ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0171 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2007/113

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0171
Datum uitspraak: 12-03-2009
Datum publicatie: 25-03-2009
Zaaknummer(s): 2007/113
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Mammatumor.

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

___________________________________________________________________________

Uitspraak in de zaak van

X, klaagster

wonende te A

tegen

Y, beklaagde

wonende te B

1.  PROCEDURE

Bij klaagschrift ontvangen op 19 november 2007 heeft klaagster zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op 4 maart 2008 door het College werd ontvangen.

Klaagster heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 19 maart 2008.

Beklaagde heeft een dupliek ingediend, die op 6 mei 2008 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 12 februari 2009 ter zitting behandeld.

Namens klaagster zijn verschenen mevrouw en de heer X.

Beklaagde is in persoon verschenen.

2.  KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klaagster zakelijk weergegeven het volgende.

De Golden Retriever van klaagster is door beklaagde geopereerd aan een melkkliertumor en een ontstoken baarmoeder. Bij de nabehandeling is beklaagde ernstig in gebreke gebleven. Hij wilde geen antibiotica voorschrijven en was wegens vakantie onbereikbaar. Er was geen vervanger beschikbaar.

3. VERWEER

In het verweerschrift, zoals toegelicht ter zitting, verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

Tijdens het eerste consult op 2 juli 2007 vertoonde de hond van klaagster een mammatumor ter grootte van een tennisbal. Voorts had het dier een verhoogde temperatuur. Beklaagde heeft de hond geopereerd nadat er een week antibioticum was toegediend. Tijdens de operatie is een ovariohysterectomie uitgevoerd. Daarna zijn er diverse melkklierpakketten verwijderd. Postoperatief is de hond een infuus met penicilline-Na toegediend. De tweede opnamedag kreeg de hond een clamoxyl injectie en vlak voor het ophalen is er long-acting penicilline toegediend. Deze laatste dosis moest na drie dagen worden herhaald.

Op 20 juli is de hond weer aangeboden. Enkele hechtingen waren er spontaan uitgeraakt en er was een open plekje caudaal van de verwijderde lymfeklieren aanwezig. Het fisteltje reikte tot de buikwand. Het wondje zag er schoon uit zonder purulente uitvloeiing. Beklaagde heeft bij die gelegenheid de rest van de hechtingen verwijderd, een injecties met procaïne penicilline en tolfedine toegediend. Tevens is Acederm zalf meegegeven. Beklaagde stelt dat in het geval de communicatie met klaagster wat meer open zou zijn geweest hij als behandelend dierenarts ook eerder zou hebben ingegrepen.

4. VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

Tijdens het eerste consult op 2 juli 2007 vertoonde de hond van klaagster een mammatumor ter grootte van een tennisbal. Voorts had het dier een verhoogde temperatuur. Beklaagde heeft de hond in eerste instantie een antibioticum voorgeschreven en op 9 juli 2007 geopereerd. Tijdens de operatie is een ovariohysterectomie uitgevoerd en zijn er diverse melkklierpakketten verwijderd. Postoperatief is de hond een infuus met penicilline-Na toegediend. De tweede opnamedag kreeg de hond een clamoxyl injectie en vlak voor het ophalen is er long-acting penicilline toegediend.

Op 12 juli sijpelde er bloed uit de wond. De hond van klaagster had een dikke poot. Beklaagde heeft er toen een aantal hechtingen bij gezet. Tijdens een consult op 20 juli is door beklaagde vastgesteld dat enkele hechtingen er spontaan waren uitgeraakt en dat er een open plekje caudaal van de verwijderde lymfeklieren aanwezig was. Het fisteltje reikte tot de buikwand. Het wondje zag er schoon uit zonder purulente uitvloeiing. Beklaagde heeft bij die gelegenheid de rest van de hechtingen verwijderd, een injecties met procaïne penicilline en tolfedine toegediend. Tevens is Acederm zalf meegegeven.

Op 22 of 23 augustus is de hond opnieuw aangeboden. Bij die gelegenheid bleek het wondje nog niet dicht te zijn. Beklaagde heeft toen geen behandeling ingesteld.

