ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0199 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/52

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0199
Datum uitspraak: 23-07-2009
Datum publicatie: 30-09-2009
Zaaknummer(s): 2008/52
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: ter castratie aangeboden kat ten onrechte voor een poes aangezien

Uitspraak in de zaak van

X , klager

tegen

Y, beklaagde

1.  PROCEDURE

1.1. Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek.

1.2. De klacht is ter zitting van 11 juni 2009 behandeld. Klager is daarbij verschenen tezamen met zijn echtgenote en dochter. Beklaagde is verschenen tezamen met een collega, mevrouw drs Z.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde nalatig heeft gehandeld door de ter castratie aangeboden kat van klager voor een poes aan te zien, waardoor onnodig een buiksnede is gemaakt. Ook wordt beklaagde verweten dat er na de operatie geen antibiotica is toegediend en dat sprake is van een slechte hygiëne in de praktijk waar zij werkt, waardoor er na de ingreep in de buikholte van de kat ontstekingen zijn ontstaan die tot zijn overlijden hebben geleid.

3. DE FEITEN

Uit de stukken is het volgende gebleken:

-          Op 5 mei 2008 is de kater van klaagster, genaamd XXXX, ter castratie aan de praktijk van beklaagde aangeboden. Tegelijkertijd zijn ook twee andere katten van klaagster naar de praktijk gebracht, die zouden worden gesteriliseerd;

-          Bij de operatie van XXXX meende beklaagde dat zij met een vrouwelijke kat te maken had. Na het aanbrengen van een buiksnede kon beklaagde echter geen eierstokken voelen en ontdekte zij dat zij met een kater van doen had. De buiksnede is vervolgens gedicht en de castratie is alsnog uitgevoerd. Na de operatie is geen antibiotica toegediend. De kater heeft wel medicatie en (extra) pijnstilling gekregen;

-          Op 7 mei 2008 verslechterde de toestand van XXXX. In een dierenziekenhuis is een proeflaparotomie verricht, waaruit onder meer is gebleken dat de kat buikvliesontsteking had. Een behandeling mocht niet baten. Op 8 mei 2008 is de kat overleden.

4. HET VERWEER

Beklaagde erkent de gemaakte fout bij de castratie van de kat. Beklaagde heeft er op gewezen dat er spijt is betuigd en dat de kosten van de opvolgend dierenarts alsmede de crematiekosten zijn betaald en dat in de praktijk maatregelen zijn getroffen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen. Beklaagde heeft tevens aangevoerd dat de precieze oorzaak van het overlijden van de kat niet vast staat.

5. DE BEOORDELING

5.1.    In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had

behoren te betrachten ten opzichte van de kater van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Bij het wegnemen van geslachtsklieren (eierstokken of testikels) spreekt met zowel bij mannelijke als vrouwelijke dieren van castreren. (Sterilisatie betekent onvruchtbaar maken zonder verwijdering van geslachtsklieren). Het college stelt voorop dat niet ter discussie staat dat beklaagde ten aanzien van de kat van klaagster ten onrechte een aanvang heeft gemaakt met een castratie van een vermeend vrouwelijke kat in plaats van een castratie van een mannelijk dier en dat dientengevolge onnodig de buikholte is geopend. Het college overwoog in vergelijkbare zaken eerder dat een dierenarts die bij een dier een castratie uit heeft te voeren te allen tijde zelf nog een controle op de sekse van het dier dient uit te oefenen, alvorens de operatie te beginnen. Nalatigheid in dat opzicht is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat ook een assistente van de praktijk mogelijk haar taken niet goed heeft uitgevoerd doet niets af aan de eigen verantwoordelijkheid die beklaagde in deze heeft. Ook de omstandigheid dat klaagster in financieel opzicht tegemoet is gekomen en dat er maatregelen in de praktijk zijn getroffen om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen, laat onverlet dat beklaagde veterinair onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.

5.3.  Voor het overige ziet het college geen aanleiding te oordelen dat beklaagde klachtwaardig heeft gehandeld. Dat er in de praktijk onder slechte hygiënische omstandigheden wordt gewerkt is gemotiveerd betwist en naar het oordeel van het college niet aannemelijk geworden. Beklaagde heeft in verweer en ter zitting uitgelegd dat er in de praktijk onderscheid wordt gemaakt tussen steriele en niet steriele operaties. Tot de niet steriele operaties behoren bijvoorbeeld de gebitsreinigingen, die vaak zonder handschoenen kunnen worden uitgevoerd en waarvan klager althans zijn dochter kennelijk getuige is geweest. Klager althans zijn echtgenote heeft ter zitting overigens desgevraagd verklaard met die uitleg genoegen te kunnen nemen. Ook het terughoudende beleid dat door de praktijk wordt gevoerd ten aanzien van de toediening van antibiotica is verdedigbaar en kan als zodanig niet als veterinair onjuist worden aangemerkt.  Mede gelet op het feit dat geen sectie op het lichaam van de kater is verricht, is niet komen vast te staan dat het uiteindelijke overlijden van de kat is veroorzaakt door de onnodige ingreep van beklaagde of door het niet toedienen van antibiotica c.q. door slechte hygi ë nische omstandigheden in de praktijk waar beklaagde werkt. De klacht is in zoverre dan ook ongegrond.

5.4. Voor zover uit het klaagschrift zou moeten worden begrepen dat klager nog diverse kosten door beklaagde vergoed wenst te zien, geldt dat een verzoek tot vergoeding van kosten ingevolge artikel 17 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 slechts kan worden toegewezen in combinatie met het opleggen van een voorwaardelijke geldboete dan wel een voorwaardelijke schorsing, hetgeen zoals hierna zal blijken, in casu niet aan de orde is.

5.5. De conclusie is dan dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Het college acht in dit geval een waarschuwing een passende en geboden maatregel.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, namelijk voor zover beklaagde de ter castratie aangeboden kater van klager voor een poes heeft aangezien en onnodig een buiksnede heeft gemaakt;

Geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2009 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                                                mr. G.J. van Muijen