ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0124 Kamer van toezicht Arnhem 07.831/2008/878

ECLI: ECLI:NL:TNOKARN:2009:YC0124
Datum uitspraak: 13-02-2009
Datum publicatie: 19-02-2009
Zaaknummer(s): 07.831/2008/878
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Verzet gegrond
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. De oud-notaris wordt verweten als bewindvoerder onrechtmatig en ondeskundig te hebben gehandeld. De Kamer van Toezicht is niet de instantie die een uitspraak doet over de vraag of een bewindvoerder goed heeft gefunctioneerd. De klachten hebben geen betrekking op het handelen van de betrokkene als notaris. Verzet gegrond. Klacht ongegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                       

                                                                  TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2008/878

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem

in de verzetzaak van

[…] ,

wonende te […],

klager,

tegen

[…] ,

oud-notaris te[…].

1. De procedure

In deze zaak is op 1 oktober 2008 een tussenbeslissing gegeven. Voor het verloop van de procedure tot die tussenbeslissing wordt verwezen naar hetgeen daarin is overwogen. Ter uitvoering van de tussenbeslissing heeft klager schriftelijke informatie verschaft aan de Kamer. De oud-notaris is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Hij heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De Kamer heeft vervolgens haar uitspraak bepaald op heden. Van de Kamer die deze eindbeslissing wijst, maakt deel uit mr. L.A. van Son. Zij heeft de tussenbeslissing van 1 oktober 2008 ook meegewezen. Mr. Van Son is sinds 1 januari 2009 geen lid, maar plaatsvervangend voorzitter van de Kamer en is als zodanig deel blijven uitmaken van de Kamer.        

2. De verdere beoordeling van het verzet

2.1 De Kamer heeft in haar tussenbeslissing overwogen dat klager in beginsel zijn recht om te klagen heeft verspeeld, doordat hij te laat zijn klachten heeft ingediend, maar dat dit anders zal kunnen zijn, indien de feiten, waarop hij de klachten baseert, hem voor de eerste maal bekend zijn geworden bij de inzage van de stukken op het kantoor van de oud-notaris medio 2007. Klager heeft van de hem geboden mogelijkheid gebruik gemaakt om over het laatstgenoemde informatie te verstrekken.  

2.2 Klager voert het volgende aan. In de eerste plaats staat volgens klager in de verantwoording van de oud-notaris een aantal onduidelijke posten, die niet geplaatst kunnen worden en waarover geen afdoende uitleg wordt gegeven. Klager zegt dat hij de rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan aan de hand van de onderliggende bewijsstukken zelf wil kunnen vaststellen. In de tweede plaats stelt klager dat hij de volledige administratie met de bankafschriften van alle rekeningen heeft willen inzien, omdat er geschoven is met geld van de ene rekening naar de andere en hij het verloop van de uitgaven wilde beoordelen in relatie tot de opgevoerde uitgaven. In de derde plaats betoogt klager dat hij aanleiding had te twijfelen of het volledige vermogen van [C] en [Y] is ingebracht in de verantwoording en dat hij wilde nagaan of dit was gebeurd.             

Klager heeft vervolgens aan de hand van voorbeelden toegelicht welke onduidelijkheden en onzorgvuldigheden hij in de rekening en verantwoording van de oud-notaris heeft geconstateerd. Daarnaast heeft klager de oud-notaris het verwijt gemaakt een niet-transparante en rommelige administratie te hebben gevoerd, welk verwijt hij met foto's heeft geïllustreerd.  

2.3 De Kamer overweegt dat klager met het aandragen van de bedoelde constateringen, welke door de oud-notaris niet worden betwist, voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op welke feiten en omstandigheden, gedaan bij gelegenheid van zijn inzage op het kantoor van de oud-notaris, hij zijn klachten baseert. Dit betekent dat klager, gelet op hetgeen is overwogen in punt 3.5 van de tussenbeschikking, zijn recht om te klagen niet heeft verbeurd voor zover het de bedoelde feiten en omstandigheden betreft. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn klacht en het verzet tegen de beslissing van de voorzitter is dus gegrond.

3. De beoordeling van de klachten

3.1 Vervolgens ligt ter beantwoording voor de vraag naar de gegrondheid van de klachten, zoals verwoord in de beslissing van de voorzitter alsmede hierboven onder punt 2.2. De Kamer overweegt daarover het volgende. Volgens art. 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De Kamer dient dus te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.     

