ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0186 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/24

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0186
Datum uitspraak: 14-05-2009
Datum publicatie: 15-05-2009
Zaaknummer(s): 2008/24
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Spalk bij pup goed aangebracht.

Uitspraak in de zaak van

X , klaagster

wonende te A

tegen

Y , beklaagde

wonende te B

1.  PROCEDURE

Bij klaagschrift ontvangen op 27 februari 2008 heeft  klaagster zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op 14 november 2008 door het College werd ontvangen.

Klaagster heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 13 juni 2008.

Beklaagde heeft een dupliek ingediend, die op 10 juli 2008 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 9 april 2009 ter zitting behandeld.

Klaagster is, vergezeld door haar moeder, mw. Z, in persoon verschenen. 

Beklaagde was eveneens in persoon aanwezig.

2.  KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klaagster zakelijk weergegeven het volgende.

2.1. Het pootje van de pup van klaagster, een kruising Jack Russel/Chihuahua, geboren op 16 augustus 2007 en genaamd Xxxxx, was op 7 december 2007 gewond geraakt.

Klaagster heeft de pup diezelfde dag aan de praktijk waar beklaagde werkt aangeboden. Er is een röntgenfoto gemaakt, waarop kon worden gezien dat het bovenste kootje van de vijfde teen gebroken was. Het pootje werd verbonden en aan klaagster werd geadviseerd om de pup na het weekend aan beklaagde, als orthopeed werkzaam in deze praktijk, aan te bieden.

2.2. Klaagster heeft de pup aan beklaagde aangeboden. Deze heeft besloten de poot te spalken en geheel in verband te zetten. Beklaagde adviseerde elke week terug te komen voor controle. Klaagster heeft de pup in de periode tot 2 januari 2008 in totaal zes maal aan de praktijk aangeboden. Ook buiten de reguliere controles om, namelijk wanneer zij waarnam dat de pup slecht liep en de indruk had dat het verband slecht zat. Als zij de pup dan aanbood, werd wel het verband vernieuwd, maar naar het pootje werd niet gekeken.

2.3. Op 2 januari 2008 zijn weer röntgenfoto’s gemaakt. Hierop was te zien dat de breuk nog niet geheel was genezen. Beklaagde besloot nu om voor een periode van tien dagen een steunverband zonder spalk aan te brengen. Klaagster zag huidirritaties op het pootje van de hond. Beklaagde deelde desgevraagd mede dat deze werden veroorzaakt door transpiratie. Nadat de tien dagen waren verstreken, kon klaagster zelf het verband verwijderen. Een controleconsult zou niet nodig zijn.

2.4. In de nacht na het consult werd de pup onrustig en de volgende dag was hij koortsig en gaf hij blijk van pijn aan zijn poot. Klaagster heeft het verband verwijderd en zag dat de eerdergenoemde huidirritaties verergerd waren.

Klaagster heeft nog dezelfde dag een opvolgend dierenarts geconsulteerd. Deze stelde vast dat de poot van de pup en afwijkende stand had en deelde mede dat  bij een pup in de groei geen spalk behoort te worden aangebracht. Beklaagde had de huidirritaties niet behoren af te dekken en had ten onrechte geen maatregelen genomen om het ingroeien van nagels te voorkomen. De specialist naar wie de pup werd doorverwezen heeft een en ander bevestigd.

Ter zitting hield klaagster staande dat het verband tot boven de elleboog was aangebracht en dat de pup het pootje gedurende een periode van ruim drie weken niet heeft kunnen bewegen. Klaagster deelde desgevraagd mede dat de ernstige huidirritaties waren ontstaan na 2 januari.

2.5. Klaagster heeft bij de praktijk een klacht ingediend over beklaagde. De reactie was dat beklaagde geen fouten had gemaakt. Wel werd toegegeven dat beklaagde verzuimd had een maatregel te nemen om het ingroeien van de nagels tegen te gaan.

