ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0164 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2007/84

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0164
Datum uitspraak: 12-02-2009
Datum publicatie: 13-02-2009
Zaaknummer(s): 2007/84
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Te lang symptomatisch behandeld.

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

___________________________________________________________________________

Uitspraak in de zaak van

X , klager

wonende te A

tegen

Y , beklaagde

wonende te B

1.  PROCEDURE

Bij klaagschrift ontvangen op 7 augustus 2007 heeft klager zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op 17 oktober 2007 door het College werd ontvangen.

Klager heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 8 november 2007.

Beklaagde heeft een dupliek ingediend, die op 26 maart 2008 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 15 januari 2009 ter zitting behandeld.

Klager is, vergezeld door zijn echtgenote, mw. X, in persoon verschenen. 

Beklaagde heeft bericht dat hij niet zou verschijnen.

2.  KLACHT

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klager zakelijk weergegeven het volgende.

2.1. Op 16 mei 2007 heeft klager zijn hond, een Mopshond geboren op 26 december 1999 en genaamd , aan beklaagde aangeboden met de klachten braken, diarree en slecht eten sinds 14 mei. Beklaagde heeft een therapie met medicatie ingesteld.

Op 26 mei werd de hond weer aangeboden omdat de klachten bleven aanhouden. Beklaagde heeft andere medicatie voorgeschreven.

Op 30 mei bestonden de klachten nog steeds. Beklaagde heeft bloedonderzoek verricht en hij heeft de medicatie aangepast.

Op 6 juni werd de ontlasting van de hond onderzocht. Op 7 juni werd bloedonderzoek verricht en werd röntgenologisch en echografisch onderzoek gedaan. Op 11 juni waren de klachten nog niet verbeterd.

Ter zitting heeft klager desgevraagd verklaard dat de klachten in de periode van 16 mei tot 25 juni in feite niet verbeterden en dat er bijverschijnselen optraden. De hond raakte in de war en vermagerde. Op 7 juni had beklaagde wel voorgesteld biopten te nemen, teneinde een darmaandoening uit te sluiten. Klager had de indruk dat hij, beklaagde, dit zelf wilde doen. Klager en zijn echtgenote meenden dat, nu op de echo niets te zien was, het voorgestelde onderzoek geen extra informatie op zou leveren. Zij wilden de hond daarom niet belasten met een operatieve ingreep.

2.2. Op 25 juni heeft klager de hond weer aan beklaagde aangeboden en heeft hij hem gewezen op de verkleuring van de oren en de zichtbare huid. Beklaagde heeft weer bloed afgenomen en heeft gezegd dat de hond mogelijk leed aan levercirrose, een aandoening die goed kon worden behandeld. In overleg met beklaagde is besloten een echoscopie te laten maken door een veterinair specialist.

2.3. Op 26 juni werd voornoemd onderzoek, als ook bloedonderzoek verricht. Gebleken is dat de alvleesklier, de lever en de gal van de hond ontstoken waren en dat de rode bloedlichaampjes werden afgebroken. Gelet  op de slechte prognose  is besloten tot euthanasie op 27 juni 2007.

Ter zitting heeft klager medegedeeld dat de veterinair specialist die het onderzoek had verricht, had gezegd dat, wanneer de diagnose ‘pancreatitis’ eerder zou zijn gesteld, behandeling heel goed mogelijk zou zijn geweest.

2.4. Zowel in de stukken als ter zitting heeft klager aangegeven dat hij beklaagde verwijt dat hij de afspraak om de hond thuis te euthanaseren niet is nagekomen.

2.5. Klager stelt samenvattend dat beklaagde de klachten van zijn hond veel te lang symptomatisch heeft behandeld en te weinig onderzoek heeft gedaan, waardoor hij de diagnose heeft gemist.

3. VERWEER

In het verweerschrift verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

3.1. Op 30 mei  2007 heeft beklaagde uitgebreid bloedonderzoek verricht. Er werden geen afwijkingen gevonden die de braak, - en diarreeklachten konden verklaren. Op 7 juni heeft beklaagde de buikholte van de hond röntgenologisch en echografisch onderzocht. Ook hierbij werden geen afwijkingen gevonden die de klachten konden verklaren. Beklaagde heeft klager, tot twee maal toe, geadviseerd om de hond door een internist te laten onderzoeken. Klager is hier niet op in gegaan, mogelijk omdat de hond door toediening van Prednisolon toch iets opknapte.

In de periode tot 25 juni was er alleen telefonisch contact tussen klager en de praktijk. Klager deelde mede dat de diarreeklachten aanhielden. Besloten werd de faeces van de hond te onderzoeken.

3.2. Op 25 juni was de gezondheid van de hond, zo bleek ook uit de bloedwaarden, plotseling ernstig verslechterd. Beklaagde heeft de hond doorverwezen voor echografisch onderzoek. 