3.2 De Kamer overweegt dat uit hetgeen klager heeft aangevoerd volgt, dat hij niet kan instemmen met de wijze waarop mr. [...] als bewindvoerder heeft gefunctioneerd en met diens rekening en verantwoording. De klachten van klager hebben geen betrekking op het handelen van mr. [...] als notaris, maar op zijn handelen als bewindvoerder. Een Kamer van Toezicht is alleen bevoegd te oordelen over de vraag of een notaris heeft gehandeld zoals het een goed notaris betaamt. Dat mr. [...] zich in zijn hoedanigheid van notaris onjuist heeft gedragen is niet, althans onvoldoende gebleken. De Kamer is niet de instantie die een uitspraak doet over de vraag of een bewindvoerder goed heeft gefunctioneerd en of hij op een correcte wijze rekening en verantwoording heeft afgelegd. Die taak is voorbehouden aan de kantonrechter. Het is niet aan de Kamer van Toezicht in diens beoordeling te treden. Indien klager meent door het handelen van de bewindvoerder schade te hebben geleden, dan kan hij zich met een vordering tot de civiele rechter wenden. De Kamer merkt op deze plaats uitdrukkelijk op hierbij geen oordeel over de kansen van een civiele procedure uit te spreken.  

Het voorgaande brengt mee dat de klachten ongegrond moeten worden verklaard.  

4. De beslissing

De Kamer van Toezicht

verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 10 juni 2008 gegrond,

verklaart de klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop, L.A. van Son en dhr. E. Bos (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2009.

de secretaris                                                                                                                                                                 de voorzitter

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN                                        

                                                                  TE ARNHEM                               

Kenmerk: 07.831/2008/878

Beslissing van de Kamer van Toezicht te Arnhem

in de verzetzaak van

[…] ,

wonende te […],

klager,

tegen

[…],

oud-notaris te […],

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit

-   de brief van 2 mei 2008 met bijlage van klager, waarin de klacht is neergelegd

-   de beslissing van de voorzitter van de Kamer van 10 juni 2008

-   de brief van klager van 23 juni 2008, waarbij hij verzet doet tegen de beslissing van 10 juni 2008

-  de mondelinge behandeling van het verzet op 26 augustus 2008, waarbij alleen klager is verschenen.

2. De feiten

De Kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter daarover heeft vastgesteld in zijn beslissing van 10 juni 2008. Klager heeft daartegen geen bezwaren geformuleerd, zodat de Kamer van die feiten uitgaat.

3. Het verzet en de beoordeling daarvan

3.1 Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is op 10 juni 2008 aan klager toegezonden. Het verzetschrift daartegen is gedateerd 23 juni 2008 en is op 25 juni 2008 door de Kamer van Toezicht ontvangen. Aangenomen moet daarom worden dat het verzetschrift ten laatste op 24 juni 2008 ter post is bezorgd. Dit betekent dat het verzet tijdig is ingediend.

3.2 Klager verwijt de oud-notaris, samengevat, dat hij als bewindvoerder over het vermogen van zijn moeder onrechtmatig en ondeskundig heeft gehandeld. Volgens klager heeft de oud-notaris, ondanks herhaalde verzoeken, geweigerd inzage te verstrekken in de administratie van het gevoerde bewind, zodat klager de mogelijkheid is onthouden die administratie te controleren.

3.3 De voorzitter heeft in zijn beslissing klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. Daartoe heeft de voorzitter, kort gezegd, overwogen dat klager pas na negen jaar, nadat hij van de aan de oud-notaris verweten gedragingen kennis heeft genomen, zijn klachten heeft ingediend. Volgens de voorzitter heeft klager daarmee de termijn van drie jaar voor het indienen van een klacht, genoemd in artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (Wna), overschreden. Verder overweegt de voorzitter dat klager, voor zover klager heeft willen betogen dat hij eerst na het inzien van de administratie in juni 2007 inzicht heeft verkregen in de verweten gedragingen, zichzelf in de positie heeft gebracht dat hij niet tijdig heeft kunnen klagen.  

3.4 In zijn verzet voert klager aan dat de oud-notaris hem gedurende een groot aantal jaren het recht heeft onthouden om de administratie van de bewindvoering in te zien. Klager is van mening dat door de beslissing van de voorzitter hem de mogelijkheid is onthouden om aan te tonen dat hem ten onrechte een deel van de erfenis van zijn moeder is onthouden.

3.5 De Kamer overweegt het volgende. Uit artikel 99 lid 12 Wna volgt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris, dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. De Kamer is met de voorzitter van oordeel dat klager vanaf de beëindiging van de taak van de oud-notaris als bewindvoerder op 4 mei 1999 de mogelijkheid heeft gehad een klacht tegen de notaris in te dienen. Door zijn klachten pas op 2 mei 2008 aan de Kamer van Toezicht kenbaar te maken, heeft klager naar het oordeel van de Kamer, gelet op artikel 99 lid 12 Wna, zijn recht om te klagen in beginsel verspeeld. Dit zal slechts anders kunnen zijn, indien klager, nadat hem medio juni 2007 door het kantoor van de oud-notaris alsnog inzage is verleend in de administratie van de bewindvoering, feiten zijn gebleken die hij voor dat tijdstip niet kende en ook niet behoefde te kennen en waarop hij thans een of meer van zijn klachten baseert. In dat geval draagt klager immers voor de eerste maal kennis van een handelen of nalaten van de oud-notaris waarover hij kan klagen.     

