ECLI:NL:TDIVBC:2009:15 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2008/29

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2009:15
Datum uitspraak: 27-08-2009
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): VB 2008/29
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling hond, een Yorkshire Terriër, geboren op 13 oktober 1996, i.v.m. een overgroei van de cornea.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 08/29

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellante van een uitspraak

van 18 september 2008 van het

Veterinair Tuchtcollege (2007/65)

tegen

Y

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 18 september 2008, verzonden op 19 september 2008, gegrond verklaard de klacht van Y, wonende te  A (hierna: klaagster), dat X, dierenarts te A (hierna: appellante), te kort is geschoten in de zorg die zij in haar hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond Sissy van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen. Voor zover haar klacht betrof het konijn Muppet en de honden Pinto, Lucky en Silly van klaagster, met betrekking tot welke dieren haar hulp eveneens was ingeroepen, werd haar klacht ongegrond verklaard. Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan appellante de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), opgelegd.

Appellante heeft bij beroepschrift van 16 november 2008 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing, voorzover de klacht van klaagster gegrond werd verklaard. Bij brief van 19 januari 2009 heeft Z, als gemachtigde van appellante, het beroepschrift aangevuld.

Klaagster heeft bij brief van 2 februari 2009 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 19 mei 2009. Bij die gelegenheid hebben appellante, bijgestaan door Z, en klaagster hun standpunten nader toegelicht. Gelet op de samenhang is deze zaak gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met zaak VB 08/28, waarin klaagster beroep heeft ingesteld tegen voornoemde beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Op 14 juli 2006 heeft appellante bij beide ogen van de hond Sissy, een Yorkshire Terriër die is geboren op 13 oktober 1996, een overgroei van de cornea geconstateerd door middel van onderzoek met behulp van een lampje. Appellante heeft een therapie met oogdruppel Oculsan (5 ml.) ingesteld. De patiëntenkaart vermeldt bij dit bezoek: “1 Weil/parvo/parainfluenza enting, 1 Oculsan 5 ml Dos: 3-6 x daags druppelen, na 3 weken oc, beide oogjes een overgroei over de cornea, niet pijnlijk, proberen met oculsan.”.

2.2   Op 31 juli 2006 is er tussen appellante en klaagster contact geweest op de praktijk van appellante, waarna klaagster opnieuw Oculsan mee kreeg. De hond was daarbij niet aanwezig. De patiëntenkaart vermeldt bij deze datum alleen: “1 Oculsan 5 ml”.

2.3   Op 8 februari 2007 heeft klaagster de hulp van appellante ingeroepen vanwege gebitsproblemen bij de hond. Appellante heeft bij dat bezoek niet de ogen gecontroleerd.

2.4   Klaagster heeft zich vanaf 1 juni 2007 tot een opvolgend dierenarts gewend, die de hond voor nader onderzoek heeft verwezen naar een oogspecialist. Op 15 juni 2007 heeft deze specialist vastgesteld dat de oogklachten werden veroorzaakt door een opbrekende traanfilm beiderzijds.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellante is aangeduid als beklaagde, - voorzover in onderhavige zaak nog aan de orde - de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van klaagsters hond Sissy, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

(…)

5.4.

Het oogprobleem van de hond Sissy is door beklaagde behandeld met zalf. Vast staat dat beklaagde geen nader onderzoek heeft gedaan of heeft laten doen. Het College is van oordeel dat beklaagde zich op dit punt actiever had behoren te betonen en dat zij te vroeg de conclusie heeft getrokken dat het oog niet zou genezen. Op dit punt treft de klacht dus doel.

(…)

5.7.

De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard op grond van hetgeen onder 5.4 is overwogen.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Aan de orde is de vraag of het Veterinair Tuchtcollege op goede gronden en terecht heeft geoordeeld dat appellante heeft nagelaten nader onderzoek te (laten) doen en de klacht in zoverre gegrond heeft verklaard.

Dienaangaande overweegt het Veterinair Beroepscollege als volgt.

4.2   Appellante heeft aangevoerd dat klaagster nooit is teruggeweest voor controleonderzoek, dat zij, appellante, op 31 juli 2006 terwijl zij een patiënt uit de wachtkamer ophaalde klaagster bij de balie passeerde en dat klaagster toen zei dat het al wat beter ging met het oog van de hond.

Klaagster heeft dit betwist.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt als volgt.

Op 31 juli 2006 heeft klaagster de praktijk van appellante zonder de hond bezocht voor het overleg dat volgens beklaagde op 14 juli 2006 was afgesproken en ook omdat de Oculsan op was, die op 14 juli was verstrekt. Naar klaagster ter zitting heeft gesteld heeft de assistente die klaagster aan de balie te woord stond, daarop beklaagde verzocht tussen twee consulten door even langs de balie te komen om met klaagster te overleggen over een voortgezette behandeling van de hond met Oculsan. Appellante heeft zodanige toedracht ter zitting niet weersproken.

In dat licht acht het Veterinair Beroepscollege niet geloofwaardig dat appellante klaagster op 31 juli 2006 slechts bij toeval heeft gezien, namelijk toen ze “passeerde” om een volgende patiënt uit de wachtruimte te halen, zoals appellante in haar beroepschrift heeft gesteld; appellante had aanvankelijk voor het Veterinair Tuchtcollege gesteld dat klaagster voor het oogprobleem van de hond na 14 juli 2006 niet was teruggeweest.

Er dient derhalve van te worden uitgegaan dat appellante op 31 juli 2006 over de ogen van de hond is aangesproken. Daarbij had appellante klaagster moeten voorstellen met de hond langs te komen voor het nader onderzoek dat, uitgaande van de vermelding op de patiëntenkaart, diezelfde week had moeten plaatsvinden. Ook indien appellante, naar zij eerst in beroep heeft aangevoerd, op 31 juli 2006 van klaagster zou hebben begrepen “dat het al wat beter ging met het oog van Sissy”, had zij zich hiervan door eigen onderzoek moeten overtuigen, te meer nu zij zich, blijkens haar beroepschrift, op het standpunt stelt dat het duidelijk was dat na drie weken een controleonderzoek moest plaatshebben.

4.3   Ook toen klaagster op 8 februari 2007 haar hulp inriep voor een behandeling van het gebit van de hond heeft appellante iedere vorm van onderzoek met betrekking tot deze eerdere klachten achterwege gelaten. Dat klaagster bij die gelegenheid niet heeft gevraagd ook de ogen van de hond te onderzoeken, doet op zich zelf niet af aan de noodzaak alsnog het controleonderzoek te verrichten, dat beklaagde blijkens haar aantekening van 14 juli 2006 op de patiëntenkaart geboden heeft geacht.

4.4   De conclusie is dat het Veterinair Tuchtcollege op goede gronden heeft geoordeeld dat beklaagde heeft nagelaten nader onderzoek te (laten) doen en de klacht op dit onderdeel terecht gegrond heeft verklaard.

Het beroep treft derhalve geen doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep verworpen dient te worden.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden , mr. M.J. Kuiper, mr. J.M. Willink, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.I. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen.

w.g. Secretaris                                                                    w.g. Voorzitter

Uitgesproken op de openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege op 27 augustus 2009 te Den Haag door mr. H.C. Cusell, plaatsvervangend voorzitter van dat college, in aanwezigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen.

w.g. Secretaris                                                                    w.g. Plv. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

Secretaris