ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0009 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2007/122

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0009
Datum uitspraak: 25-06-2009
Datum publicatie: 25-06-2009
Zaaknummer(s): 2007/122
Onderwerp: Paarden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Missen meerdere botfragmenten verwijtbaar.

Uitspraak in de zaak van

X, klager wonende te A

tegen

Y, beklaagde wonende te B

1.  PROCEDURE

1.1. Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek.

1.2. De klacht is ter openbare zitting van 14 mei 2009 behandeld. Klager is daarbij verschenen tezamen met zijn echtgenote en de heer mr. Z, gemachtigde. Beklaagde is verschenen met zijn gemachtigde, de heer mr. W.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde in februari 2006 een ondeugdelijk keuringsrapport heeft uitgebracht met betrekking tot een paard, dat enige tijd later door klager is gekocht. Meer in het bijzonder wordt beklaagde verweten dat hij bij de betreffende keuring enkele fragmenten in de gewrichten van het paard heeft gemist en daarvan in het keuringsrapport geen melding heeft gemaakt.

 3. DE FEITEN

 3.1. Klager heeft in 31 oktober 2006 een paard met de naam XXXXXX en stamboeknummer yyyyyyy gekocht, met de bedoeling het paard voor de sport in te zetten. Bij de aankoop heeft de verkoper aan klager een keuringsrapport overhandigd, dat door beklaagde op 15 februari 2006 is opgemaakt. In dat rapport wordt melding gemaakt van een lichte afvlakking van de knieën links- en rechtsachter, met de toevoeging 'mag geen bezwaar opleveren'. Andere afwijkingen of bijzonderheden worden in het keuringsrapport niet vermeld en het paard heeft van beklaagde een gunstig advies gekregen.

 3.2. Enige maanden na de aankoop heeft klager besloten het paard te verkopen en heeft hij een andere dierenarts verzocht het paard te keuren. Die keuring heeft in januari 2007 plaatsgevonden. Uit het daarbij verrichte radiologisch onderzoek is gebleken dat het paard diverse milde gebreken had, zodanig dat chirurgisch ingrijpen sterk werd aangeraden om het paard nog voor de sport te kunnen gebruiken. In het kogelgewricht rechtsachter werd een klein rond fragment dorso-proximaal waargenomen en zowel in het rechterspronggewricht als in het rechterkniegewricht een milde vorm van OCD (osteochondrose dissecans, een aandoening waarbij sprake is van losse botfragmentjes in een gewricht, die pijn en irritatie veroorzaken). De botfragmenten in de gewrichten zijn hierna operatief verwijderd. De met de operatie gemoeide kosten bedroegen € 2.500,=.

 3.3. Klager stelt dat achteraf is gebleken en door andere diergeneeskundigen is bevestigd dat de botfragmenten reeds zichtbaar waren op de röntgenfoto's die beklaagde in februari 2006  bij de door hem verrichte keuring heeft gemaakt. Klager stelt dat hij op basis van het keuringsrapport van beklaagde tot de aankoop van het paard is overgegaan en dat hij dat niet had gedaan althans een veel lagere koopsom had betaald, indien de keuring deugdelijk zou zijn uitgevoerd en de gebreken in het rapport zouden zijn vermeld.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan

5. DE ONTVANKELIJKHEID

5.1. Het college dient ambtshalve te beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen. De ontvankelijkheid is overigens ook door beklaagde aan de orde gesteld.

5.2. Het college is van oordeel dat het feit dat klager op het moment van de keuring nog geen eigenaar van het paard was en het feit dat de keuring niet in zijn opdracht is verricht, in de onderhavige zaak niet aan de ontvankelijkheid van de klacht in de weg staat. In het kader van het tuchtrecht is niet van belang wie de opdracht tot een keuring heeft gegeven, maar staat slechts het diergeneeskundig handelen van, in dit geval, een dierenarts ter beoordeling.  Het belang van een juist en volledig keuringsrapport is met name gelegen in het verantwoord gebruik van het betrokken dier door diegenen aan wie het dier is of wordt

toevertrouwd, daaronder bijvoorbeeld ook een opvolgend eigenaar. Hoewel evenzeer geldt aan een keuringsrapport minder gewicht toekomt naarmate het langer geleden is

uitgebracht, is naar het oordeel van het college in de onderhavige zaak ook geen sprake van zodanig tijdsverloop tussen het moment van het uitbrengen van het rapport en het moment waarop klager daarvan kennisnam dat eventuele onjuistheden of onvolledigheden daarin in redelijkheid niet meer aan beklaagde zouden kunnen worden tegengeworpen. De omstandigheid dat klager -zo heeft het college begrepen- paardenhandelaar is, geeft geen aanleiding hierover anders te oordelen. Op grond van het voorgaande kan klager in zijn klacht worden ontvangen.

6. DE BEOORDELING

6.1. Het college stelt voorop dat bij jonge paarden (XXXX is in 2003 geboren) in korte tijd  veranderingen in het gestel kunnen optreden. In de onderhavige zaak staat voor het college evenwel voldoende vast dat géén sprake is van gebreken die zich eerst ná de door beklaagde uitgevoerde keuring hebben geopenbaard en konden worden waargenomen. Beklaagde erkent overigens dat hij de röntgenfoto's bij de keuring niet goed heeft beoordeeld en een fragment en een vermoeden van OCD over het hoofd heeft gezien.

6.2. Ook het college heeft zich gebogen over door beklaagde bij de keuring in februari 2006 gemaakte röntgenopnames. Het college deelt de conclusie van klager dat daarop de fragmenten in het rechterkniegewricht en het rechterkogelgewricht duidelijk zichtbaar zijn, alsmede dat op basis van die opnamen OCD in het rechterspronggewricht kon worden vermoed. De omstandigheid dat er op dat moment nog geen sprake was van loszittende botfragmenten, zoals beklaagde heeft aangevoerd, rechtvaardigt naar het oordeel van het college niet dat het melden van de fragmenten in het keuringsrapport achterwege kon blijven. Door de gebreken niet op te merken en daarvan geen melding te maken in het keuringsrapport, is het college van oordeel dat beklaagde te kort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht. Waar het missen van één klein chipfragment in een eerdere uitspraak (VTC 2006/120) door het college nog niet klachtwaardig werd geoordeeld, acht het college het niet opmerken van botfragmenten in twee gewrichten en een vermoedelijk los botfragment in een derde gewricht, zoals in casu, wél tuchtrechtelijk verwijtbaar, temeer omdat die niet geconstateerde gebreken in schril contrast staan tot de conclusie van beklaagde in zijn keuringsrapport dat er van een 'lichte afvlakking' van de knieën sprake was. Daarbij merkt het college nog op dat een lichte afvlakking van de knieën op zichzelf niet verontrustend en geen belemmering voor de sport hoeft te zijn.

6.3. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het college van oordeel dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel gerechtvaardigd is. Het college acht in dit geval een waarschuwing passend.

7. DE BESLISSING

 Het College:

 Verklaart de klacht gegrond;

Geeft beklaagde een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;

Aldus vastgesteld te 's- Gravenhage door mr. O. Scheltema - de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2009 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                          mr. G.J. van Muijen