3.6 Voor een goede beoordeling van het verzet acht de Kamer het daarom noodzakelijk dat klager nadere informatie verstrekt. De Kamer zal klager in de gelegenheid stellen haar schriftelijk te informeren over de feiten die aan klager bij de inzage medio juni 2007 op het kantoor van de oud-notaris voor de eerste maal kenbaar zijn geworden en waarop hij zijn klachten baseert. Klager zal die schriftelijke informatie tot uiterlijk 1 november 2008 aan de Kamer kunnen toezenden. De behandeling van het verzet zal in de tussentijd worden aangehouden.

4. De beslissing

De Kamer van Toezicht

4.1 stelt klager in de gelegenheid de Kamer schriftelijke te informeren over de feiten die aan klager bij de inzage medio juni 2007 op het kantoor van de oud-notaris voor de eerste maal kenbaar zijn geworden en waarop hij zijn klachten baseert,

4.2 bepaalt dat klager die schriftelijke informatie tot uiterlijk 1 november 2008 aan de Kamer kan toezenden,

4.3 houdt in de tussentijd de behandeling van het verzet aan.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, mrs. R.P.K.J. van Gerven, J.G.T.M. Castrop, L.A. van Son en dhr. E. Bos (plv.), leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008. Bij afwezigheid van de voorzitter is de beslissing getekend door mr. L.A. van Son.

de secretaris                                                                                                            mr. L.A. van Son

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-                                             

                                               NOTARISSEN TE ARNHEM                                

Kenmerk: 07.831/2008/878

Beslissing van de voorzitter van de Kamer van Toezicht te Arnhem op de klacht van

[…] ,

wonende te […],

klager,

tegen

[…] ,

oud-notaris te […].

1. De procedure

Klager heeft bij brief van 2 mei 2008, met bijlagen, bij de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen te Zutphen een klacht ingediend tegen […], tot […] in functie als notaris. Omdat […] als notaris laatstelijk binnen het arrondissement Arnhem werkzaam is geweest, heeft de Kamer van Toezicht te […] de klacht ter behandeling doorgestuurd aan de Kamer van Toezicht te Arnhem. 

2. De feiten

2.1 Bij beslissing van de kantonrechter te […] van 15 november 1996 is […], destijds notaris te […], (hierna verder te noemen: de oud-notaris) met ingang van 16 november 1996 benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van [Y], de moeder van klager. 

2.2 [Y] is op 4 mei 1999 overleden. Daarmee is het bewind door de oud-notaris geëindigd. De oud-notaris heeft ten overstaan van de kantonrechter rekening en verantwoording afgelegd over het gevoerde bewind.

2.3 Klager heeft na het overlijden van zijn moeder de oud-notaris meermalen verzocht inzicht te verschaffen in de administratie die op het gevoerde bewind betrekking had. Dit is telkens door de oud-notaris geweigerd tot omstreeks medio juni 2007. Klager heeft toen op het kantoor van de oud-notaris de administratie ingekeken. Naar aanleiding daarvan heeft klager schriftelijke vragen gesteld aan de oud-notaris. Deze zijn niet beantwoord. 

2.4 Klager, zijn zuster [A] en zijn broer [B] zijn de erfgenamen in de nalatenschap van hun moeder. 

3. De klachten

3.1 Klager formuleert de volgende klachten tegen de oud-notaris

a. de oud-notaris heeft klager als erfgenaam het recht onthouden op inzage in de administratie van de bewindvoering

b. de oud-notaris heeft de waarheidsvinding over de totale nalatenschap bewust belemmerd

c. de oud-notaris heeft door de onterechte weigering om inzage te verlenen in de administratie extra advocaatkosten veroorzaakt

d. de oud-notaris heeft een niet-transparante administratie gevoerd van de inkomsten en rechtmatige uitgaven met betrekking tot de nalatenschap van [Y]

e. de oud-notaris heeft onterecht vergoedingen opgevoerd wat betreft de zorg van[Y]

f. de administratie van het bewind van oud-notaris geeft geen totaalbeeld van de geldstromen die de nalatenschap omvat, zo ontbreken er bankafschriften

g. de oud-notaris heeft ten onrechte aan [B] een lening verstrekt en de daaruit voortvloeiende vordering niet opgenomen in de finale afrekening van de nalatenschap, hetgeen meebrengt dat [B] als erfgenaam wordt overbedeeld

