Uit het voorgaande volgt dat de plaatsvervangend voorzitter klager op goede grond niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht, zodat de Kamer het verzet ongegrond zal verklaren.

De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 17 december 2009 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en T.K. Lekkerkerker (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2010.

De  secretaris                                                                                                              De voorzitter                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                 De

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2009/933

Beslissing van de voorzitter van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[A,

wonende te […],

klager,

tegen

[B,], oud-notaris te […].

Partijen zullen verder klager en de notaris worden genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-         een brief van klager, van 10 augustus 2009;

-         een brief met bijlage van de notaris, van 3 september 2009;

-         een brief van klager, van 25 september 2009;

-         een brief van de notaris, van 15 oktober 2009;

-         een brief van de Kamer van Toezicht van 16 oktober 2009 aan klager;

-         een brief met bijlagen van klager, van 20 oktober 2009.

2. De feiten

2.1.   Op 19 mei 2003 heeft klager ten overstaan van de notaris een stamrecht B.V.  opgericht. Klager beoogde zijn ontslagvergoeding als pensioenvoorziening in deze B.V. onder te brengen.

2.2.   Klager heeft zich na de oprichting van de stamrecht B.V. tot een door de notaris aanbevolen fiscalist gewend, onder wiens begeleiding een stamrechtovereenkomst is opgesteld tussen klager en de B.V.

2.3.   Medio 2008 (volgens klager) of op 4 juli 2007 (volgens de notaris) heeft klager een gesprek met de notaris gehad over zijn onvrede ten aanzien van de stamrechtconstructie.

3. De klacht

3.1.   Klager stelt dat in de door hem, in het kader van de afwikkeling van zijn echtscheiding, gevoerde gerechtelijke procedures de stamrechtconstructie niet is erkend. De notaris heeft volgens klager verzuimd om de stamrecht B.V. juridisch te toetsen. Verder verwijt klager de notaris dat de doorverwijzing naar een fiscalist zonder controle of toetsing plaats heeft gevonden. De notaris had klager erop moeten wijzen dat een stamrechtconstructie problemen zou kunnen opleveren in een echtscheidingsprocedure. Nu dat advies en de begeleiding zijn uitgebleven, is klager van mening dat de notaris nalatig is geweest. Klager stelt dat hij de notaris nadrukkelijk van zijn bijzondere situatie op de hoogte heeft gesteld.

3.2.   De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1.   Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 2 Wet op het Notarisambt is de voorzitter van de Kamer bevoegd na een summier onderzoek de klacht terstond bij een met redenen omklede beslissing af te wijzen indien hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is of van onvoldoende gewicht.

Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het Notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

4.2.   De voorzitter overweegt in verband met die bepalingen het volgende.

Klager heeft op het schriftelijke verzoek van de Kamer van Toezicht, gedateerd 16 oktober 2009, kopieën overgelegd van de rechterlijke uitspraken waar hij in zijn klacht op doelt. De voorzitter constateert dat het handelt om beslissingen van de Rechtbank Arnhem en het Gerechtshof Arnhem, gegeven tussen 27 september 2004 en 15 januari 2008. Klager is in 2002 van zijn echtgenote gescheiden en het blijkt dat zowel de Rechtbank als het Gerechtshof er van meet af aan in alimentatieprocedures tussen klager en zijn ex-echtgenote aan voorbij is gegaan dat klager de gehele ontslagvergoeding als pensioenvoorziening heeft aangemerkt. Een gedeelte van de ontslagvergoeding door Rechtbank en Gerechtshof is beschouwd als aanvulling op het inkomen van klager, hetgeen van belang was voor het beoordelen van de draagkracht van klager tot het betalen van partneralimentatie. Bovendien hebben Rechtbank en Gerechtshof geoordeeld dat de man in staat moet worden geacht om middelen aan de stamrecht B.V. te onttrekken teneinde zijn ex-echtgenote in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap uit te betalen.

4.3.   De voorzitter leidt hieruit af, dat klager reeds na de datum van de eerste uitspraak in 2004 kennis droeg van een in zijn ogen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de notaris. Nu klager heeft gewacht tot augustus 2009 om een klacht bij de Kamer van Toezicht in te dienen, moet de hiervoor genoemde termijn van drie jaren op grond van artikel 99 lid 12 Wet op het Notarisambt als verstreken worden beschouwd.

4.4.   De voorzitter acht de klacht daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

5. De beslissing

De voorzitter van de Kamer van Toezicht verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, plaatsvervangend voorzitter, op 17 december 2009.

CvS