ECLI:NL:TNOKAMS:2009:YC0357 Kamer van toezicht Amsterdam 402690 / NT 08-22 Pee 402693 / NT 08-23 Pee

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2009:YC0357
Datum uitspraak: 03-12-2009
Datum publicatie: 30-12-2009
Zaaknummer(s):
  • 402690 / NT 08-22 Pee
  • 402693 / NT 08-23 Pee
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft niet onzorgvuldig gehandeld door niet een deel van het depot (het deel dat boven het bedrag lag waarvoor beslag was verleend) vrij te geven. Ook was het juist de taak van de notaris om bij alle partijen te informeren naar de stand van zaken en niet alleen bij klaagster. De notaris heeft niet partijdig gehandeld.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 december 2009 op de klachten met nummers 402690 / NT 08-22 Pee en 402693 / NT 08-23 Pee van:

[klaagster]

gevestigd te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. A. Köker;

klaagster;

tegen:

1. [de notaris],

notaris te [vestigingsplaats]

en

2. [de (oud)  kandidaat-notaris],

(oud) kandidaat-notaris te [vestigingsplaats].

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift met bijlagen van 10 juli 2008;

-         verweerschrift met bijlagen van 28 oktober 2008;

-         repliek van 10 december 2008;

-         dupliek van 3 februari 2009.

Bij de mondelinge, gevoegde, behandeling van de klachten op 8 oktober 2009 waren klaagster, vertegenwoordigd door mr. A. Köker en [bestuurder klaagster] aanwezig, evenals de notaris en de (oud) kandidaat-notaris. Beide partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van pleitnotities. Uitspraak is bepaald op 3 december 2009.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a.       Klaagster is [naam klaagster], kantoorhoudende aan de [adres]; haar bestuurder sinds 5 oktober 2006 is [bestuurder klaagster].

b.      In december 2005 hebben klaagster, woningbouwvereniging Het Oosten (thans genaamd Stadgenoot, hierna: de woningbouwvereniging) en de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) de Kaderovereenkomst Grondtransacties Westermoskee gesloten. In die kaderovereenkomst toonde de gemeente zich bereid het voormalige [naam terrein] van klaagster te verwerven tegen betaling van een koopsom van € 6.130.000,--.

c.       Op 19 december 2005 heeft de notaris de akte van levering in economische zin (door klaagster als economisch eigenaar) en juridische zin (door [naam N.V.] als juridisch eigenaar) van de terreinen [omschrijving terreinen]  aan de gemeente gepasseerd.

d.       De levering vond plaats onder ontbindende voorwaarden, waaronder de ontbindende voorwaarde dat “niet uiterlijk op 31 december 2009 een onherroepelijke bouwvergunning is verleend voor de bouw van een moskee, bedrijfsruimten, woningen en parkeerplaatsen op het/de perce(e)l(en).”

e.       Artikel 7 van de leveringsakte luidt, voor zover van belang: “Van de koopsom zal een bedrag ad drie miljoen euro (€ 3.000.000,00) in depot blijven bij een door partijen aangewezen financiële instelling. Zodra voormelde bouwvergunningen ten behoeve van de bouw van een moskee, woningen, bedrijfsruimte en parkeergarage onherroepelijk zijn verleend, zal het depot volledig ter beschikking van [klaagster] komen ter voldoening van gemaakte en te maken bouwkosten van de moskee. Wanneer de ontbindende voorwaarde zoals vermeld onder artikel 5.1. in werking treedt, met de bijbehorende gevolgen zal het depot aan [klaagster] worden uitgekeerd, doch uitsluitend wanneer genoemde “teruglevering”heeft plaatsgevonden. Indien [klaagster], om welke reden dan ook, niet meewerkt aan de “teruglevering” zal het depot toekomen aan de gemeente.” De financiële instelling is niet door partijen aan de notaris doorgegeven, zodat het depot bij de notaris is gebleven.