Ter zitting heeft klaagster desgevraagd haar klacht als volgt samengevat: beklaagde heeft de spalk en verband onnodig hoog aangebracht. Het is veterinair niet juist om bij een pup op deze wijze te werk te gaan. Door de onjuiste behandeling is de stand van het pootje nu afwijkend. De hond heeft er last van bij een lange wandeling.

Klaagster deelde voorts mede dat de duimnagel van het verbonden pootje was ingegroeid en dat het management van de praktijk van beklaagde had erkend dat er tussen het verband en de nagels een tissue of iets dergelijks had moeten worden aangebracht.

3. VERWEER

In het verweerschrift, zoals toegelicht ter zitting, verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

3.1. Het is beklaagde bekend dat het aanbrengen van een spalk bij pups risico’s in kan houden. In sommige gevallen is dit echter toch aangewezen, omdat alleen op die manier de stabiliteit kan bereiken die noodzakelijk is voor het helen van een fractuur.

De opvatting dat beklaagde een spalk zou hebben aangebracht tot boven de elleboog is niet juist. Beklaagde heeft palmair, na voldoende polstering, een carpale spalk aangebracht. Om het afzakken van het verband te voorkomen werd het hoger op de poot met kleefband bevestigd. Het verband moest wekelijks worden vervangen, met daarbij controle op stand, drukletsels en irritaties.

Ter zitting heeft beklaagde benadrukt dat geen spalk tot boven de elleboog was aangelegd. Slechts om het verband op zijn plaats te houden was een kleefverband tot boven de elleboog aangebracht. De elleboog kon worden bewogen. Beklaagde lichtte toe dat de pootjes van een Chihuahua – pup erg klein zijn, zodat de kans op afzakken van een verband erg groot is.

3.2. Na drie weken is een röntgenfoto gemaakt. Daarop was nog onvoldoende heling zichtbaar, hetgeen beklaagde deed besluiten om een zogeheten Robert Jones verband aan te leggen voor tien dagen. Op dat moment waren geen standafwijkingen te constateren.

3.3. Er zijn inderdaad huidirritaties ontstaan onder het kleefverband. Dit is echter een reversibel probleem en beklaagde heeft bij gelegenheid van het consult van 2 januari getracht het probleem te verminderen door kalmerende zalf (Vetaderm gel) aan te brengen op zowel de huid als het verband.

Met betrekking tot de ingegroeide duimnagel stelde beklaagde ter zitting dat hij deze wellicht had behoren te knippen, maar dat het overigens niet erg waarschijnlijk is dat de nagel in een periode van drie weken was ingegroeid. Beklaagde achtte het mogelijk dat de aanwezigheid van een wat langere duimnagel (mede) een oorzaak voor huidirritatie kan zijn geweest.

3.4. De problemen, waaronder ook de ernstige huidirritatie, die na 2 januari zijn ontstaan, zijn niet aan beklaagde voorgelegd. Hij heeft daardoor niet de kans gekregen hiervoor een passende oplossing te vinden.

Beklaagde betwijfelt of inderdaad ernstige standafwijkingen zijn ontstaan.

Beklaagde meent dat hij lege artis heeft  gehandeld.

4. VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

4.1. Op 7 december 2007 heeft klaagster haar, een kruising Jack Russel/Chihuahua, geboren op 16 augustus 2007 en genaamd Xxxxx, vanwege een verwonding aan de poot aangeboden aan een praktijkgenoot van beklaagde.

4.2. Deze heeft een röntgenfoto gemaakt. Hieruit bleek dat het bovenste kootje van de vijfde teen gebroken was. De collega heeft een verband aangelegd en heeft klaagster  geadviseerd om de pup aan beklaagde, als orthopeed werkzaam in de praktijk, aan te bieden.

4.3. Op 10 december 2007 heeft klaagster de pup aan beklaagde aangeboden. Beklaagde heeft aan de achterzijde van het pootje een carpale spalk aangebracht. Hij heeft het pootje verbonden en verband boven de elleboog vastgezet met kleefband. De elleboog werd daardoor niet gefixeerd. Beklaagde heeft geen polstering aangebracht tussen de duimnagel van de poot en het verband.

