ECLI:NL:TNOKALM:2009:YC0692 Kamer van toezicht Almelo 06 09 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2009:YC0692
Datum uitspraak: 27-05-2009
Datum publicatie: 20-10-2011
Zaaknummer(s): 06 09 Wna
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Vanwege een negatief kantoorvermogen en een negatieve kantoor liquiditeit voldoet de notaris niet aan de wettelijke vereisten. Ook wordt niet aan de eis van artikel 24 Wna voldaan dat de notaris zodanig administratie voert dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Van de notaris is geen realistisch gebleken prognose en een duidelijk overzicht verkregen.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak 06 09 Wna

UITSPRAAK

Inzake de ambtshalve ingediende klacht tegen: < naam>,

notaris te <plaats>, hierna te noemen de notaris.

1    V erloop van de procedure

De voorzitter van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, hierna de Kamer, heeft bij beschikking van 3 april 2009 de Kamer verzocht een tuchtrechtelijke beslissing te nemen over de bedenkingen die zijn gerezen tegen de notaris voor zover het gaat om de financiële situatie van het kantoor van de notaris. Een afschrift van de beschikking is de notaris toegezonden. De notaris heeft zich verweerd bij schrijven van 8 mei 2009 (met bijlagen). Ook is door de notaris nog aanvullend gereageerd bij brief van 12 mei 2009.

De klachtzaak is ter zitting van 13 mei 2009 behandeld. De notaris is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn financieel adviseur <naam>.

2  Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

3   Feiten

In 2007 en in 2008 is bij de Kamer een klacht tegen de notaris ingediend door het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Het BFT heeft de wettelijke taak om toezicht te houden op de financiële positie van de notaris. De klachten zijn bij uitspraken van 13 december 2007 en 16 december 2008 gegrond verklaard. Daarbij is respectievelijk overgegaan tot het opleggen van een waarschuwing en van een berisping aan de notaris. Door de notaris is geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken.

De notaris en de Kamer beschikken in het kader van deze procedure onder meer over (afschriften van) de hierna genoemde stukken:

1.      brief van 21 januari 2009 van de voorzitter van de Kamer aan de notaris.

2.      gespreksaantekeningen van 3 februari 2009.

3.      brief van 5 februari 2009 van de voorzitter van de Kamer aan de notaris.

4.      brief van 23 februari 2009 van de notaris.

5.      brief van 25 februari 2009 van de notaris.

6.      brief van 26 februari 2009 van de voorzitter aan het BFT.

7.      brief van 13 maart 2009 van de notaris.

8.      brief van 17 maart 2009 van het BFT.

9.      brief van 29 maart 2009 van de notaris.

 

 

4  Standpunten

Tegen de notaris zijn bedenkingen gerezen met betrekking tot de financiële positie van zijn notariskantoor. De solvabiliteit is door de voorzitter als structureel negatief beoordeeld en derhalve in strijd met artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels en artikel 23 van de Wna.

In de brief van het BFT van 17 maart 2009 wordt gesproken over een negatief eigen vermogen van € 300.000,= in februari 2009. Door de voorzitter is aangegeven dat door de notaris geen concrete stappen zijn gezet die concreet perspectief op herstel bieden.

De notaris heeft – kort samengevat - aangegeven dat hij voldoende tijdig tot actie is overgegaan. Naar de mening van de notaris is geen sprake van strijd met de Wna. De notaris wijst op de waarde van het kantoorpand en het feit dat dit pand is verkocht. Ook noemt de notaris besparingen vanwege wel beëindigde dienstverbanden, bedragen die van de Belastingdienst zullen worden terugontvangen en de met een notariskantoor in <plaats>overeengekomen samenwerking vanaf 1 juli 2009. De notaris heeft ook aangedragen dat er achterstallige nota’s zijn verzonden.

5  Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Gelet op de gerezen bedenkingen, zoals die zijn verwoord in de beschikking van 3 april 2009, zal de Kamer thans oordelen over de vraag of de notaris voldoet aan de uit artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels en artikel 23 van de Wna voortvloeiende plicht dat de liquiditeitspositie en de solvabiliteitspositie van de notaris en zijn kantoor te allen tijde positief is.

De Kamer overweegt als volgt.