f.        Op 19 december 2005 werden door de gemeente als eigenaar ook de akten houdende splitsing in appartementsrechten van de woningen, bedrijfsruimten en de parkeerplaatsen gepasseerd alsmede de uitgifte in erfpacht van de woningen aan de woningbouwvereniging. Het stuk grond bestemd voor de bouw van een moskee bleef staan op naam van de gemeente.

g.       Op 10 mei 2006 werden de akten uitgifte in erfpacht van de bedrijfsruimten en de parkeerplaatsen aan de woningbouwvereniging gepasseerd, evenals een teruglevering van een aandeel in de parkeerplaatsen door de woningbouwvereniging aan de gemeente. Verder werden de conceptakten houdende uitgifte in erfpacht van de grond voor de moskee door de gemeente aan klaagster en de overdracht van de bedrijfsruimte, parkeerplaatsen en een perceel aan de [naam straat] door de woningbouwvereniging aan klaagster gemaakt; deze akten werden echter niet gepasseerd.

h.       In oktober 2006 vond een bestuurswisseling plaats van klaagster. De vorige bestuurder werd door de voorzieningenrechter veroordeeld tot medewerking en overlegging van alle bij hem in bezit zijnde stukken van klaagster.

i.         Op 27 september 2007 heeft de woningbouwvereniging onder de notaris conservatoir derdenbeslag doen leggen “op alle gelden, geldswaarden, en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit reeds bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen (….) respectievelijk schuldig is of zal worden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [klaagster] (…) zulks ter verzekering van en om betaling te verkrijgen van een bedrag van € 1.800.000,00, op welk bedrag de in vermeld verzoekschrift omschreven vordering van requirante ten laste van [klaagster] voornoemd bij gemeld en ten deze betekende beschikking met rente en kosten voorlopig is begroot, en van welke vordering de eis in de hoofdzaak door requirante binnen 90 dagen na heden zal worden ingesteld;”.

j.        Op 17 januari 2008 meldde de sector bestuursrecht van de Rechtbank Amsterdam in een brief dat een beroep tegen een verleende bouwvergunning was ingetrokken.

k.      Op 19 februari 2008 heeft de (oud) kandidaat-notaris aan de gemeente en aan klaagster een conceptakte “waardeloosheid ontbindende voorwaarden” gestuurd, met de vraag om schriftelijke bevestiging (door ondertekening van de bijgaande volmachten). Noch de gemeente, noch klaagster heeft daarop gereageerd.

l.         Op 19 februari 2008 heeft klaagster de (oud) kandidaat-notaris verzocht om tot uitkering van een deel van het depotbedrag over te gaan.

m.     Op 4 maart 2008 heeft de gemeente klaagster geschreven bezwaar te maken tegen gehele of gedeeltelijke uitbetaling van het depot aan klaagster, omdat deze haar verplichtingen jegens de gemeente uit de in 1.b hiervoor genoemde overeenkomst niet zou nakomen.

n.       Op 11 maart 2008 heeft de gemeente conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notaris op “alle gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, in het bijzonder, doch uitdrukkelijk niet beperkt, de gelden geadministreerd onder het depot ad

      € 3.000.000,00, inclusief de daarover verschenen en te verschijnen rente”.

o.      Op 22 juli 2008 heeft de woningbouwvereniging conservatoir derdenbeslag onder de notaris gelegd voor een vordering van € 7.000.000,00.

2. De klacht

2.1 De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben niet de zorgvuldigheid betracht die zij ten opzichte van klaagster als goed notaris behoorden te betrachten. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben niet de belangen van alle partijen op onpartijdige wijze behartigd.

2.2. Klaagster verwijt de notaris en de (oud) kandidaat-notaris dat zij na ontvangst van de brief van klaagster van 19 februari 2008 geen contact hebben opgenomen met klaagster, maar in plaats daarvan de brief onder de aandacht van de gemeente en de woningbouwvereniging hebben gebracht.

