ECLI:NL:TNOKALM:2009:YC0376 Kamer van toezicht Almelo 27 08 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2009:YC0376
Datum uitspraak: 02-11-2009
Datum publicatie: 25-01-2010
Zaaknummer(s): 27 08 Wna
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: klaagster was al in 2003 bekend met de omstandigheid dat het samenleven van invloed is op haar aanspraken ingevolge de Anw. De klacht inzake het in die tijd opgestelde samenlevingscontract is, na het einde van het samenleven, in 2006 ingediend. klacht ingediend buiten de termijn van artikel 99, twaalfde lid, Wna.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:           27 08 Wna

                       UITSPRAAK

inzake:                   < klaagster > ,

klaagster,

                             wonende te < plaats >,

                             gemachtigde mr. B. Bentem, advocaat te Enschede;

tegen:                           mr. < naam> ,

                             destijds notaris te < plaats >,

                             hierna te noemen de notaris.

Verloop van de procedure

Bij brief van 29 augustus 2008 heeft klaagster bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, hierna te noemen de Kamer, een klacht ingediend tegen de notaris. Daarna heeft klaagster op 2 december 2008 met de voorzitter van de Kamer gesproken over de ingediende klacht. Bij beslissing van 8 januari 2009 is de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 27 mei 2009 heeft de Kamer het door klaagster ingestelde verzet gegrond verklaard waardoor de beslissing van 8 januari 2009 is vervallen.  

De notaris heeft zich verweerd bij brief van 14 juli 2009. Door klaagster is gerepliceerd bij brief van 4 augustus 2009. Klaagster heeft haar klacht nader onderbouwd met brieven (met bijlagen) van 30 september 2009 en 2 oktober 2009.

De klachtzaak is ter zitting van 5 oktober 2009 behandeld. Klaagster is tezamen met haar gemachtigde verschenen. De notaris is, met kennisgeving, niet verschenen.

Toetsingskader

In deze klachtzaak wordt getoetst aan het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

Feiten

Gelet op hetgeen klaagster en de notaris over en weer hebben verklaard en op basis van door hen overgelegde stukken, gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

In 2003 hebben klaagster en haar toenmalige partner < A > de notaris verzocht een notariële akte houdende een samenlevingscontract op te stellen. De notaris was in die tijd als notaris verbonden aan het toenmalige kantoor <naam>. De akte is bij afwezigheid van de notaris op 10 juni 2003 gepasseerd door mr. <naam>, als waarnemer van de notaris.

Klaagster had na het overlijden van haar echtgenoot < B > een aanspraak op een uitkering krachtens de Algemene Nabestaandenwet (Anw). Door het als partners samenleven met < A > is haar aanspraak op die uitkering geëindigd. In 2006 is het samenleven met < A > beëindigd. Klaagster had daarop geen recht meer op een uitkering krachtens de Anw.

Standpunten

Klaagster stelt zich op het standpunt dat - kort samengevat- de notaris haar ten tijde van het opstellen van het samenlevingscontract niet voldoende heeft geïnformeerd over het al dan niet herleven van haar recht op nabestaandenpensioen in geval van beëindigen van het samenleven. Klaagster heeft de gang van zaken uitvoerig weergeven en verder aan de hand van diverse stukken en uitspraken betoogd dat de notaris in deze een plicht had, welke plicht naar de mening van klaagster door de notaris is verzaakt.

Naar de mening van de notaris heeft zij de juiste informatie verstrekt. Bovendien wijst de notaris er op dat niet het samenlevingscontract, maar het feit dat klaagster op 1 mei 2003 is gaan samenwonen heeft geleid tot het eindigen van het nabestaandenpensioen.

Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

In artikel 99, twaalfde lid, Wna is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

Gelet op de inhoud van de klacht en hetgeen klaagster, onder meer laatstelijk ter zitting, heeft gesteld,  is het duidelijk dat klaagster zich niet kan verenigen met het feit dat zij na het eindigen van het samenleven met < A > geen recht heeft op een herleving van de in 2003 beëindigde nabestaandenuitkering.

De Kamer is van oordeel dat in de eerste plaats de termijn waarbinnen de klacht is ingediend aan de orde moet komen.

De Kamer stelt vast dat klaagster al in 2003 bekend was met de omstandigheid dat samenleven met een partner van invloed is op haar aanspraken krachtens de Anw. De Anw-uitkering is destijds beëindigd en bovendien is klaagster hierover bij brief van 7 maart 2003 van SPF Beheer bv geïnformeerd. Ook staat vast dat het in die tijd geldende wettelijk kader bepaalt, dat herleving van een recht op Anw-uitkering slechts dan aan de orde kan komen indien het samenwonen eindigt binnen zes maanden na de aanvang daarvan. 

Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat klaagster vanaf 7 maart 2003, dan wel vanaf 10 juni 2003, bekend was of had kunnen zijn met de invloed van het samenleven op het al dan niet herleven van haar aanspraken krachtens de Anw. Dit brengt met zich dat de eerdergenoemde termijn van drie jaren in ieder geval is aangevangen op 10 juni 2003. Aldus is de op 29 augustus 2008 ingediende klacht ruimschoots na het verstrijken van voormelde termijn en mitsdien te laat ingediend.

Het voorgaande leidt er toe dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De Kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo:

-          verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Eerden, voorzitter, mr. W. J. Hordijk, mr. F.M.J. Mulder, mr.  H.W.C. Spijkerboer en mr. H.J. Vos, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 2 november 2009.