ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0327 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/899

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0327
Datum uitspraak: 13-10-2009
Datum publicatie: 20-10-2009
Zaaknummer(s): 07.831/2008/899
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Verzetzaak In het kader van een civiele procedure is de advocaat van klaagster met de advocaat van haar wederpartij overeengekomen een bedrag in depot te laten staan op de kwaliteitsrekening van de notaris. Klaagster verwijt de notaris dat hij, na de uitspraak in de civiele procedure, dit bedrag niet tijdig aan haar heeft overgemaakt, en voorts dat de notaris ten onrechte een bedrag aan kosten bij haar in rekening heeft gebracht en dat de notaris op de afrekeningnota de zakelijke lasten niet heeft verrekend. De Kamer van Toezicht is van oordeel dat het de notaris niet vrij stond om zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij van klaagster het depotbedrag aan klaagster over te maken. Wat betreft het in rekening brengen van kosten oordeelt de Kamer van Toezicht dat de voorzitter van de ring van de KNB daarover dient te beslissen. Met betrekking tot het niet verrekenen van zakelijke lasten zijn geen gronden aangevoerd door klaagster, zodat de Kamer van Toezicht het verzet in zoverre onbesproken kan laten. Het verzet is ongegrond.   Nieuwe zaak In haar verzetschrift en in een opvolgende brief heeft klaagster nieuwe klachten aangevoerd tegen de notaris. De klacht dat de notaris een rentebedrag niet aan klaagster heeft overgemaakt, ondanks een toezegging daartoe, acht de Kamer van Toezicht gegrond. Dat geldt eveneens voor de klacht dat de notaris in strijd heeft gehandeld met artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door niet tijdig de in dat artikel bedoelde verklaring af te leggen. Ook de klachten dat de notaris een nota naar het oude adres van klaagster heeft gestuurd en dat hij niet heeft geantwoord op het verzoek van klaagster om de gegevens van de ringvoorzitter aan haar door te geven, zijn gegrond. Klaagster kan niet ontvangen worden in haar klacht dat de notaris heeft nagelaten het depotbedrag tijdig aan haar uit te keren, omdat daarop al onherroepelijk is beslist door de Kamer van Toezicht. De klacht dat de notaris voor zijn werkzaamheden geen factuur aan klaagster heeft verzonden, alvorens tot verrekening over te gaan, is gegrond. Voor de gegrond verklaarde klachten wordt de notaris een berisping opgelegd.              

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                       

                                                                  TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2008/899

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem

in de verzetzaak van

[…] ,

wonende te […],

klaagster,

tegen

[…] ,

voorheen notaris, thans kandidaat-notaris te […].

De partijen worden hierna aangeduid als klaagster respectievelijk notaris.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-   de brief van 10 november 2008 met bijlagen van klaagster, waarin de klacht is neergelegd

-        de brief van 18 november 2008 van de notaris

-   de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer van 18 december 2008

-   de brief van 27 december 2008 van klaagster, waarbij zij verzet doet tegen de beslissing van 18 december 2008

-   de brief van 14 januari 2009 van klaagster, inhoudende een aanvulling op het verzet

-   de brief van 18 februari 2009 van klaagster, inhoudende een nadere aanvulling op het verzet

-   de mondelinge behandeling van het verzet op 19 maart 2009, waarbij alleen klaagster is verschenen

-  de brief van 24 maart 2009 van de secretaris van de Kamer namens de Kamer aan de notaris

-   de brief van 6 april 2009 van de notaris

-   de brief van 8 april 2009 met bijlagen van klaagster

-   de brief van 13 april 2009 met bijlagen van klaagster.     

2. De feiten

De Kamer verwijst voor de feiten in deze zaak naar hetgeen de plaatsvervangend voorzitter daarover heeft vastgesteld in zijn beslissing van 18 december 2008. Klaagster heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen het overwogene in punt 2.6 van die beslissing en betoogd dat zij niet heeft ingestemd met het depot van € 40.000,- bij de notaris, maar dit betoog berust op een onjuiste lezing van punt 2.6. De plaatsvervangend voorzitter heeft daar niet overwogen dat klaagster heeft ingestemd met het depot, maar met diverse uitbetalingen door de notaris. De Kamer zal daarom uitgaan van de door de plaatsvervangend voorzitter vastgestelde feiten.

3. Het verzet en de beoordeling daarvan

3.1 Een afschrift van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is op 18 december 2008 aan klaagster toegezonden. Het daartegen gerichte verzetschrift is op 21 december 2008 door de Kamer van Toezicht ontvangen. Het verzet is daarom tijdig ingediend.

3.2 Klaagster heeft in haar brief van 10 november 2008 drie klachten tegen de notaris geformuleerd. Zij verwijt de notaris in de eerste plaats dat hij niet tijdig het depotbedrag van € 40.000,-, dat op zijn kwaliteitsrekening stond, aan haar heeft overgemaakt. Dit gebeurde pas op 10 juli 2008, terwijl zulks naar de mening van klaagster op 23 januari 2008, na het in kracht van gewijsde gaan van het arrest van het gerechtshof Arnhem, had dienen te gebeuren. In de tweede plaats heeft de notaris volgens klaagster ten onrechte een bedrag aan kosten van € 834,16 bij haar in rekening gebracht. In de derde plaats verwijt klaagster de notaris dat hij op de afrekeningnota betreffende de levering op 25 augustus 2006 de zakelijke lasten niet heeft verrekend.

3.3 De plaatsvervangend voorzitter heeft de eerste klacht kennelijk ongegrond verklaard, omdat - kort gezegd - de notaris buiten het geschil tussen klaagster en haar wederpartij [A] stond en slechts betrokken was bij de depotovereenkomst. Onder die omstandigheden behoefde, volgens de plaatsvervangend voorzitter, de notaris zich niet actief op te stellen om te beoordelen of het depot kon worden uitbetaald en moest hij afwachten totdat partijen of de beslaglegger hem daartoe opdracht zou(den) geven. De tweede klacht heeft de plaatsvervangend voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Kamer van Toezicht niet bevoegd is geschillen over notariële declaraties in behandeling te nemen. De derde klacht is door de plaatsvervangend voorzitter van onvoldoende gewicht verklaard.

3.4 In haar verzetschrift voert klaagster aan dat de notaris niet overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft gehandeld. Na het in kracht van gewijsde gaan van het arrest van het gerechtshof Arnhem op 23 januari 2008 was er volgens klaagster geen grondslag meer voor het door Haasakker gelegde conservatoir derdenbeslag en had de notaris het depotbedrag aan haar dienen uit te betalen.  

3.5 De Kamer stelt met betrekking tot het hiervoor vermelde verzet het volgende voorop. Klaagster en [A] werden tegenover de notaris vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten. Dit brengt mee dat de notaris deze advocaten, en dus niet partijen zelf, als zijn gesprekspartners diende te beschouwen.

3.6 De vraag of de notaris gehouden was na 23 januari 2008 op eigen initiatief het depotbedrag aan de advocaat van klaagster uit te betalen, kan niet bevestigend worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.

De Kamer is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat partijen door tussenkomst van hun advocaten een depotovereenkomst hebben gesloten over het bedrag dat onder de notaris gestort diende te blijven. Weliswaar was die overeenkomst niet schriftelijk vastgelegd, maar het bestaan daarvan volgt in voldoende mate uit de brief van de advocaat van [A] van 19 november 2007 aan de notaris en uit het feit dat niet is gebleken dat de advocaat van klaagster, aan wie een afschrift van deze brief was verzonden, de juistheid daarvan heeft betwist.

3.7 Uitgaande van die depotovereenkomst, stond het de notaris niet vrij om zonder toestemming van de advocaat van [A] het resterende depotbedrag aan de advocaat van klaagster over te maken, ook niet nadat het arrest van het gerechtshof aan hem was betekend. De notaris had immers te maken met de depotovereenkomst tussen partijen en de advocaten waren niet eenduidig in hun opdracht naar de notaris. In zo'n geval dient de notaris de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en mag hij niet zonder akkoord van de advocaten van beide partijen of een gebod van de rechter tot uitbetaling overgaan. In het onderhavige geval kwam daar nog bij dat klaagster op 8 februari 2008 executoriaal beslag onder de notaris had laten leggen, met het bevel aan de notaris het beslagene vooralsnog onder zich te houden.

Overigens ging ook de advocaat van klaagster ervan uit dat de notaris zonder toestemming van [A] niet tot uitbetaling van het depotbedrag aan klaagster mocht overgaan. In zijn brief aan klaagster van 30 juni 2008 meldde hij dat met zoveel woorden.

3.8 Anders dan klaagster stelt, is zij niet afhankelijk van de willekeur van [A] of de notaris om de beschikking te krijgen over het depotbedrag. Indien klaagster op goede grond meent dat zij recht heeft op dit bedrag, kan zij de genoemde personen in een gerechtelijke procedure betrekken en daarin vorderen dat het geld aan haar wordt uitgekeerd.

Voor zover klaagster in deze aangelegenheid ontevreden is over (het optreden van) haar advocaat, dient zij haar bezwaren voor te leggen aan de daartoe bevoegde instantie. De notaris kan zij daarover geen verwijt maken.            

3.9 In haar verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter op de tweede klacht, wijst klaagster erop dat de notaris een bedrag op de aan haar uitgekeerde som heeft ingehouden. Aangenomen moet worden dat het hier gaat om kosten die door de notaris in rekening zijn gebracht. Indien klaagster met die kosten niet kan instemmen, dan kan zij de voorzitter van de ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie verzoeken daarover een uitspraak te doen, hetgeen zij blijkbaar inmiddels ook heeft gedaan. De Kamer van Toezicht is niet bevoegd over een dergelijk geschil te oordelen.

3.10 Tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter op de derde klacht heeft klaagster in haar verzetschrift geen redengevende gronden aangevoerd, zodat het verzet in zoverre onbesproken kan blijven.

3.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is.

4. Nieuwe klachten

4.1 Klaagster heeft in haar verzetschrift voorts nieuwe klachten ingediend.

In de eerste plaats klaagt zij erover dat de notaris, ondanks zijn toezegging in zijn brief van 29 september 2008, de gekweekte rente ad € 427,77 nog niet aan haar heeft overgemaakt, terwijl de notaris, anders dan hij beweert, wel bekend is met het rekeningnummer waarop dit bedrag moet worden gestort.

In de tweede plaats stelt klaagster dat de notaris in strijd heeft gehandeld met artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door niet binnen vier weken na het op 8 februari 2008 gelegde executoriale beslag de in dat artikel bedoelde verklaring te doen.

In de derde plaats verwijt klaagster de notaris dat hij de nota van afrekening van 18 augustus 2006 naar haar oude adres in België heeft verzonden, terwijl de notaris heeft moeten weten dat zij daar sinds 1997 niet meer woonachtig is.

In de vierde plaats zegt klaagster dat de notaris niet heeft gereageerd op haar verzoek om de gegevens van de ringvoorzitter te verstrekken.

4.2 De notaris is nog niet respectievelijk nog onvoldoende in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op deze klachten te reageren. Om die reden dienen de klachten te worden verwezen naar de voorzitter ter verdere behandeling.

4.3 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.      

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 18 december 2008 ongegrond,

verstaat dat de schriftelijke behandeling van de hiervoor onder 4.1 genoemde klachten nog niet is afgerond en verwijst deze daarvoor naar de voorzitter van de Kamer.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en T.K. Lekkerkerker (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2009.

de secretaris                                                                                                                                                                 de voorzitter

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                      

                                                        TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2008/899

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

[…] ,

wonende te […],

klaagster,

tegen

[…] ,

voorheen notaris, thans kandidaat-notaris te […]

De partijen worden hierna aangeduid als klaagster respectievelijk de notaris.

1. De procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer in de eerste plaats naar hetgeen daarover is vermeld in haar beslissing tussen klaagster en de notaris van 18 mei 2009.

Naar aanleiding van deze beslissing is de notaris in de gelegenheid gesteld te reageren op de nieuwe klachten van klaagster, zoals die zijn weergegeven onder 4.1 van de beslissing. De notaris heeft dit gedaan bij brief van 19 mei 2009 en brief van 2 juni 2009 met bijlage. Klaagster heeft bij brief van 5 augustus 2009 wederom klachten tegen de notaris ingediend. Op 8 september 2009 heeft de Kamer de thans voorliggende klachten mondeling behandeld.

2. De nieuwe klachten en de beoordeling daarvan

2.1 De Kamer zal eerst de klachten bespreken die zijn vermeld onder 4.1 van haar beslissing van 18 mei 2009. Daarna zal worden ingegaan op de klachten die klaagster in haar brief van 5 augustus 2009 naar voren heeft gebracht.

2.2 In de eerste plaats verwijt klaagster de notaris dat hij de door hem gekweekte rente ad € 427,77 niet aan haar heeft overgemaakt, ofschoon de notaris op 29 september 2008 schriftelijk had toegezegd dit te zullen doen en hij bekend was met het rekeningnummer waarop het bedrag diende te worden gestort.

De notaris voert hiertegen aan dat hij over een schriftelijke opgave dient te beschikken van de tot het geld gerechtigde voordat hij een bedrag kan overmaken. De notaris acht het namelijk niet uitgesloten, dat de rekening waarop hij in het verleden gelden heeft gestort, niet meer op naam van de gerechtigde staat.

De Kamer overweegt hierover het volgende. Klaagster heeft bij brief van 19 september 2008 de notaris onder meer geschreven:

"Ik mis opgebouwde rente over € 40.000,-. Het bedrag heeft na betaling van de

 € 173.885,- van 20 november 2007 tot 10 juli 2008 op uw kwaliteitsrekening gestaan."

en

"U kunt de bedragen overmaken op rekeningnummer […] t.n.v. […]

De notaris heeft bij brief van 29 september 2008 klaagster onder andere geantwoord:

"Naar aanleiding van Uw brief van 19 september 2008 bericht ik u alsvolgt. In de eerste plaats mijn excuses voor het niet vergoeden van de rente over het depot van €.40.000,--. Het rentebedrag zal ik storten op Uw rekening. Het bedraagt €.427,77."

De notaris is met zijn toezegging in gebreke gebleven. Hij heeft het rentebedrag niet aan klaagster overgemaakt. De stelling van de notaris dat hij het geld niet kon overmaken, omdat hij niet beschikte over een schriftelijke opgave van klaagster of over het rekeningnummer waarop het bedrag diende te worden gestort, is, gelet op de brief van 19 september 2008, feitelijk onjuist. De klacht is dus gegrond. De Kamer constateert verder dat de notaris de Kamer onjuist heeft voorgelicht, door in zijn brief van 18 november 2008 mee te delen dat hij het depotbedrag in fasen met rentevergoeding heeft uitgekeerd. Zoals is vastgesteld heeft de uitkering van het rentebedrag van € 427,77 niet plaatsgevonden.     

2.3 Klaagster klaagt er in de tweede plaats over, dat de notaris in strijd heeft gehandeld met artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door niet binnen vier weken na het op 8 februari 2008 gelegde executoriale beslag, de in dat artikel bedoelde verklaring te doen.

De notaris verweert zich tegen dit verwijt met de stelling dat zijn verklaring op 6 maart 2008 is gedateerd en dat hij aanneemt dat de verklaring ook op die dag is verzonden.

De Kamer stelt op grond van de overgelegde stukken het volgende vast. Op 8 februari 2008 heeft de deurwaarder op verzoek van klaagster onder de Stichting Derdengelden van [de notaris] executoriaal derdenbeslag gelegd. De aan de notaris uitgereikte Verklaring derdenbeslag is door de notaris ingevuld en is door hem gedateerd op 6 maart 2008. Bij brief van 14 april 2008 heeft de notaris die verklaring aan de deurwaarder verzonden. De aanname van de notaris dat hij de verklaring op 6 maart 2008 heeft verstuurd, is dus een onjuiste, zoals hij ook bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard. De Kamer overweegt dat de notaris in strijd heeft gehandeld met het voorschrift van artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door niet binnen vier weken na het op 8 februari 2008 gelegde beslag de in dat artikel bedoelde verklaring aan de deurwaarder te doen over hetgeen door het beslag is getroffen. Deze klacht is eveneens gegrond.

2.4 In de derde plaats verwijt klaagster de notaris dat hij de nota van afrekening van 18 augustus 2006 naar haar oude adres in België heeft verzonden, terwijl hij wist dat zij daar sinds 1997 niet meer woonachtig is.

De notaris verklaart dat uit de kopieën van de met klaagster gevoerde correspondentie blijkt dat hij steeds alle post naar haar adres in […] heeft verstuurd.

De Kamer overweegt het volgende. Bij de stukken bevindt zich een op 18 augustus 2006 gedateerde nota van afrekening van de notaris, geadresseerd aan klaagster. De nota vermeldt, naast de naam van klaagster, het adres […] (België). Klaagster was op dat moment reeds woonachtig in […]. De notaris wist dit ook, gelet op zijn verklaring dat hij alle post voor klaagster naar […] heeft verzonden. De Kamer gaat ervan uit dat de notaris de nota naar het oude adres van klaagster in België heeft verzonden. Niet is immers gebleken dat deze als bijlage was gevoegd bij een begeleidende brief waarop het adres van klaagster in […] was vermeld. Evenmin heeft de notaris kunnen aantonen dat de nota naar dat adres is verzonden. De notaris heeft in deze onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Deze klacht is daarom gegrond.   