Het had op de weg van de notaris gelegen om contact met klaagster op te nemen om te vragen op grond waarvan de ontbindende voorwaarden in de notariële akte vervuld zouden zijn. Dat is echter niet gebeurd. Per 17 januari 2008, toen een ingesteld beroep tegen de bouwvergunning was ingetrokken, waren alle ontbindende voorwaarden vervuld en kon dus een deel van het depot plus rente uitbetaald worden. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hadden onpartijdig en objectief moeten handelen en contact op moeten nemen met het vergunningverlenende bestuursorgaan om daar te verifiëren of aan de voorwaarden voor uitbetaling van het depot was voldaan. Dat hebben zij niet gedaan. Klaagster heeft meerdere keren om uitbetaling verzocht, maar daar hebben de notaris en de (oud) kandidaat-notaris niet op gereageerd. Pas bij brief van 25 april 2008 heeft de notaris gemeld dat hij contact had opgenomen met de woningbouwvereniging en de gemeente en dat hij als gevolg daarvan niet tot uitbetaling was overgegaan. Uit die brief blijkt ook duidelijk dat de notaris en de (oud) kandidaat-notaris conform de wens van de gemeente handelden.

Met het belang van klaagster werd daarbij geen rekening gehouden, terwijl uit een bij dagtekening van 19 februari 2008 in concept gestuurde akte “waardeloosheid ontbindende voorwaarden” blijkt, naar de mening van klaagster, dat de notaris en de (oud) kandidaat-notaris kennelijk al op de hoogte waren van de vervulde voorwaarden, waardoor zij dus werkzaamheden hebben verricht ter voorbereiding van de uitbetaling. Indien er onduidelijkheden waren over de uitbetaling, hadden de notaris en de (oud) kandidaat-notaris klaagster en de gemeente ter discussie bijeen moeten roepen en bij blijvend verschil van opvatting een oordeel van de rechter moeten vragen.

2.3 De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben klaagster niet, althans niet deugdelijk, geïnformeerd over de reden van het niet uitbetalen van het depot. Volgens klaagster was het beslagen bedrag excessief hoger dan hetgeen het maximum aangaf en hadden de notaris en de (oud) kandidaat-notaris het meerdere, excessieve gedeelte om die reden kunnen uitbetalen.

Als gevolg van het informeren en het wachten op de toestemming van de gemeente hebben de notaris en de (oud) kandidaat-notaris ervoor gezorgd dat de gemeente conservatoir beslag kon leggen.

2.4 De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben niet gereageerd op verzoeken van klaagster om de nota van afrekening en renteoverzicht. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben geen duidelijkheid verschaft over de hoogte van het rentepercentage. Zij gaven aan dat de rente 4% zou zijn maar niet op grond waarvan dat percentage gehanteerd zou moeten worden.

2.5 De partijdigheid van de notaris en de (oud) kandidaat-notaris blijkt voorts uit het feit dat in de volmacht die zij op 19 februari 2008 naar klaagster hebben gestuurd als verklaring van klaagster hebben vermeld dat klaagster afziet van de uitgifte in erfpacht door de gemeente. Kennelijk zijn zij geïnstrueerd door de woningbouwvereniging en/of de gemeente om die bepaling in de volmacht op te nemen.

Door op de bestuurswisseling van klaagster te wijzen die niet “vlekkeloos” verlopen zou zijn bevestigen zij het vermoeden dat zij niet onpartijdig zijn. Klaagster is niet de enige onderneming waarbij de bestuurswisseling niet met één handeling is verricht en het is niet de taak van de notaris en de (oud) kandidaat-notaris een oordeel te vellen over het bestuur van een onderneming.

3. Het verweer

3.1. Het verzoek tot uitbetaling door klaagster van een gedeelte van het depot was naar de mening van de notaris en de (oud) kandidaat-notaris te kort door de bocht en kon dus niet worden ingewilligd.

