ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0179 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/10

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0179
Datum uitspraak: 09-04-2009
Datum publicatie: 14-04-2009
Zaaknummer(s): 2008/10
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Keizersnede.

Uitspraak in de zaak van

X , klager

wonende te A

tegen

Y , beklaagde

wonende te A

1. PROCEDURE

Bij klaagschrift ontvangen op 30 januari 2008 heeft klager zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op2 april 2008 door het College werd ontvangen.

Klager heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 22 april 2008.

Beklaagde heeft een dupliek ingediend, die op 26 mei 2008 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 12 maart 2009 ter zitting behandeld.

Klager is, vergezeld door zijn partner, mw. Z, en de heer W, fokker van Bulldogs, in persoon verschenen.

Beklaagde was, bijgestaan door mw. mr. V, advocaat, eveneens in persoon aanwezig.

2. KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klager zakelijk weergegeven het volgende.

2.1. Op 12 september 2007, omstreeks 23.00 uur, heeft klager de hulp van beklaagde, waarnemend dierenarts, ingeroepen omdat de partus van zijn hond, een Amerikaanse Bulldog, geboren op 28 augustus 2005 en genaamd Xxxxxx, na 24 uur weeën, stagneerde.

Beklaagde is meteen tot het verrichten van een keizersnede overgegaan. Klager heeft hierbij geassisteerd. Door een uitroep van beklaagde begreep hij dat er iets mis was gegaan. Beklaagde heeft desgevraagd gezegd dat de baarmoeder gescheurd was, omdat hij de snede te klein had gemaakt. Na partus heeft beklaagde medegedeeld dat door de voornoemde verwonding toekomstige bevallingen zouden kunnen worden bemoeilijkt.

Ter zitting heeft klager benadrukt dat beklaagde bij het naar buiten brengen van de baarmoeder erg hard heeft getrokken.

2.2. Toen de hond bijkwam uit de narcose heeft beklaagde geadviseerd een pup bij de kop van de moederhond te houden. De hond beet in het kopje van de pup en er ontstond een wond. De pup is de volgende dag aan de gevolgen daarvan overleden.

Ter zitting is van de zijde van klager naar voren gebracht dat een pup nooit direct bij de kop van de moederhond mag worden gehouden. Er dient een geleidelijke benadering plaats te vinden, zeker als de hond net uit de narcose is ontwaakt en zich er nog niet van bewust is, dat zij jongen heeft.

3. VERWEER

In het verweerschrift, zoals toegelicht ter zitting, verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

3.1. Met betrekking tot de scheur in de baarmoeder van klagers hond stelt beklaagde dat die niet het gevolg was van een te kleine snede. Beklaagde licht toe dat hij, nadat hij op de gebruikelijke wijze de huid en linea alba had geopend, bij het naar buiten brengen van de uterus caudaal in de uterus iets voelde scheuren. Hierbij heeft beklaagde niet extreem aan de uterus getrokken. Er bleek sprake te zijn van een dwarsruptuur zonder grote bloedingen. Gezien de grootte van de uterushoornen heeft beklaagde inderdaad de snede in de huid en in de linea alba verlengd. Beklaagde heeft prioriteit gegeven aan het ter wereld brengen van de pup. Hij heeft daarom niet gezocht naar de oorzaak van de scheur, maar hij acht het zeer wel mogelijk dat onder meer door de bevallingsduur een zwakke, oedemateuze plek in de baarmoederwand is ontstaan.

Ter zitting heeft beklaagde desgevraagd beschreven hoe hij de hond had onderzocht. Beklaagde deelde tevens mede dat zijn bevindingen hem aanleiding hadden gegeven om direct tot het verrichten van een keizersnede over te gaan. Beklaagde stelde dat hij zeker niet te veel kracht had uitgeoefend bij het naar buiten brengen van de baarmoeder.

De scheur die ontstond bevond zich achterin, dicht bij bifurcatie van de baarmoeder. Beklaagde stelde dat dit een complicatie is die kan voorkomen. Beklaagde had, teneinde de geboorte van de pups te bevorderen, de scheur in de lengte groter gemaakt.

Beklaagde had nadat hij de baarmoeder naar buiten had gehaald, de buiksnede vergroot, om overal goed bij te kunnen. Er was toen geen sprake van complicaties, de pups werden voorspoedig geboren. De scheur was door en door, ongeveer 10 centimeter lang.

3.2. Voor wat betreft de pup stelt beklaagde dat het veterinair juist is om ter bevordering van een goede moederbinding de moederhond zo snel mogelijk in contact te brengen met de pups. Beklaagde meent dat hem niet valt aan te rekenen dat de moederhond een grauw gaf toen de pup bij haar kop werd gehouden. Beklaagde heeft het wondje gedicht. De schedelbotten waren niet beschadigd. Er is geen sectie verricht, dus er kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het overlijden van de pup het gevolg was van de beet van de moederhond. Het percentage perinatale sterfte is bij pups overigens hoog.