h. de opzet van de totale administratie van de bewindvoering is niet transparant, erg rommelig, niet compleet en niet in overeenstemming met wat verwacht mag worden van een bewindvoerder. De oud-notaris heeft geen professionele prestatie geleverd die in verhouding staat tot de vergoeding die hij heeft ontvangen voor het voeren van de administratie

i. de oud-notaris en het kantoor waaraan hij verbonden was behartigen eenzijdig vooral de belangen van [B]

j. de oud-notaris heeft nagelaten op te treden tegen [B], die, tegen de afspraken die de erfgenamen hadden gemaakt, zich geld heeft toegeëigend van de huishoudrekeningen van [Y]

k. de oud-notaris heeft [B] zijn vertrouwen gegeven en hem de beschikking gegeven over de pinpas van de rekening van [Y], ondanks dat de oud-notaris wist dat [B] niet te vertrouwen was, waarmee de oud-notaris de belangen van de overige twee erfgenamen heeft geschaad

l. de oud-notaris heeft ten onrechte geen aandacht besteed aan tegenstrijdige verklaringen van [B] over de kluis behorende bij de tweede set kluissleutels

m. de oud-notaris heeft geen afdoende verklaring kunnen geven voor het feit dat de verkoopprijs van de auto van [C] veel lager was dan de taxatiewaarde en dat de verkoopprijs van het woonhuis Damhertstraat 3 veel lager was dan de prijs waarvoor er gegadigden waren.   

3.2 Klager legt aan zijn klachten - kort gezegd - de stelling ten grondslag dat de oud-notaris als bewindvoerder over het vermogen van zijn moeder onrechtmatig en ondeskundig heeft gehandeld. Klager verzoekt verder de rechtbank (aangenomen wordt dat hij hiermee bedoelt de Kamer van Toezicht) een

onafhankelijk accountant onderzoek te laten verrichten naar de juistheid van de bewindvoering door de oud-notaris.  

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 99 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) is de voorzitter van de Kamer bevoegd na een summier onderzoek de klacht terstond bij een met redenen omklede beslissing af te wijzen indien hij van oordeel is dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond is, of van onvoldoende gewicht.

4.2 De voorzitter zal eerst ingaan op de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht. Hiervoor is artikel 99 lid 12 Wna van belang. In dit artikel is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.  De reden van de wetgever voor het opnemen van deze termijn is in de wetsgeschiedenis (Tweede Kamer II, 1996-1997, 23706, nr. 12, p. 46-47) als volgt weergegeven:

"... De reden daarvoor is met name gelegen in het feit  dat na verloop van een bepaalde termijn ervan uit moet kunnen worden gegaan dat de betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. Gezien het karakter van de procedure, waarbij elke klager zelf de procedure zonder vormvoorschriften in gang kan zetten, acht ik een dergelijke termijn alleszins aanvaardbaar. De notaris moet ook niet in lengte van jaren kunnen worden achtervolgd met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te lange termijn nog zeer moeilijk naar behoren zijn vast te stellen. ..."  

Hieruit volgt dat de termijn tot het indienen van een klacht een aanvang neemt zodra een klager kennis draagt of kan dragen van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is.

4.3 De voorzitter overweegt het volgende. Na het overlijden van de moeder van klager op 4 mei 1999 is het bewind en daarmee de taak van de oud-notaris als bewindvoerder geëindigd. Klager verwijt de notaris dat hij na het overlijden jarenlang aan klager geen inzicht heeft willen geven in het door hem gevoerde bewind, ondanks verzoeken daartoe. Klager komt met zijn klachten negen jaren na het einde van de taak van de oud-notaris als bewindvoerder. Daarmee is de termijn van drie jaren, genoemd in artikel 99 lid 12 Wna, ruimschoots overschreden. Dat klager niet in de gelegenheid was eerder zijn klachten in te dienen is niet gesteld of gebleken. Voor zover klager zou willen betogen dat hij eerst na het inkijken van de administratie in juni 2007 inzicht heeft gekregen in het door de oud-notaris gevoerde bewind en dus pas nadien klachten over het ondeugdelijke bewind kon formuleren, is de voorzitter van oordeel dat klager zichzelf in die positie heeft gebracht door niet tijdig bij de Kamer van Toezicht te klagen over de weigering inzage te verstrekken in de administratie. Klager had dus voor het verstrijken van de termijn van drie jaren kennis kunnen dragen van de feiten die hij thans aan zijn klachten ten grondslag legt.

4.4 Nu klager niet binnen een termijn van drie jaren, waarin hij van het verweten handelen of nalaten van de notaris heeft kennis genomen of kunnen nemen, zijn klachten heeft ingediend, moet hij daarin kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

5. De beslissing

De voorzitter van de Kamer van Toezicht

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, plaatsvervangend voorzitter, op 10 juni 2008.