Het beslag van de woningbouwvereniging van 27 september 2007 rustte niet op een deel, maar op alle gelden en geldswaarden. Dus kon de notaris niet overgaan tot uitkering van een gedeelte van het beslag, noch van de gekweekte rente erover.

Door de notaris en de (oud) kandidaat-notaris was niet met zekerheid vast te stellen dat door de brief van de rechtbank van 17 februari 2008 een onherroepelijke bouwvergunning was verleend zonder dat bij partijen te verifiëren. Er zouden immers nog andere bezwaarschriften kunnen zijn ingediend. Zorgvuldige behandeling van het dossier brengt met zich dat de notaris en de (oud) kandidaat-notaris in deze tussen partijen uiterst gevoelige kwesties niet op eigen houtje een onomkeerbaar standpunt in dienen te nemen zonder raadpleging vooraf.

Verder zou volgens de depotbepalingen van de leveringsakte van 19 december 2005 het depot ter beschikking van klaagster komen “ter voldoening van gemaakte en te maken bouwkosten van de moskee”. Ook over dat aspect wilden de notaris en de (oud) kandidaat-notaris niet naar eigen inzicht zonder verificatie bij partijen beslissen. Uit de brief van de gemeente van 4 maart 2008 blijkt volgens de notaris en de (oud) kandidaat-notaris een groot verschil van mening tussen partijen op dit punt. Het is niet ondenkbeeldig dat in deze toevoeging een voorwaarde valt te lezen waaronder het depot mag worden uitgekeerd. Te meer daar partijen zo hevig van mening verschillen over de uitleg ervan.

Uit de depotvoorwaarden volgde dat overleg met de andere betrokken partij noodzakelijk was en hoorde bij het zorgvuldig uitoefenen van de notariële werkzaamheden door naar de belangen van beide partijen te kijken en waar nodig een voorzichtig standpunt in te nemen. De woningbouwvereniging en de gemeente traden als één partij op, zodat de notaris en de (oud) kandidaat-notaris geen bezwaar zagen om ook met de woningbouwvereniging in overleg te treden.

Er is geen (notariële) rechtsregel die zegt dat bij “onduidelijkheden” de notaris partijen bij elkaar moet roepen en al helemaal niet dat de notaris bij een blijvend geschil het oordeel van de rechter moet vragen. Het is aan partijen zelf de rechtsgang in te zetten, waarbij de notaris wel behulpzaam kan en moet zijn als partijen zijn hulp inroepen bij een conflict. Maar dan moet er bij partijen zelf ook een constructieve houding zijn. Een verzoek van partijen voor een bespreking op kantoor heeft de notaris en de (oud) kandidaat-notaris echter nooit bereikt, maar wordt altijd, ook nu nog, in zeer welwillende overweging genomen.

3.2. Het was duidelijk dat het depot niet kon worden uitgekeerd. Het was aan klaagster geweest om met nadere stukken of onderbouwing te komen indien zij dat had gewenst.

Klaagster zou nader moeten onderbouwen wanneer sprake zou zijn van een excessief hoger bedrag, voordat het aan de notaris is hierover een oordeel te geven. Klaagster geeft niet aan waar deze rechtsregel is neergelegd mede in het licht gezien van het feit dat op alle gelden en geldswaarden beslag was gelegd. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris vinden het moeilijk te bepalen waar de grens ligt tussen excessief en niet-excessief, te meer daar uitbetaling leidt tot een onomkeerbare handeling.

De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben diverse malen zowel telefonisch als via e-mail contact gehad met klaagster vóór de brief van 25 april 2008 over het door hen opgenomen contact met de gemeente en de woningbouwvereniging. De klachten over niet voldoende bereikbaarheid en of niet tijdig verstrekken van gegevens wijzen de notaris en de (oud) kandidaat-notaris dan ook van de hand. De grootste oorzaak hiervan ligt aan klaagsters zijde vanwege haar verre van vlekkeloze bestuurswisseling. Dat klaagster een dergelijke kwalificatie niet aanstaat, betekent niet dat de notaris partijdig is. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hebben geen beschrijving gegeven van het bestuur, maar van de bestuurswisseling.

