ECLI:NL:TDIVBC:2009:6 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2008/19

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2009:6
Datum uitspraak: 19-05-2009
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): VB 2008/19
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat kat na behandeling vanwege een verstopping door een vastzittende haarbal kreupel is geworden.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 08/19

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 14 augustus 2008 van het

Veterinair Tuchtcollege (2007/75)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 14 augustus 2008, verzonden op 15 augustus 2008, ongegrond verklaard de klacht van X, wonende te A (hierna te noemen appellant), dat Y, dierenarts te A (hierna te noemen beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van appellant, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

Appellant heeft bij beroepschrift van 22 augustus 2008 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft bij brief van 26 september 2008 op het beroepschrift gereageerd. Bij brief van 3 februari 2009 heeft beklaagde ten behoeve van de zitting nog enkele stukken toegestuurd, welke zijn doorgestuurd naar appellant.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009. Bij die gelegenheid heeft beklaagde zijn standpunt nader toegelicht. Appellant is met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Op 13 februari 2007 is de kat van appellant op de praktijk van beklaagde onderzocht en behandeld vanwege een verstopping door een vastzittende haarbal.

2.2   Op 24 mei 2007 heeft appellant de kat aan de praktijk aangeboden, omdat de kat sinds enige tijd kreupel was.

Op 25 mei 2007 is nader onderzoek, waaronder röntgenologisch onderzoek, ingesteld. Er bleek sprake te zijn van een gescheurde kruisband.

2.3  Op 5 en 15 juni 2007 heeft appellant telefonisch contact gehad met een assistente, respectievelijk een dierenarts van de praktijk. Bij brief van 15 juni 2007 heeft beklaagde de patiëntgegevens van de kat naar appellant toegestuurd.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellant is aangeduid als klager, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2.

Klager meent dat beklaagde in die zorg tekort is geschoten omdat het dier, nadat beklaagde haar op 13 februari 2007 had behandeld, kreupel is geworden.

Beklaagde heeft aangevoerd dat hij de kat op 13 februari 2007 niet had behandeld en het dier ook later niet had gezien. Hij had klager slechts gesproken in een telefonisch contact op 15 juni 2007.

5.3.

Het College constateert dat de verklaringen van partijen op dit punt niet met elkaar overeenstemmen. Als sprake is van tegenstrijdige verklaringen en het niet mogelijk is om op grond van andere feiten of omstandigheden te bepalen welk van beide verklaringen voor juist dient te worden gehouden, kunnen de feiten niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. De klacht kan dan niet slagen.

5.4.

Het College overweegt ten overvloede dat, ook als vast zou komen te staan, dat beklaagde de kat op 13 februari 2007 wel had behandeld, hem geen tuchtrechtelijk verwijt zou kunnen worden gemaakt.

Naar klager zelf ook heeft medegedeeld trad de kreupelheid pas na enkele weken op. Het verband tussen de ingreep en de kreupelheid is reeds daarom in redelijkheid niet te leggen. Dit klemt te meer nu klager de kat pas drie maanden na de behandeling op 13 februari met de kat is teruggegaan naar de praktijk.

5.5.

De conclusie is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Appellant heeft gesteld dat zijn kat kreupel is geworden, nadat het dier door beklaagde was onderzocht en behandeld vanwege de haarbal. Voorts heeft appellant gesteld dat de kat in mei 2007 door dezelfde dierenarts is behandeld en dat er zonder zijn toestemming foto’s zijn gemaakt.

Beklaagde stelt dat hij nimmer de behandelend dierenarts van de kat van appellant is geweest en dat hij appellant slechts telefonisch te woord heeft gestaan op 15 juni 2007, omdat een assistente niet wist wat zij met het beklag van appellant aan moest. 

4.2   Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat appellant nog immer van mening is dat beklaagde zijn kat op 13 februari 2007 heeft behandeld. Beklaagde heeft met verschillende stukken deze stelling gemotiveerd bestreden. Zo wordt in de brief van de praktijkmanager van 20 augustus 2007 aangegeven wie wel de behandelende dierenartsen zouden zijn geweest en blijkt uit de bij de brief van 3 februari 2009 overgelegde urendeclaraties dat beklaagde op 13 februari 2007 geen uren heeft gedeclareerd en dus niet op de praktijk heeft gewerkt. Wel blijkt uit de brief van beklaagde aan appellant van 15 juni 2007 dat er die dag telefonisch contact is geweest tussen hen beiden, omtrent toezending van patiëntengegevens en het parkeren van een rekening.

Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege is het op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat beklaagde de behandelend dierenarts van de kat van appellant is geweest. De enkele stelling van appellant is onvoldoende om het tegendeel aan te nemen.

Op grond van het voorgaande is een nadere inhoudelijke behandeling van de klacht van appellant niet aan de orde.

4.3   Overigens is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat, ook als aannemelijk zou zijn geworden dat beklaagde de behandelend dierenarts is geweest, de klacht niet gegrond zou zijn geweest. Zoals ook het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen, is de periode tussen de behandeling op 13 februari 2007 en de constatering van kreupelheid op 24 mei 2007 te lang om enig oorzakelijk verband tussen behandeling en kreupelheid te kunnen aannemen.

4.4   Het beroep treft derhalve geen doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep verworpen dient te worden en dat de bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege dient te worden bevestigd.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden mr. I.M. Davids, mr. G. van der Wiel, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.A. van Messel (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te Den Haag op 19 mei 2009 in het openbaar uitgesproken.

w.g. Secretaris                                                                    w.g.Voorzitter

Voor eensluidend afschrift

Secretaris