Bij beslissingen van deze Kamer is bij uitspraak van 13 december 2007 en 16 december 2008 is aan de notaris de tuchtmaatregel van waarschuwing en van berisping opgelegd. Deze tuchtmaatregels hielden verband met de financieel onverantwoord geachte situatie van het notariskantoor. Daarbij is, zo heeft de Kamer geoordeeld in de uitspraak van 16 december 2008, ondanks de inspanningen die de notaris zich wel heeft getroost, sprake van een zorgwekkende ontwikkeling in de financiële situatie van het kantoor van de notaris in 2008 en in het privévermogen van de notaris alsmede van het daarop onvoldoende adequaat reageren van de notaris.

Gelet op de bevindingen van het BFT moet de Kamer thans constateren dat in de voormelde situatie nog geen wezenlijke verandering is gekomen. Tot verdere vermindering van het personeelsbestand en de daarmee samenhangende kosten is kennelijk wel besloten, echter van een concrete afronding is niet gebleken. Ook heeft de notaris nog steeds geen blijk gegeven van inzicht te hebben in de relevante financiële gegevens van dit moment. De wel door de notaris genoemde terug te ontvangen bedragen van de Belastingdienst zijn enerzijds nog niet vastgesteld en anderzijds doen ze niet af aan de constatering van het BFT dat sprake is van een negatief kantoorvermogen en een negatieve kantoorliquiditeit. Naar het oordeel van de Kamer heeft de notaris daar onvoldoende concreet en duidelijk op gereageerd. Weliswaar heeft de notaris daar in algemene zin van gezegd dat het BFT geen juiste weergave heeft gegeven van zijn financiële positie, echter concrete overzichten zijn daar niet tegenovergesteld. In dit verband is ook van belang dat artikel 24 Wna van de notaris vraagt dat hij zodanig administratie voert dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Ook heeft de notaris, na het verlies in de eerste twee maanden van 2009 van € 22.000,=,  niet aangetoond dat zijn prognose voor 2009 realistisch is.

Het ontgaat de Kamer om welke reden de notaris niet veel eerder is overgegaan tot het declareren van achterstallige facturen. Ter zitting is aangegeven dat het gaat om een bedrag van in totaal € 36.000,=. Nu de accountant van de notaris dit bedrag ter zitting heeft bevestigd ziet de Kamer geen aanleiding om aan dit resultaat te twijfelen. Dit neemt echter niet weg dat nog steeds geen sprake is van een realistisch gebleken prognose en een duidelijk overzicht. Immers, de declaraties hebben kennelijk betrekking op achterstallige facturen en geven aldus geen inzicht in de huidige stand van zaken.

Voor zover het gaat om de door de notaris genoemde verkoop en waarde van zijn kantoorpand en de fusie vanaf 1 juli 2009 is de kamer van oordeel dat daaruit, zoals het BFT ook heeft aangegeven, de mogelijkheid kan voortkomen dat in de loop van 2009 uiteindelijk geen sprake meer is van een negatief kantoorvermogen. Echter nog steeds blijft onduidelijk welke omvang de privé-schuld van de notaris heeft en hoe deze wordt gefinancierd. In dit verband is van belang dat de kosten die voortvloeien uit de beëindiging van het kantoor voor rekening van de notaris komen. Dat geldt ook voor de fiscale gevolgen van de verkoop van het kantoorpand.

Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris nog steeds handelt op een wijze die in strijd is met het bepaalde in artikel 23 en 24 Wna, alsmede artikel 15 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. De klacht is derhalve gegrond.

Hierop past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De Kamer heeft overwogen om tot een schorsing te besluiten vanwege de duur en het voortduren van de wettelijk onjuist geachte financiële positie van het notariskantoor. Naar het oordeel van de Kamer zal dit echter contra-productief werken. Vervolgens heeft de Kamer overwogen om tot ontzetting uit het notarisambt over te gaan. Hoewel de Kamer hiertoe redenen aanwezig acht, heeft de Kamer hiertoe niet besloten. Gelet op de kostenbesparing die uit de op handen zijnde fusie kan voortkomen is de Kamer van oordeel dat opnieuw tot de maatregel van berisping moet worden besloten.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

6    Beslissing

De Kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris als tuchtmaatregel een berisping op.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. F.M.J. Mulder, mr. W. Meijling, mr. H.W.C. Spijkerboer en mr. H.J. Vos, leden en door de voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris, in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2009.