Ter zitting heeft beklaagde desgevraagd medegedeeld dat vanaf het begin van de operatie een assistente aanwezig was. De pups zijn door de eigenaar drooggewreven. Beklaagde had de eigenaar inderdaad geadviseerd om de pup bij de kop van de moederhond te houden. Hij had niet verwacht dat de hond zou bijten. Beklaagde bleef erbij dat door de beet van de moederhond slechts een klein wondje was ontstaan.

Beklaagde had wel sectie willen (laten) verrichten, maar toen hij dit aan klager voorstelde, was de pup al afgevoerd.

4. VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

4.1. Op 12 september 2007, omstreeks 23.00 uur, heeft klager de hulp van beklaagde, waarnemend dierenarts, ingeroepen vanwege de stagnerende partus van zijn hond, een Amerikaanse Bulldog, geboren op 28 augustus 2005 en genaamd Xxxxxx.

4.2. Beklaagde heeft de hond onderzocht en is, op grond van zijn bevindingen, meteen tot het verrichten van een keizersnede overgegaan. Hij maakte daartoe een snede in de linea alba.

4.3. Bij het uithalen van de baarmoeder ontstond een scheur, dichtbij de bifurcatie van de baarmoeder. Beklaagde heeft de scheur in de lengte groter gemaakt om de geboorte van de pup te bevorderen.

4.4. Beklaagde heeft hierna de buiksnede groter gemaakt.

4.5. Er zijn zeven pups ter wereld gekomen. Ze werden door de eigenaar drooggewreven.

4.6. Op advies van beklaagde heeft de eigenaar een pup bij de kop van de moederhond gehouden. Deze heeft naar de pup gebeten, waardoor een verwonding in de kop van het diertje is ontstaan.

4.7. De pup is de volgende dag overleden. Een post – mortem onderzoek heeft niet plaats gevonden, zodat de doodsoorzaak onbekend is gebleven.

5. OVERWEGINGEN

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de moederhond en een pup van klager, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klager heeft gesteld dat beklaagde in de zorg voor de moederhond te kort is geschoten omdat hij, samengevat weergegeven, de keizersnede niet volgens de regelen der kunst heeft uitgevoerd, met als gevolg dat nu met de hond niet meer kan worden gefokt. Beklaagde heeft gesteld dat hij de operatie op veterinair niet onjuiste wijze heeft uitgevoerd. Het College overweegt hierover als volgt.

5.3. Zoals ook in het door beklaagde bij zijn verweerschrift gevoegde collegedictaat wordt opgemerkt, is het ontstaan van een scheur in de baarmoeder een complicatie, die kan voorkomen. Ook bij een operatie die veterinair juist wordt uitgevoerd.

Het is niet ongebruikelijk (zie ook het collegedictaat) om met een kleine snede te beginnen en die gedurende de operatie aan te passen. Beklaagde heeft de stelling van klager dat de scheur is ontstaan doordat hij te hard aan de baarmoeder heeft getrokken, gemotiveerd weersproken. Derhalve kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat beklaagde te hard aan de baarmoeder heeft getrokken. Het College overweegt ten overvloede, dat het naar buiten halen van de baarmoeder enige kracht vergt, waardoor bij een leek ten onrechte de indruk kan ontstaan dat bovenmatige trekkracht wordt uitgeoefend.

Gelet op het voorgaande kan dit onderdeel van de klacht niet slagen.

5.4. Klager heeft voorts gesteld dat beklaagde in zorg voor de pup te kort is geschoten omdat hij heeft geadviseerd het diertje bij de kop van de moederhond te houden.

Beklaagde heeft aangevoerd dat dit een niet ongebruikelijke handeling is om de binding tussen moeder en kind te bevorderen.

5.5. Het College overweegt, wederom onder verwijzing naar het eerder genoemde collegedictaat, dat het brengen van de pup bij de kop van de moederhond een gebruikelijke methode is om de binding tussen moeder en kind te bevorderen.

De risico’s van deze handeling zijn beperkt. Het advies van beklaagde was dus veterinair niet onjuist.

De verklaringen van partijen spreken elkaar tegen over de aard en de grootte van de verwonding aan het kopje van de pup, zodat ook op dit punt de feiten niet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld. De stelling van klager dat de pup tengevolge van de beet is overleden, wordt niet gestaafd door pathologisch onderzoek.

Ook dit onderdeel van de klacht treft derhalve geen doel.

5.6. De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

6. BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede - Bron, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2009 door mr. O. Scheltema- de Nie, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede - Bron, secretaris.

mr. A.G. Hofstede – Bron mr. O. Scheltema- de Nie