Een bestuurswisseling die gepaard gaat met een procedure in kort geding en diverse krantenberichten, is te kwalificeren als verre van vlekkeloos.

3.3 Het concept van de akte “waardeloosheid van ontbindende voorwaarden” is aan beide partijen verzonden, weliswaar anticiperend op hun toestemming, maar uitgaande van het feit dat de notaris en de (oud) kandidaat-notaris van beide partijen de schriftelijke bevestiging (door de ondertekende volmacht) wilden hebben om 100% zekerheid te krijgen omtrent uitbetaling van het depot. De aantekening “ontbindende voorwaarden” staat in de openbare registers vermeld tot een akte van waardeloosheid wordt ingeschreven. Noch klaagster, noch de gemeente heeft de volmacht getekend retour gezonden, zodat de werkzaamheden van de notaris en de (oud) kandidaat-notaris niet konden worden voortgezet. Klaagster verwijt de notaris en de (oud) kandidaat-notaris partijdigheid omdat zij in het concept hadden opgenomen dat klaagster afzag van de erfpachtuitgifte van de grond van de moskee. Daartoe waren de notaris en de (oud) kandidaat-notaris echter genoodzaakt aangezien één van de ontbindende voorwaarden inhield dat de gemeente een stuk bouwrijpe grond in erfpacht moest hebben uitgegeven voor de bouw van een moskee en deze uitgifte (nog) niet had plaatsgevonden. Dienovereenkomstig waren de notaris en de (oud) kandidaat-notaris ingelicht door de gemeente en uit het dossier blijkt niet dat klaagster dat ooit heeft bestreden. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris zijn het oneens met de stelling van klaagster dat zij contact hadden moeten opnemen met het vergunningverlenende bestuursorgaan om te verifiëren of aan de voorwaarden voor uitbetaling van het depot was voldaan. Dat bestuursorgaan zou een dergelijke verklaring nooit afgeven, maar dat was ook niet nodig door toezending aan partijen van de concept-akte met volmacht.

Het verwijt van partijdigheid van klaagster wordt door de notaris en de (oud) kandidaat-notaris hoog opgenomen. Daarvan kan naar hun mening geen sprake zijn op grond van de reden dat het verzoek van klaagster tot uitbetaling niet door hen is gehonoreerd. Het notariskantoor heeft geen belangen bij het dossier.

3.4. Aangezien de notaris en de (oud) kandidaat-notaris niet gerechtigd waren het depot uit te keren kan hen ook niet worden verweten dat de gemeente conservatoir beslag heeft laten leggen .

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of  kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Ook (kandidaat-)notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, zijn op grond van voornoemd artikel aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in voornoemde zin, gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris en/of de (oud) kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij de mondelinge behandeling heeft de (oud) kandidaat-notaris verklaard dat zij na de bestuurswisseling van klaagster alle stukken uit het dossier heeft gekopieerd en opgestuurd aan klaagster. Ook alle stukken die klaagster daarna heeft opgevraagd, heeft de kandidaat-notaris aan klaagster gezonden. Dit blijkt uit de door de (oud) kandidaat-notaris ter zitting getoonde brieven (van 18 december 2006, 8 januari 2008 en 19 februari 2008). De (oud) kandidaat-notaris heeft ook telefonisch contact en e-mail contact gehad, voornamelijk met de heer Dağ.

Klaagster heeft de ontvangst van die brieven en het overige contact ter zitting erkend. Het klachtonderdeel over het niet reageren van de notaris en de (oud) kandidaat-notaris dient daarom ongegrond te worden verklaard. De stelling van klaagster ter zitting dat zij de stukken wel, maar steeds te laat of achteraf, heeft ontvangen, waardoor zij schade heeft geleden, is door haar niet aannemelijk gemaakt.

