ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0004 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2008/49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2009:YF0004
Datum uitspraak: 25-06-2009
Datum publicatie: 25-06-2009
Zaaknummer(s): 2008/49
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Nestkeuring pups voldoende zorgvuldig uitgevoerd.

Uitspraak in de zaak van

X , klaagster

wonende te A

tegen

Y, beklaagde

wonende te B

1.  DE PROCEDURE

1.1. Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift,

- het verweerschrift,

- de repliek,

- de dupliek.

1.2. De klacht is ter openbare zitting van 14 mei 2009 behandeld. Hierbij zijn partijen verschenen. Klaagster heeft bij die gelegenheid foto’s aan het college getoond. Beklaagde heeft ter zitting nog een uitdraai van een e-mailbericht overgelegd, waarop klaagster na de zitting nog schriftelijk heeft gereageerd.

2.  DE KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de keuring van een nest Sharpei pups, waarvan klaagster er een heeft gekocht, niet goed heeft uitgevoerd en het entingsboekje onjuist heeft ingevuld. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat haar klacht alleen betrekking heeft op de niet geconstateerde afwijkingen aan de ogen en het gebit.

3. DE FEITEN

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken:

-          Klaagster heeft op 12 april 2008 bij een fokker een Sharpei pup gekocht. In het bij de aankoop overhandigde entingsboekje is aangegeven dat bij de hond geen afwijkingen zijn geconstateerd. De nestkeuring is op 3 april 2008 door beklaagde uitgevoerd;

-          Op 14 april 2008 is klaagster naar haar eigen dierenarts gegaan. Die heeft vastgesteld dat de hond de neiging had tot entropion (het naar binnen krullen van de ooglidranden) en dat er sprake was van onderbeet;

-          De hond is op 18 april 2008 aan beide ogen geopereerd om corneaschade te beperken en voorts zijn de mandibulaire hoektanden getrokken om eventuele groei van de onderkaak niet in de weg te staan. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat er hierna nog diverse operaties hebben plaatsgevonden en dat zij haar hond, mede omdat er ook andere klachten ontstonden, daaronder keelproblemen en gewrichtsklachten, uiteindelijk heeft moeten laten inslapen.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat aan klaagster kan worden toegegeven dat er slechts een zeer korte periode is gelegen tussen de dag waarop haar hond door beklaagde is gekeurd (3 april 2008) en de dag waarop haar eigen dierenarts de neiging tot entropion en onderbeet heeft vastgesteld (14 april 2008). Daarmee is echter nog niet gegeven dat er sprake is geweest van aangeboren afwijkingen die beklaagde bij de nestkeuring had kunnen en behoren te zien.

5.3. Het college heeft beklaagde ter zitting gevraagd naar de wijze waarop hij de nestkeuring heeft uitgevoerd. Beklaagde heeft daarop geantwoord dat hij ervan op de hoogte is dat het verschijnsel ‘entropion’ bij Sharpei honden veel voorkomt en dat hij daar bij zijn klinisch onderzoek van het betreffende nest op bedacht is geweest en bij elke pup uitvoerig met handen en ogen heeft gecontroleerd of de oogleden niet naar binnen stonden gericht. Ter zake van de kaakafwijking heeft beklaagde verklaard dat ten tijde van de nestkeuring bij alle pups de ondertanden achter de voorsnijtanden stonden en dat er bij geen van hen sprake was van onderbeet.

5.4. Het college ziet onvoldoende aanleiding om de juistheid van de hiervoor vermelde verklaring van beklaagde in twijfel te trekken, Gelet op de beschreven wijze waarop de keuring is uitgevoerd, moet het er voor worden gehouden dat beklaagde bij zijn klinisch onderzoek voldoende zorgvuldig te werk is gegaan. Het college overweegt voorts dat bij pups in zeer korte tijd groeispurten van de kaak mogelijk zijn, waarbij de onderkaak en de bovenkaak onafhankelijk van elkaar in verschillende snelheden kunnen groeien en voorts dat de eigen dierenarts op de patiëntenkaart heeft genoteerd dat er op 14 april 2008 sprake was van een ‘neiging’ tot entropion, hetgeen doet vermoeden dat de aandoening op dat moment in een beginfase verkeerde.

5.5. Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het college niet met zekerheid worden aangenomen dat er sprake is geweest van afwijkingen aan de ogen en de kaak van de hond, die voor beklaagde bij de nestkeuring te zien of anderszins waarneembaar moeten zijn geweest. Niet kan worden uitgesloten dat de gebreken zich kort na de keuring hebben geopenbaard. Aldus is onvoldoende vast komen staan dat beklaagde bij de keuring van de hond van klaagster in gebreke is gebleven en dat hij het entingsboekje onjuist heeft ingevuld, hetgeen betekent dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

Verklaart de klacht  ongegrond,

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. O. Scheltema – de Nie, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. E.K. Dolfijn, drs.Th.A.M. Witjes en drs. J.Hilvering, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2009 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                                       mr. G.J. van Muijen