ECLI:NL:TNOKAMS:2009:YC0154 Kamer van toezicht Amsterdam 402157 / NT 08-18 P

ECLI: ECLI:NL:TNOKAMS:2009:YC0154
Datum uitspraak: 08-01-2009
Datum publicatie: 13-03-2009
Zaaknummer(s): 402157 / NT 08-18 P
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: verplichting ex artikel 112 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna)

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN

TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 januari 2009 op de klacht met nummers 402157 / NT RK 08-18 P van:

Bureau Financieel Toezicht ,

gevestigd te Utrecht,

vertegenwoordiger drs. D. van der Veer RA,

tegen:

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats].

Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

-         klaagschrift van 27 juni 2008;

-         verweerschrift van 9 juli 2008;

-         repliek met bijlagen van 15 augustus 2008;

-         de brief van 22 augustus 2008 waarin de notaris afziet van dupliek.

De klacht is mondeling behandeld op 2 december 2008. De vertegenwoordiger van het BFT en de notaris waren daarbij aanwezig en zij hebben hun standpunten toegelicht.

Uitspraak is bepaald op 6 januari 2009.

1. De klacht

De klacht betreft het niet voldoen door de notaris aan zijn verplichting ex artikel 112 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna), om de jaarstukken over 2007 bij het BFT in te dienen binnen de ingevolge artikel 24 lid 4 van de Wna bepaalde termijn van vier maanden na afloop van het boekjaar. De notaris heeft het BFT niet verzocht om uitstel vanwege bijzondere omstandigheden. Ondanks de door het BFT verzonden herinnering heeft de notaris tot de datum van het indienen van de klacht niet geheel voldaan aan zijn plicht tot indiening. De opstelling van het inkomen (I-staat) ontbrak nog. Dit ontbrekende verantwoordingsdocument en de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2007 heeft het BFT eerst ontvangen op 10 juli 2008. De notaris heeft in de afgelopen jaren reeds eerder een rappelbrief van het BFT ontvangen inzake niet tijdige indiening van de jaarstukken over de jaren 2006, 2005 en 2004.

De notaris heeft toen wel steeds binnen de rappeltermijn de jaarstukken volledig ingediend zodat het niet tot een klacht heeft geleid.

2. Het verweer

De notaris heeft de hem verweten nalatigheid op zichzelf erkend. Hij had de vereiste bescheiden inclusief de aangifte inkomstenbelasting weliswaar tijdig gereed, maar niet in volle omvang toegestuurd. De rappelbrief die de BFT de notaris op 3 juni 2008 had gestuurd heeft de notaris niet goed gelezen. De notaris dacht dat het daarin om de missende verklaringen ging die centraal door zijn kantoor ten behoeve van alle dossiers van alle aan het kantoor verbonden notarissen aangeleverd zouden worden. Op de zitting heeft de notaris medegedeeld vergeten te zijn om uitstel te vragen. Uiteindelijk zijn de gevraagde stukken op respectievelijk 8 en 9 juli 2008 naar het BFT gestuurd.

3. De beoordeling

3.1    Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt zijn notarissen en kandidaat-

notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

3.2     Aan het BFT is ingevolge artikel 110 Wna de taak opgelegd toezicht te houden op de

naleving door het notariaat van de wettelijke verplichtingen verband houdende met de financiële situatie van het notariskantoor. Teneinde die financiële situatie te kunnen beoordelen en op eventuele zorgelijke ontwikkelingen adequaat te kunnen inspelen, dient het BFT tijdig door het notariaat van de desbetreffende stukken te worden voorzien. Het tekortschieten hierin door de betrokken notaris belemmert het BFT in het effectief toezicht houden op de financiële omstandigheden van die notaris.

3.3 De notaris heeft de wettelijke termijn van indiening overschreden. De kamer is van oordeel dat de notaris daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is dan ook gegrond. De notaris is sinds de invoering van de nieuwe Wna op 1 oktober 1999 – met daarin vastgelegd de nieuwe taken en bevoegdheden van het BFT – niet eerder hierover door het BFT in de vorm van een klacht ter verantwoording geroepen. De notaris heeft verder erkend ter zake te zijn tekortgeschoten. Hij heeft aangevoerd dat de nalatigheid op een misverstand zijnerzijds berust en een eenmalig verzuim betreft. 

Onder deze omstandigheden acht de kamer de nalatigheid thans niet zo ernstig dat de notaris een tuchtrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd. De notaris wordt er echter op gewezen dat de kamer zwaar zal tillen aan herhaald nalatig optreden.

3.4 Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De kamer van toezicht:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     bepaalt dat aan de notaris geen tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, A.J.W.M. van Hengstum, E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink en P.J. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van

mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2009.

mr. E.B.T. Kienhuis,                                                   mr. M.Y.C. Poelmann,

secretaris.                                                                               voorzitter.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.