3.3. Op 26 juni heeft de veterinair internist vastgesteld dat sprake was van ernstige pancreatitis/hepatitis – cholangitis. Gelet op de slechte prognose is geadviseerd tot euthanasie.

3.4. Beklaagde had de hond graag thuis willen euthanaseren, maar gelet op de grote afstand tussen de praktijk en de woning van klager, in combinatie met grote drukte op de praktijk, heeft beklaagde dit niet mogelijk geacht. Wel heeft hij klager aangeboden om met de hond naar de praktijk te komen.

3.5. Beklaagde betreurt het overlijden van de hond, maar meent dat hij veterinair juist heeft gehandeld.

4. VASTSTAANDE FEITEN

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

4.1. Op 16 mei 2007 heeft klager zijn hond, een Mopshond geboren op 26 december 1999 en genaamd xxxxx, aan beklaagde aangeboden met de klachten braken, diarree en slecht eten sinds enkele dagen.

4.2. Beklaagde heeft een therapie met medicatie tegen braken en diarree, een antibioticum en een dieet ingesteld.

4.3. Op 26 mei 2007 werd de hond weer aangeboden voor een controleconsult. Beklaagde heeft andere medicatie voorgeschreven.

4.4. Op 30 mei 2007 vond wederom een controleconsult plaats. Beklaagde heeft bloedonderzoek verricht en hij heeft de medicatie aangepast.

4.5 Op 6 juni 2007 werd nogmaals bloedonderzoek gedaan en werd een specimen van de ontlasting van de hond opgestuurd voor onderzoek.

4.6. Op 7 juni 2007 is op de patiëntenkaart vermeld ‘blijft braken, eet sinds een aantal dagen niet meer, valt sterk af’  Er werd een hematologie screening, alsmede röntgenologisch en echografisch onderzoek gedaan. Beklaagde heeft voorgesteld biopten te nemen, maar klager heeft dit afgewezen.

4.7. De hond werd vervolgens gezien, onderzocht en behandeld op 8 en 11 juni 2007.

4.8. in de periode van 11 juni tot en met 25 juni 2007 werden de uitslagen van het onderzoek van de ontlasting bekend. De medicatie werd aangepast. De hond kreeg onder andere Metrazol voorgeschreven.

4.9. Op 19 juni 2007 is in overleg besloten de therapie met Metrazol te beëindigen omdat de hond hier volgens klager erg sloom van werd.

4.10. Op 25 juni 2007 werden een leveronderzoek en een hematologie screening verricht.

4.11. Op 26 juni 2007 is de hond onderzocht door een veterinair specialist. In het patiëntenverslag is onder andere genoteerd: ‘Echografisch dus aanwijzing voor hepatitis –cholangiocystitis –pancreatitis complex. (Pancreastumor i.c.m. pancreatitis niet uit te sluiten)’

4.12. Op grond van de bevindingen van de specialist is besloten tot euthanasie.

5. OVERWEGINGEN

5.1. In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn  hulp was ingeroepen.

5.2. Klager heeft gesteld dat beklaagde in die zorg tekort is geschoten omdat hij de klachten van zijn hond veel te lang symptomatisch heeft behandeld en te weinig onderzoek heeft gedaan, waardoor hij de diagnose heeft gemist. Beklaagde heeft aangevoerd dat hij veterinair juist heeft gehandeld. Het College overweegt hierover als volgt.

5.3. Aan klager kan worden toegegeven dat de periode van onderzoek lang is geweest. Op grond van de stukken kan echter worden vastgesteld dat gedurende de gehele periode intensief en adequaat onderzoek is verricht. Op 7 juni 2007 heeft beklaagde aangeboden om in aanvulling daarop biopten te nemen. Klager heeft dit voorstel afgewezen. Het College is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, dit onderdeel van de klacht niet kan slagen.

5.4. Klager is de mening toegedaan dat de hond met succes had kunnen worden behandeld als de diagnose ‘pancreatitis’ eerder was gesteld. Het College overweegt dat ‘pancreatitis’ een zeer moeilijke diagnose is, die door de specialist ook niet met zekerheid is gesteld. De mogelijkheid dat sprake is van een pancreastumor is immers de tweede optie. Wat hier ook van zij, in beide gevallen is sprake van een zeer ernstige aandoening, die ondanks behandeling, in de meeste gevallen een fataal verloop heeft.

5.5. De klacht betreft tenslotte het feit dat beklaagde de hond niet thuis heeft willen euthanaseren. Het College overweegt, volgens de vaste jurisprudentie, dat op een dierenarts niet de verplichting rust om een dier thuis te euthanaseren. Nu beklaagde, naar tussen partijen vaststaat, klager wel heeft aangeboden om met de hond naar de praktijk te komen, kan niet worden geoordeeld dat hij veterinair niet juist heeft gehandeld.

5.6. De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

6. BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede - Bron, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2009 door mr. O. Scheltema- de Nie, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede - Bron, secretaris.

mr. A.G. Hofstede – Bron                                                       mr. O. Scheltema- de Nie