Klaagster heeft op 8 en 9 oktober gepoogd om contact te leggen met de praktijk van beklaagde. Uiteindelijk heeft klaagster de dochter van beklaagde telefonisch gesproken. Daarbij is afgesproken dat de dochter contact zou opnemen met beklaagde en vervolgens klaagster zou terugbellen. Die afspraak is niet nagekomen. Ten aanzien van de waarneming tijdens zijn afwezigheid stelt beklaagde dat het de bedoeling was dat zijn dochter zou doorverwijzen naar een andere praktijk. Beklaagde had over de waarneming geen afspraken gemaakt met een collega.

Vanaf 10 augustus is de hond van klaagster onder behandeling geweest bij een andere dierenarts. Tijdens een operatie op 22 oktober is gebleken dat er sprake was van diverse ontstekingsprocessen in de buik en dat er een grote hoeveelheid bloed in de buikholte aanwezig was. De hond van klaagster is gestorven.

5. OVERWEGINGEN

5.1. In geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Het College overweegt ten aanzien van de klacht als volgt. De hond van klaagster is drie dagen na de operatie aangeboden met een bloedende wond en een dikke poot. De behandeling van beklaagde bestond op dat moment uit het zetten van een aantal extra hechtingen. Naar het oordeel van het College was het op dat moment aangewezen om de hond langdurig te behandelen met antibiotica en de ontwikkeling in toestand van de hond te volgen door een vervolgafspraak te maken. Door dat na te laten is beklaagde tekort geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten.

5.3. Ten aanzien van de klacht over de bereikbaarheid van beklaagde overweegt het College als volgt. Op 8 en 9 oktober heeft klaagster diverse pogingen gedaan om de praktijk van beklaagde te bereiken. Uiteindelijk heeft klaagster gesproken met de dochter van beklaagde. De dochter van beklaagde heeft anders dan was afgesproken klaagster niet teruggebeld. Naar het oordeel van het College dient een dierenarts teneinde de zorg te kunnen verlenen die van hem mag worden verwacht te allen tijde bereikbaar te zijn. In het geval de dierenarts niet in staat is om op enig moment zelf hulp te verlenen, dan dient de waarneming op adequate wijze te zijn geregeld. Daarbij zorgt de dierenarts dat hij afspraken maakt over de waarneming met een andere dierenarts. Daarnaast draagt de dierenarts erg zorg voor dat het adres en het telefoonnummer van de waarnemende dierenarts op eenvoudige wijze bekend worden aan degenen die zijn praktijk benaderen. Beklaagde was vanaf 3 oktober voor langere tijd in het buitenland. Door in het geheel geen afspraken over waarneming te maken en geen andere voorziening te treffen voor het doorverwijzen van patiënten, dan het maken van afspraken met zijn dochter is beklaagde tekort geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten. Het feit dat beklaagde slechts een zeer kleine praktijk heeft maakt dat niet anders.

5.4. Ten aanzien van een aantal feiten, zoals data van consulten en telefonische contacten, alsmede aard en hoeveelheid van toegediende medicijnen geeft de administratie van beklaagde geen uitsluitsel. Gebleken is dat beklaagde op zeer gebrekkige wijze beklaagde zijn patiëntenadministratie heeft bijgehouden. Van een dierenarts mag worden verwacht dat hij een zodanige patiëntenadministratie voert dat daaruit essentiële gegevens over de behandeling van een patiënt zijn af te leiden. In dit geval is de patiëntenkaart dermate incompleet en summier dat achteraf niet meer is na te gaan op welke tijdstippen welke behandeling heeft plaatsgevonden. Beklaagde is in zijn verslaglegging zo ernstig tekortgeschoten, dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel gerechtvaardigd is.    

5.5. Aan het voorgaande verbindt het College de conclusie dat de klacht in al zijn onderdelen gegrond dient te worden verklaard. Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het College dat, gelet op de feiten en omstandigheden van het geval, niet kan worden volstaan met een waarschuwing en dat daarom een berisping zal worden opgelegd.

6. BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht gegrond.

Geeft beklaagde een berisping, als bedoeld in artikel 16, onderdeel b, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. drs. P.J. Kooiman, plv. secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2009 door mr. O. Scheltema- de Nie, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. P.J. Kooiman, plv. secretaris.

mr. O. Scheltema - de Nie                                                 mr. drs. P.J. Kooiman