2.5 Het verwijt dat klaagster de notaris in de vierde plaats maakt, is dat hij niet heeft gereageerd op haar verzoek de gegevens van de ringvoorzitter aan haar door te geven.

De notaris erkent dat hij niet heeft geantwoord op het verzoek van klaagster. Als reden hiervoor geeft hij aan dat de sfeer tussen hem en klaagster inmiddels zodanig was verslechterd, dat hij geen behoefte meer had klaagster van dienst te zijn.

De Kamer oordeelt als volgt. In zijn beslissing van 18 december 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer overwogen dat, voor zover klaagster een geschil heeft met de notaris over de declaratie, de voorzitter van de Ring Arnhem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de bevoegde instantie is om daarover te beslissen. Kennelijk naar aanleiding van deze overweging heeft klaagster zich tot de notaris gewend en hem verzocht haar de gegevens van de ringvoorzitter te verstrekken. De notaris heeft op het verzoek niet gereageerd. De Kamer acht dit klachtwaardig. Uit het ambt van notaris vloeit de algemene verplichting voort om een klager de informatie te verschaffen die hij redelijkerwijs mag verlangen. Daartoe behoort informatie over de gegevens van de ringvoorzitter, zoals de adres- en/of telefoongegevens, waarom klaagster, in verband met het genoemde declaratiegeschil, blijkbaar verzocht. Het paste de notaris niet, ook niet als in zijn beleving de verhouding met klaagster is verstoord, het verzoek onbeantwoord te laten. Deze klacht is eveneens gegrond.

2.6 In haar brief van 5 augustus 2009 formuleert klaagster opnieuw twee klachten tegen de notaris.

Het eerste verwijt dat klaagster de notaris maakt, is dat hij de uitbetaling van de geldsom, die haar uit hoofde van een executoriale titel zou toekomen, heeft geblokkeerd. De Kamer stelt vast dat deze klacht een herhaling is van een eerdere klacht van klaagster, vermeld in haar brief van 10 november 2008. Die klacht heeft de plaatsvervangend voorzitter in zijn beslissing van 18 december 2008 kennelijk ongegrond verklaard. De Kamer heeft het verzet van klaagster tegen die beslissing op 18 mei 2009 ongegrond verklaard. Daarmee is onherroepelijk op de klacht beslist. Klaagster kan de klacht niet nogmaals aan de Kamer voorleggen. Zij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in deze klacht.

2.7 De tweede klacht behelst het verwijt dat de notaris ten onrechte en zonder een factuur op te maken, een bedrag van € 834,16 heeft ingehouden op het aan klaagster toekomende depotbedrag van € 40.000,-.     

De notaris heeft hiertegen aangevoerd dat door hem ten behoeve van klaagster advieswerkzaamheden zijn verricht, waarvoor hij een bedrag van € 834,16 in rekening heeft gebracht. Dit bedrag heeft hij verrekend met het depotbedrag. De notaris stelt verder dat voor zijn werkzaamheden wel een interne nota is opgesteld, maar dat aan klaagster geen factuur is verzonden.

De Kamer overweegt dat de notaris, alvorens tot verrekening over te gaan, een factuur voor zijn werkzaamheden aan klaagster had behoren te versturen. Klaagster had dan, ingeval zij daarmee niet instemde, de voorzitter van het ringbestuur kunnen verzoeken daarover een beslissing te geven. Door geen factuur aan klaagster te zenden en tot verrekening over te gaan, heeft de notaris de belangen van klaagster veronachtzaamd. De klacht is in zoverre gegrond. Over de vraag of de factuur terecht is, kan de Kamer zich niet uitlaten. De beslissing over de juistheid van een notariële rekening is immers voorbehouden aan de bevoegde ringvoorzitter van de KNB.      

2.8 De Kamer acht de gegrond verklaarde klachten, tezamen en in samenhang bezien, dusdanig ernstig dat de notaris een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd. De maatregel van berisping wordt in dit geval passend en geboden geoordeeld.

3. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klachten, zoals hiervoor onder 2.2 tot en met 2.5 en onder 2.7 is overwogen, gegrond,

legt de notaris daarvoor de maatregel van berisping op,

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht, zoals hiervoor onder 2.6 is overwogen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2009.

de secretaris                                                                                                                                              de voorzitter