ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0175 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2007/116

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0175
Datum uitspraak: 12-03-2009
Datum publicatie: 25-03-2009
Zaaknummer(s): 2007/116
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Weigering hulp.

Uitspraak in de zaak van

X, klaagster

wonende te A

tegen

Y beklaagde

wonende te B

1.  PROCEDURE

Bij klaagschrift ontvangen op 22 november 2007 heeft klaagster zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op 5 februari 2007 door het College werd ontvangen.

Klaagster heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 5 maart 2008.

Beklaagde heeft een dupliek ingediend, die op 7 april 2008 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 12 februari 2009 ter zitting behandeld.

Klaagster is ter zitting vertegenwoordigd door haar ouders, de heer en mevrouw X. 

Beklaagde is in persoon verschenen in het gezelschap van haar zus, mevrouw Y, en de heer mr. Z.

2.  KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klaagster zakelijk weergegeven het volgende.

Op zondag 18 november 2007 kreeg de hond van klaagster een toeval. Klaagster heeft toen de hulp ingeroepen van beklaagde als de dienstdoende dierenarts.

Beklaagde wilde klaagster niet helpen. Zij was nog boos, omdat klaagster eerder de praktijk van beklaagde had verlaten en naar een andere dierenarts was gegaan.

3. VERWEER

In het verweerschrift, zoals toegelicht ter zitting, verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

Op zondag 18 november 2007 rond 14.00 uur heeft klaagster contact opgenomen met beklaagde. De hond van klaagster had klachten over toevallen. Beklaagde heeft toen duidelijk gemaakt dat zij de wijze waarop klaagster de praktijk eerder had verlaten niet erg waardeerde. Beklaagde heeft daarnaast aangeboden dat klaagster om 15.15 uur met haar hond langs kon komen. Klaagster heeft daarop verklaard geen vertrouwen meer te hebben en ergens anders heen te gaan. Beklaagde heeft nogmaals gezegd dat klaagster langs kon komen, maar zij wilde dit niet.

Beklaagde stelt voorts dat er geen sprake was van een spoedeisende situatie. Bekend was dat de hond van klaagster aan toevallen leed. Naar de oorzaak van de toevallen werd onderzoek gedaan door dierenartsen van de Faculteit Diergeneeskunde.

4. VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

Op zondag 18 november 2007 rond 14.00 uur heeft klaagster contact opgenomen met beklaagde. De hond van klaagster had klachten over toevallen. Beklaagde heeft toen duidelijk gemaakt dat zij de wijze waarop klaagster de praktijk eerder had verlaten niet erg waardeerde.

Bekend was dat de hond van klaagster aan toevallen leed. Naar de oorzaak van de toevallen werd onderzoek gedaan door dierenartsen van de Faculteit Diergeneeskunde.

5. OVERWEGINGEN

5.1. In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Klaagster stelt, kort gezegd, dat beklaagde op de bewuste zondag geweigerd heeft zorg te verlenen aan haar hond. Volgens klaagster heeft beklaagde haar bij die gelegenheid verwijten gemaakt over de wijze waarop klaagster enige maanden daarvoor de praktijk heeft verlaten.

Beklaagde heeft deze stelling weersproken. Bij het telefonisch contact op de betreffende zondag is wel gesproken over het voorval van enige maanden daarvoor, maar beklaagde stelt dat zij klaagster uitdrukkelijk heeft aangeboden met haar hond naar de praktijk te komen.

Het College overweegt dat de verklaringen van partijen elkaar op dit punt tegenspreken en dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan kan worden vastgesteld welke verklaring voor juist moet worden gehouden. Volgens vaste jurisprudentie van de veterinaire colleges kan een klacht op het desbetreffende onderdeel niet slagen.

5.3. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond dient te  worden verklaard.

5.4. Ten overvloede merkt het College nog het volgende op. In deze procedure is komen vast te staan dat beklaagde ten tijde van het eerste telefonische contact met klaagster een opmerking heeft gemaakt over de wijze waarop klaagster enige tijd geleden haar praktijk heeft verlaten. Het College acht het in het algemeen onverstandig en weinig professioneel om tijdens een waarnemingsdienst dergelijke onderwerpen aan te roeren. Naar het oordeel van het College zal de communicatie zich in een dergelijk geval nagenoeg uitsluitend moeten richten op de klacht van het dier waarvoor de hulp wordt ingeroepen.

6. BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. drs. P.J. Kooiman, plv. secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2009 door mr. O. Scheltema- de Nie, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. P.J. Kooiman, plv. secretaris.

mr. O. Scheltema- de Nie                                                      mr. drs. P.J. Kooiman