4.4. Beklaagde heeft klaagster geadviseerd om elke week terug te komen voor controle.

4.5. Blijkens de patiëntenkaart vonden op 18 en 24 december 2007 controles (door anderen dan beklaagde) plaats en werd het pootje opnieuw verbonden.

4.6. Op 2 januari 2008 heeft beklaagde de pup weer gezien. Hij heeft röntgenfoto’s gemaakt, waarop was te zien dat de breuk nog niet geheel was genezen. Beklaagde heeft daarom voor een periode van tien dagen een zogeheten Robert Jones verband aangelegd.

4.7. Toen op 2 januari 2008 het verband werd verwijderd was sprake van huidirritaties op het pootje van de pup. Beklaagde heeft de geïrriteerde plaatsen behandeld met Vetaderm gel.

4.8. De huidirritaties zijn in ernst toegenomen na 2 januari 2008.

4.9. Op 3 januari 2008 heeft klaagster de pup aangeboden aan een opvolgend dierenarts. Deze heeft geadviseerd de pup aan te bieden aan een specialist veterinaire orthopedie.

4.10. Klaagster heeft dit advies opgevolgd. In zijn schrijven van 29 januari 2008 aan de doorverwijzende dierenarts heeft de specialist geschreven dat de pup is behandeld met een spalk tot over de elleboog. De specialist heeft verder ook geschreven dat de genezing van het pootje voldoende was.

5. OVERWEGINGEN

5.1. In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klaagster heeft, kort gezegd, gesteld dat beklaagde in die zorg tekort is geschoten omdat hij het pootje van haar pup op ten onrechte tot boven de elleboog gefixeerd heeft, wat heeft geleid tot een verandering in de stand van het pootje. Beklaagde heeft dit gemotiveerd weersproken. Het College  overweegt hierover als volgt.

5.3. De verklaringen van partijen met betrekking tot de hoogte van de door beklaagde aangebrachte spalk spreken elkaar tegen. Het College is echter, op grond van de stukken en van het verhandelde ter zitting tot de conclusie gekomen dat het voldoende aannemelijk is dat beklaagde alleen de ondervoet heeft gespalkt. Het College merkt hierbij op dat de veterinaire orthopeed weliswaar heeft geschreven dat de poot tot boven de elleboog gespalkt was, maar dat hij dat niet uit eigen waarneming kan hebben vastgesteld. Toen de pup aan hem werd aangeboden was de spalk reeds geruime tijd niet meer aanwezig.

5.4. De verklaringen van partijen spreken elkaar voorts tegen over de hoogte en de aard van het door beklaagde aangelegde verband. Het College is op grond van de stukken tot de overtuiging gekomen dat het verband werd aangebracht tot de elleboog en dat het boven de elleboog werd bevestigd met kleefband. Het College acht  het veterinair niet onjuist dat beklaagde het verband boven de elleboog heeft bevestigd met kleefband.

Het College is voorts van oordeel dat beklaagde tot voldoende controles heeft geadviseerd. Het College acht het eveneens niet onjuist dat beklaagde op 2 januari een zogeheten Robert Jones verband heeft aangelegd.

5.5. Met betrekking tot de huidirritaties die onder het verband zijn ontstaan, overweegt het College dat de behandeling met Vetaderm gel veterinair niet onjuist was.

Overigens staat tussen partijen vast, dat de irritaties van ernstiger aard werden na 2 januari 2008, de datum waarop beklaagde de pup voor het laatst heeft gezien.

5.6. Het College heeft tenslotte de vraag te beantwoorden of beklaagde al dan niet veterinair juist heeft gehandeld door geen tissue tussen de duimnagel van de verbonden poot en het verband aan te brengen. Het College overweegt dat aannemelijk is dat huidirritaties zijn ontstaan doordat de nagel niet gepolsterd was. Dit is echter een niet – ernstige complicatie, die bij elk verband voor kan komen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dus geen sprake.

5.7. De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

6. BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede - Bron, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2009 door mr. O. Scheltema- de Nie, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                                                                   mr. O. Scheltema- de Nie