ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0201 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/72

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0201
Datum uitspraak: 20-08-2009
Datum publicatie: 30-09-2009
Zaaknummer(s): 2008/72
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: nalatig handelen tijdens nachtdienst

Uitspraak in de zaak van

X , klaagster

tegen

Y, beklaagde

1.  DE PROCEDURE

1.1. Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek.

1.2. De klacht is ter zitting van 23 juli 2009 behandeld. Klaagster is daarbij verschenen tezamen met haar gemachtigde. Beklaagde is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde tijdens een nachtdienst ten aanzien van de hond van klaagster niet de zorg heeft verleend die het dier nodig had.

3. DE FEITEN

De hond van klaagster, een Maltezer leeuwtje met de naam XXXXXX, werd op 25 juni 2008 met spoed geopereerd, nadat hij visdraad had binnengekregen. De operatie werd door de eigen dierenarts uitgevoerd. In de avond na de operatie werd de hond ziek. Klaagster heeft hierover die avond c.q. nacht drie keer telefonisch contact met beklaagde opgenomen, de dienstdoende dierenarts. Die heeft op basis van de eerste twee gesprekken geen aanleiding gezien de hond te onderzoeken. Tijdens het derde telefoongesprek is tussen partijen over euthanasie is gesproken en heeft beklaagde aangeboden de hond te euthanaseren, hetgeen klaagster echter niet wilde. Beklaagde heeft toen geadviseerd de volgende ochtend naar de eigen dierenarts te gaan. Daar is de hond de volgende dag overleden.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster. 

5.2. Het college heeft zich reeds eerder uitgesproken over de wijze waarop een dienstdoende dierenarts tijdens een avond- of nachtdienst behoort te reageren op een verzoek om hulp. Op de dierenarts rust de verplichting om tot een duidelijke anamnese te komen en zich er na grondig uitvragen van te overtuigen dat geen spoedhulp behoeft te worden geboden.  Bij twijfel dient de dierenarts de eigenaar met het dier naar de praktijk te laten komen.

5.3.  Allereerst stelt het college vast dat de gesprekken tussen partijen in de bewuste avond en nacht korter hebben geduurd en dat er ook op andere tijdstippen is gebeld dan beklaagde heeft gesteld en kennelijk meent. Uit de door klaagster overgelegde lijst met telefoongegevens blijkt dat partijen op de volgende tijdstippen met elkaar hebben getelefoneerd:

Op 25 juni 2008: van 21:36 uur tot 21:39 uur (3 minuten)

Op 26 juni 2008: van   3:09 uur tot    3:13 uur (4 minuten)

Op 26 juni 2008: van   4:38 uur tot    4:45 uur (7 minuten)

5.4.            Het college deelt de mening van klaagster dat beklaagde te weinig actie heeft

ondernomen naar aanleiding van de door haar telefonisch gemelde klachten bij haar hond. Gelet op het feit dat hem tijdens de eerste twee gesprekken reeds is verteld dat de hond kort daarvoor geopereerd was, braakte, verhoging (40,8 graden) en een blauwe kleur had, lag het naar het oordeel van het college op de weg van beklaagde de hond na het eerste dan wel toch zeker na het tweede gesprek naar de praktijk te laten komen voor nader onderzoek, ook omdat de eigen dierenarts klaagster erop had gewezen direct hulp in te roepen indien de hond koorts zou krijgen en zou gaan braken. Het initiatief om de hond naar de praktijk te laten komen hoefde overigens niet van klaagster te komen; een dierenarts dient daaromtrent als professioneel hulpverlener een eigen afweging te maken. Beklaagde heeft in dat verband in de onderhavige procedure overigens volstaan met de blote stelling dat hij naar aanleiding van de eerste twee gesprekken geen dringende noodzaak zag de hond te onderzoeken en nagelaten gemotiveerd aan te geven waarom dat in zijn visie zo was alsook de mogelijkheid onbenut gelaten om hierover ter zitting duidelijkheid te verschaffen.

5.5.             Gelet op het voorgaande en mede gelet op de uiteindelijke afloop is naar het

oordeel van het college de conclusie gerechtvaardigd dat beklaagde te lichtvaardig heeft aangenomen dat de gemelde klachten normale verschijnselen na een operatie betroffen en heeft hij tijdens de eerste twee telefoongesprekken ten onrechte volstaan met het advies de hond een (extra) pijnstiller te geven. Dat de gezondheidstoestand van de hond ten tijde van het laatste telefoongesprek zodanig slecht was dat zijn leven niet meer kon worden gered, is voldoende aannemelijk geworden,  maar of dit ook ten tijde van de eerste twee telefoongesprekken reeds het geval was is volstrekt ongewis en kan niet zonder meer worden aangenomen. Hoewel geen sectie is verricht en de precieze doodsoorzaak niet vast staat, acht het college niet uitgesloten dat beklaagde de hond bij tijdig ingrijpen wel degelijk nog hulp had kunnen bieden, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat er tussen het eerste en het laatste gesprek een periode van ongeveer 7 uur is gelegen.

5.6.             Nu beklaagde ondanks de ernst van de gemelde klachten tot tweemaal toe geen

aanleiding heeft gezien de hond naar de praktijk te laten komen voor nader onderzoek, is het college van oordeel dat de klacht gegrond is. Het college acht in dit geval een berisping een passende en geboden maatregel.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht gegrond;

Geeft beklaagde daarvoor een berisping als bedoeld in artikel 16, eerste lid, sub b, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2009 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                                                           mr. G.J. van Muijen