ECLI:NL:TDIVBC:2009:3 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2008/16

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2009:3
Datum uitspraak: 23-03-2009
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): VB 2008/16
Onderwerp: Klachtambtenaarzaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van klachtambtenaar, die drie klachten heeft overgenomen ter zake van de behandeling van een cavia, een rat en een hamster. Klachtambtenaar niet bevoegd. Niet-ontvankelijk.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 08/16

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 19 juni 2008 van het

Veterinair Tuchtcollege (2004/36)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 19 juni 2008, verzonden op 20 juni 2008, gegrond verklaard de klacht van de op grond van artikel 29 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 aangewezen ambtenaar (hierna: de klachtambtenaar), dat X, dierenarts te A (hierna: appellant), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van drie knaagdieren, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen, dan wel op andere wijze in zodanige mate tekort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mag worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kan ontstaan. Het Veterinair Tuchtcollege heeft op die grond aan appellant de maatregel van een gehele ontzegging van de aan hem verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), opgelegd.

Als gemachtigde van appellant heeft Y, advocaat te B, bij beroepschrift van 8 augustus 2008 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing. Bij brief van 18 november 2008 heeft de gemachtigde van appellant het beroepschrift aangevuld.

De klachtambtenaar heeft bij brief van 8 januari 2009 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009. Bij die gelegenheid hebben appellant, bijgestaan door Y, voornoemd, en Z, en W, gemachtigde van de klachtambtenaar, hun standpunten nader toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   In maart 2004 zijn bij het Veterinair Tuchtcollege drie klachten ingediend tegen appellant.

Bij brief van 9 maart 2004 heeft V een klacht ingediend, betreffende de behandeling van haar cavia tussen 4 en 16 februari 2004.

Bij brief van 14 maart 2004 heeft U een klacht ingediend, betreffende de behandeling van haar rat tussen 16 en 23 februari 2004.

Bij brief van 17 maart 2004 heeft T een klacht ingediend, betreffende de behandeling van haar hamster tussen 2 en 6 maart 2004.

2.2   Bij brief van 26 maart 2004 heeft de klachtambtenaar bij het Veterinair Tuchtcollege een klacht tegen appellant ingediend. Deze klacht omvat de eerder genoemde klachten van V, U en T. De klachtambtenaar vermeldt in zijn klacht:”Door het stelselmatig tekort schieten in de zorg voor het dier en in hetgeen van hem als dierenarts mag worden verwacht waardoor het algemeen belang nu in het geding gaat komen, heb ik besloten een aantal nieuwe particuliere klachten te verzamelen en deze als klachtambtenaar bij uw College in te dienen.”.

2.3   De individuele klachten van V, U en T zijn naderhand ingetrokken.

3. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Van de zijde van appellant is - onder meer – aangevoerd dat de klachtambtenaar in het onderhavige geval niet de bevoegdheid had om de drie individuele klachten als één gezamenlijke klacht in te dienen en dat de klachtambtenaar niet ontvankelijk verklaard dient te worden.

De klachtambtenaar heeft gewezen op eerder tegen appellant ingediende en gegrond bevonden klachten en heeft gesteld dat hij op verzoek van het Veterinair Tuchtcollege de drie klachten heeft samengebracht tot één zaak.

Daarnaar gevraagd ter zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft de gemachtigde van de klachtambtenaar nader uiteengezet, dat het Veterinair Tuchtcollege hem op de hoogte heeft gebracht van het feit dat er drie individuele klachten tegen appellant waren ingediend en de klachtambtenaar heeft verzocht de zaken over te nemen.

De gemachtigde van de klachtambtenaar heeft voorts gesteld dat de klachtambtenaar bevoegd was om de klachten over te nemen, omdat het algemeen belang in het geding is gekomen, nu er in het verleden al klachten tegen appellant gegrond zijn bevonden en er naar zijn oordeel sprake is van het stelselmatig tekort schieten in de zorg voor dieren. De klachten van V, U en T zouden op zichzelf naar hun aard geen overname door de klachtambtenaar hebben gerechtvaardigd.

4.2   Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van de overname van de klachten door de klachtambtenaar, zoals in het onderhavige geval is gebeurd, als volgt.

