ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0326 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2009/925

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0326
Datum uitspraak: 29-09-2009
Datum publicatie: 02-10-2009
Zaaknummer(s): 07.831/2009/925
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet geheel voldaan aan tijdige toezending aan het BFT van de jaarstukken over het boekjaar 2008. Klacht gegrond. Geen tuchtrechtelijke maatregel.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                                        

  TE ARNHEM

  Kenmerk: 07.831/2009/925

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem in de zaak van

het

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (BFT) ,

klager,

gevestigd te Utrecht,

tegen

MR. [A] ,

notaris met als vestigingsplaats de gemeente [B].

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken

-        de brief van het BFT van 3 juli 2009, waarin de klacht is neergelegd

-        de brief van de notaris van 21 juli 2009 met bijlagen

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 8 september 2009.

De klacht en de beoordeling daarvan

1. Het BFT verwijt de notaris dat zij, ondanks een verzonden herinneringsbrief van 9 juni 2009, niet geheel heeft voldaan aan de wettelijke verplichting tot indiening van alle verantwoordingsstukken over het boekjaar 2008. Met name heeft de notaris de beoordelings- c.q. de accountantverklaring en de mededeling inzake de administratieverordening niet ingediend.

Het BFT acht het niet voldoen door de notaris aan de wettelijke verplichtingen klachtwaardig. Voor de onderbouwing van het verwijt verwijst het BFT naar het bepaalde in artikel 24 lid 4 Wet op het notarisambt (Wna) in verband met artikel 112 Wna.

2. De notaris voert aan dat zij veel moeite heeft gehad met het opstellen van de jaarstukken wegens de chaotische toestand van de boekhouding van wijlen notaris mr. [X], welke boekhouding in de hare moest worden verwerkt. De notaris stelt dat zij het BFT steeds van de stand van zaken op de hoogte heeft gehouden en dat het BFT ook informatie bij haar heeft ingewonnen. Na een verkregen uitstel voor het indienen van de jaarstukken tot 24 juni 2009 heeft, zo betoogt de notaris, haar accountant op 24 juni 2009 zo veel mogelijk informatie aan het BFT verstrekt. Alleen enkele randstukken waren daar niet bij. Volgens de notaris heeft zij, op enkele formaliteiten na, aan de wensen van het BFT voldaan. Zij is van mening dat, gezien de omstandigheden, er geen reden is voor het indienen van een klacht, ook al omdat de essentiële stukken binnen de door het BFT gestelde termijn zijn aangeleverd. De nog ontbrekende stukken heeft de notaris op 21 juli 2009 aan het BFT verzonden.

3. De Kamer overweegt dat volgens art. 98 lid 1 Wna notarissen aan tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4. Op grond van art. 24 lid 4 Wna moet een notaris jaarlijks zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als van zijn privévermogen binnen vier maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat betreffende de inkomensopstelling opmaken en op papier stellen en, wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten. Die termijn kan op verzoek van de notaris door het BFT met ten hoogste twee maanden worden verlengd. Ingevolge art. 112 lid 1 Wna is de notaris verplicht de hiervoor bedoelde stukken, vergezeld van een verslag van het onderzoek daarover van een accountant, dat wat betreft de jaarrekening van het kantoor ten minste een beoordelingskarakter draagt, aanstonds na het verstrijken van de termijn, bedoeld in art. 24 lid 4 Wna, bij het BFT in te dienen.

5. Gebleken is dat de notaris niet geheel heeft voldaan aan de tijdige toezending aan het BFT van de hiervoor onder 4. bedoelde bescheiden. In het bijzonder heeft de notaris de beoordelings- c.q. accountantsverklaring en de mededeling inzake de administratieverordening niet aanstonds na het verstrijken van de termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar 2008 aan het BFT toegezonden. Zij heeft dit evenmin gedaan binnen de termijn genoemd in de door het BFT verzonden herinnering van 9 juni 2009.

De omstandigheid dat, volgens de notaris, de chaotische boekhouding van wijlen notaris mr. [X] in de hare moest worden verwerkt, kan en mag niet afdoen aan een tijdige indiening van de bescheiden. Ook het verweer van de notaris dat zij voor de indiening van de stukken afhankelijk is van haar accountant, treft geen doel. De notaris heeft hier een eigen verantwoordelijkheid en kan zich niet verschuilen achter een mogelijke nalatigheid van haar accountant. De Kamer kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de notaris, nadat haar verzoek van 29 april 2009 om uitstel van de indiening van de jaarstukken door het BFT was afgewezen, de zaak te zeer op haar beloop heeft gelaten, althans heeft de notaris niet aannemelijk gemaakt dat zij niet meer inspanningen had kunnen verrichten om tijdig alle vereiste bescheiden in te dienen.     

6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de notaris heeft gehandeld in strijd met haar wettelijke verplichting, zoals bedoeld in art. 98 lid 1 Wna. De klacht van het BFT is dus gegrond. 

De Kamer zal de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Daarvoor is redengevend dat de Kamer ervan uitgaat dat de notaris zich thans bewust is van het grote belang van het tijdig indienen van de vereiste stukken en in de toekomst ervoor zal zorg dragen dat haar volledige jaarstukken binnen de wettelijk voorgeschreven termijn door het BFT zullen worden ontvangen.

De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart de klacht gegrond, maar acht geen termen aanwezig de notaris een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. H. Quispel, J.G.T.M. Castrop, B.J. Engberts en F. Ton, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 29 september 2009.

De secretaris                                                                                  De voorzitter