4.3 De (oud) kandidaat-notaris heeft ook verklaard, hetgeen niet door klaagster is ontkend, dat zij geen herhaaldelijk verzoek van klaagster met betrekking tot de nota van afrekening heeft ontvangen. In dat geval had zij die nota zeker verzonden. Volgens de (oud) kandidaat-notaris zat de afrekeningsnota echter ook bij de stukken die zij heeft verstuurd.

Juist is, dat er bij de brief van 8 januari 2008 over de renteberekening wel het percentage (4%), maar niet de grond daarvan was vermeld. De notaris en de (oud) kandidaat-notaris hadden klaagster daarover geïnformeerd in een e-mailbericht. Het gaat om door de notaris ontvangen en doorbetaalde rente over het depot, waarvoor klaagster nog een financiële instelling zou aanwijzen om het onder te brengen, echter klaagster en de gemeente konden het (ook) daarover niet eens worden. Ook in dit klachtonderdeel ziet de kamer geen klachtwaardig handelen van de notaris en/of de (oud) kandidaat-notaris.

4.4 De mening van klaagster dat de notaris een deel van het depot, namelijk het deel dat boven het bedrag lag waarvoor beslag was verleend, had moeten vrijgeven, berust op een verkeerde veronderstelling. Het beslag treft de hele vordering en op grond van artikel 702 jo artikel 475 lid 1 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mag de derde-beslagene niets betalen op straffe van onwaarde van elke gedane betaling. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

4.5 De notaris heeft, anders dan klaagster meent, niet onzorgvuldig gehandeld door niet bij het vergunningverlenende orgaan te informeren, maar in plaats daarvan partijen te benaderen door hen een concept-akte “waardeloosheid ontbindende voorwaarden” te zenden om zekerheid te krijgen over de uitbetaling van het depot. Immers, het was juist de taak van notaris om bij (alle) partijen te informeren naar de stand van zaken. Echter, geen van partijen heeft de bij de concept-akte verzonden volmacht getekend retour gezonden, zodat de notaris zijn werkzaamheden niet kon voortzetten.

4.6 Na het verzoek om uitbetaling van het depot op 19 februari 2008 door klaagster, heeft de (oud) kandidaat-notaris na telefonische melding daarvan aan klaagster de gemeente gebeld om te vragen of zij daarmee akkoord ging en het bezwaar van de gemeente telefonisch aan klaagster meegedeeld, waarna de gemeente aan klaagster de brief van 4 maart 2008 heeft gezonden.

Uit die brief valt af te leiden dat er tussen partijen een groot verschil van mening bestond over het al dan niet voldoen aan de voorwaarden om tot uitkering van het depot over te gaan.

Het was wellicht beter geweest als de notaris zich toen onmiddellijk had teruggetrokken en klaagster had meegedeeld dat zij haar geschil met de gemeente moest uitvechten, eventueel voor de rechter, in plaats van contact op te nemen met de gemeente en de woningbouwvereniging. Echter, de kamer kan uit die handelwijze van de notaris niet opmaken dat hij partijdig zou hebben gehandeld, zodat dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.

4.7 De kamer meent dat het ook beter zou zijn geweest, wanneer de notaris zich op een andere wijze had uitgelaten over de bestuurswisseling van klaagster, door niet te spreken van “verre van vlekkeloos”.

De kamer begrijpt dat de notaris met zijn opmerking niet heeft bedoeld zich laatdunkend over het bestuur van klaagster uit te laten, doch slechts heeft willen wijzen op de (juridische) complicaties, waarmee de bestuurswisseling is gepaard gegaan.

Aangezien de kamer meent dat van partijdigheid van de notaris niet is gebleken, dient ook dat klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.

4.8 Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klachten tegen de notaris en de (oud) kandidaat-notaris in al hun onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, M. Bijkerk, O.J. van Leeuwen, A.J.W.M. van Hengstum, en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2009.

mr. E.B.T. Kienhuis,                                                   mr. J.A.J. Peeters,

secretaris.                                                                   voorzitter.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.