Artikel 29, eerste lid, WUD voorziet in de mogelijkheid dat een klacht tegen een dierenarts wordt aangebracht door een speciaal daarvoor aangewezen ambtenaar, zijnde de klachtambtenaar, in plaats van door degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een handelen of nalaten van die dierenarts. Blijkens de wetsgeschiedenis is deze mogelijkheid in het leven geroepen voor het geval het handelen of nalaten van een dierenarts, mogelijk een tuchtvergrijp, niet wordt of kan worden aangebracht door particulieren.  De Memorie van Toelichting bij artikel 29, eerste lid, WUD vermeldt hierover onder meer: “…Het is mogelijk dat door een tuchtvergrijp geen persoonlijk belang rechtstreeks wordt getroffen…. Het is voorts denkbaar dat een wel rechtstreeks in zijn belang getroffen persoon om hem moverende redenen van zijn klachtbevoegdheid geen gebruik maakt, doch de aard of de ernst van het tuchtvergrijp of de omstandigheden waaronder het is gepleegd, het uit een oogpunt van algemeen belang wenselijk maken de zaak toch aan het oordeel van de tuchtrechter te onderwerpen. Met het oog op deze gevallen is een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen ambtenaar tot indiening van een klacht bevoegd verklaard“.

In het verlengde van deze bevoegdheid van de klachtambtenaar, is in artikel 29, vierde lid, WUD bepaald dat, indien een klacht na binnenkomst wordt ingetrokken, de klachtambtenaar voortzetting van de behandeling van een klacht kan verlangen, indien het algemeen belang dit vordert.

4.3   Het Veterinair Beroepscollege stelt vast dat in het onderhavige geval reeds drie klachten door particulieren waren ingediend bij het Veterinair Tuchtcollege en dat deze pas zijn ingetrokken, nadat zij op verzoek van het Veterinair Tuchtcollege door de klachtambtenaar waren overgenomen. Het Veterinair Tuchtcollege kan op grond van het tweede lid van artikel 29 WUD de klachtambtenaar verzoeken om medewerking te verlenen aan een door de voorzitter van het Veterinair Tuchtcollege in te stellen voorlopig onderzoek, doch dit artikellid voorziet, naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege, niet in een handelwijze zoals thans door het Veterinair Tuchtcollege is gevolgd. Ook was het voor de klachtambtenaar niet mogelijk om op grond van het vierde lid van artikel 29 WUD de klachten over te nemen, nu, afgezien van de vraag of het algemeen belang de voortzetting van de klachten wenselijk maakte, de klachten op dat moment nog niet waren ingetrokken door de personen die rechtstreeks in hun belang getroffen waren. De klachten zijn pas ingetrokken na de overname daarvan door de klachtambtenaar. Door aldus actief sturing te geven aan het handelen van de klachtambtenaar op een wijze die geen steun vindt in de WUD en door vervolgens een beslissing te nemen naar aanleiding van de door het Veterinair Tuchtcollege aldus zelf geïnitieerde en vervolgens door de klachtambtenaar ingediende klacht, heeft het Veterinair Tuchtcollege ook gehandeld op een wijze die strijdig is met de rechterlijke onpartijdigheid.

4.4   Het Veterinair Beroepscollege is op grond van het voorgaande van oordeel dat de klachtambtenaar niet bevoegd was om de drie particuliere klachten als één klacht in te dienen en dat de klachtambtenaar niet-ontvankelijk in zijn klacht had behoren te worden verklaard.

Het beroep treft derhalve doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat de in beroep bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege niet in stand kan blijven en derhalve dient te worden vernietigd en dat de klachtambtenaar in zijn klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het Veterinair Beroepscollege doet, op grond van het bepaalde in artikel 37, vierde lid, WUD, de zaak zelf af op na te melden wijze.

4. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verklaart het beroep gegrond

·        vernietigt de uitspraak, waarvan beroep, met inbegrip van de maatregel welke bij deze uitspraak is opgelegd.

·        verklaart de klachtambtenaar in zijn klacht niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden mr. I.M. Davids, mr. G. van der Wiel, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.A. van Messel (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te Den Haag op 23 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.

w.g. secretaris                                                                                   w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris