ECLI:NL:TDIVBC:2009:13 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2008/27

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2009:13
Datum uitspraak: 27-08-2009
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): VB 2008/27
Onderwerp:
  • Honden
  • Konijnen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Behandeling konijn, geboren circa 16 april 2004, en hond, geboren op 23 maart 1991.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 08/27

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellante van een uitspraak

van 18 september 2008 van het

Veterinair Tuchtcollege (2007/64)

tegen

Y

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 18 september 2008, verzonden op 19 september 2008, ongegrond verklaard de klacht van X, wonende te  A (hierna: appellante), dat Y, dierenarts te A (hierna: beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn Muppet en de hond Pinto van appellante, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen.

Appellante heeft bij beroepschrift van 25 oktober 2008 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief welke op 11 februari bij het Veterinair Beroepscollege is ontvangen.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 19 mei 2009. Bij die gelegenheid heeft appellante haar standpunt nader toegelicht. Beklaagde is met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

Met betrekking tot het konijn Muppet, geboren op of rond 16 april 2004.

2.1   Tot maart 2007 heeft appellante met grote tussenpozen het konijn aangeboden in de praktijk van beklaagde, waar beklaagde naast andere dierenartsen werkzaam was, voor enkele klachten, onder andere met betrekking tot oren en ogen.

Op 21 november 2006 heeft een praktijkgenoot van beklaagde bij het konijn een ooguitvloeiing geconstateerd en de waarschijnlijkheidsdiagnose pasteurella gediagnosticeerd. Zij heeft daarvoor een therapie met Terramycine oogzalf ingesteld.

2.2   Op 21 maart 2007 heeft appellante het konijn aan beklaagde aangeboden, omdat het wel dronk en belangstelling had voor voer, maar slecht wilde eten. Beklaagde heeft een algemeen lichamelijk onderzoek verricht en heeft de mondholte van het konijn geïnspecteerd. Beklaagde heeft met behulp van een otoscoop vastgesteld dat het gebit enkele haakjes vertoonde en heeft een gebitssanering geadviseerd. Hij heeft het konijn per injectie het antibioticum Baytril en multivitaminen toegediend. De gebitssanering is de volgende dag door een praktijkgenoot van beklaagde uitgevoerd. Baytril is daarbij ter nabehandeling voorgeschreven.

2.3   Op 26 april 2007 heeft beklaagde een abces in de kaak van het konijn geopend en gespoeld. Beklaagde heeft een röntgenopname gemaakt en heeft daarop gezien dat de ontsteking de mandibula had aangetast. Beklaagde heeft het konijn een injectie Baytril toegediend en een drain in het abces aangebracht, waarlangs appellante zelf antibiotica moest toedienen.

2.4   Op 27 april 2007 heeft appellante het konijn aan een opvolgend dierenarts aangeboden.

Met betrekking tot de hond Pinto, geboren 23 maart 1991

2.5 Op 16 januari 2004 heeft een praktijkgenoot van beklaagde de hond Pinto onderzocht wegens veel drinken en plassen en wegens hoestklachten. De patiëntenkaart vermeldt: “ausc hart: harde syst. souffle links.advies: echo hart.” De patiëntenkaart vermeldt bij 19 januari 2004 “als niet binnen week echo kan dan rofo…”.

Op 21 januari 2004 heeft een tweede praktijkgenoot van beklaagde een röntgenfoto gemaakt van het hart en heeft chronische bronchitis gediagnosticeerd. Er werd Theolair voorgeschreven. Nadien is, blijkens de patiëntenkaart, de hond alleen op 9 maart 2005 en op 2 augustus 2005 wegens hoestklachten door praktijkgenoten van beklaagde behandeld en zijn er tot 12 november 2006 geen acute hoestklachten meer vermeld.

2.6  Op 12 november 2006 heeft appellante de hond aan beklaagde aangeboden, omdat de hond zeer benauwd was. De hond was terminaal en is aan hartfalen overleden. 

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellante is aangeduid als klaagster, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn en de hond van klaagster, met betrekking tot welk dieren zijn hulp was ingeroepen.

5.2.

Klaagster heeft gesteld dat beklaagde ten opzichte van haar konijn in die zorg tekort is geschoten omdat hij ten onrechte een behandeling van het gebit van haar konijn heeft voorgesteld, een pasteurella-infectie over het hoofd heeft gezien, een abces in de kaak van het konijn niet goed heeft behandeld en tenslotte onjuist heeft gehandeld over de verdwenen drain. Het College overweegt hierover als volgt.

5.3.

Een gebitssanering bij een konijn dat niet wil eten en haakjes op de kiezen heeft, is veterinair niet onjuist. De behandeling van een abces in de kaak door dit te openen en te spoelen kan evenmin als veterinair onjuist worden aangemerkt. Beklaagde heeft ter bestrijding van de ontsteking Baytril toegediend. Dit is een breedspectrum antibioticum en het is veterinair niet onjuist om hiermee een behandeling te starten, ook niet als er sprake is van een infectie met pasteurella. Klaagster heeft het konijn op 27 april aan een opvolgend dierenarts aangeboden. Beklaagde is daarom niet in de gelegenheid gesteld de werking van de Baytril te evalueren.

Over de advisering met betrekking tot de verdwenen drain verschillen de verklaringen van partijen. Als sprake is van tegenstrijdige verklaringen en het niet mogelijk is om op grond van andere feiten en omstandigheden te bepalen welke verklaring voor juist dient te worden gehouden, kunnen de feiten niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Het is derhalve niet met voldoende zekerheid aan te nemen dat beklaagde wist dat de drain uit het abces was verwijderd. Doordat, zoals gezegd, klaagster het konijn met ingang van de volgende dag aan de behandeling door beklaagde heeft onttrokken, heeft deze niet de kans gehad zelf een en ander te herstellen.

5.4.

Klaagster heeft gesteld dat beklaagde ook in de zorg voor haar hond tekort is geschoten omdat hij herhaalde malen een nachtelijk verzoek om spoedeisende hulp heeft genegeerd en zich ten onrechte aan de diagnose ‘ouderdom en bronchitis’ heeft gehouden, waardoor het dier een pijnlijke dood door hartfalen is gestorven. Het College overweegt hierover als volgt.

5.5.

De verklaringen van partijen over de nachtelijke verzoeken om hulp spreken elkaar tegen. Onder verwijzing naar hetgeen hierover onder 5.3. werd overwogen, stelt het College vast dat ook op dit punt niet is te bepalen welk van beide verklaringen voor juist dient te worden gehouden, zodat de feiten niet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dit onderdeel van de klacht kan dus niet slagen.

Het College overweegt voorts dat hartfalen in de terminale fase acuut op kan treden. Derhalve kan niet als vanzelfsprekend worden aangenomen dat het hartfalen al eerder bestond en dat beklaagde dus de diagnose gemist heeft.

5.6.

De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Het konijn Muppet.

Het Veterinair Beroepscollege deelt niet appellantes stelling dat beklaagde de samenhang tussen alle klachten (zoals het hebben van een snotneus en natte oogjes, en vies zijn) heeft gemist en de symptomen van pasteurella alleen plaatselijk heeft bestreden, waardoor er een abces in de mond is ontstaan en het konijn ongeneeslijk ziek is geworden. Op grond van de voorliggende gegevens kan niet zonder meer worden geoordeeld dat het abces in de kaak voorkomen had kunnen worden. Evenmin volgt uit de door appellante gestelde omstandigheid, dat het konijn later baat had bij penicilline, dat met toediening van penicilline in een eerder stadium de andere klachten tussen juni 2006 en april 2007 voorkomen hadden kunnen worden.

Ten aanzien van de afzonderlijke behandelingen van het konijn door beklaagde overweegt het Veterinair Beroepscollege dat het veterinair niet onjuist was dat beklaagde op 21 maart 2007 een gebitssanering heeft geadviseerd op de grond dat het konijn slecht at en beklaagde haakjes op de tanden had vastgesteld. Beklaagde heeft veterinair niet onjuist gehandeld door Baytril reeds die dag toe te dienen. Het Veterinair Beroepscollege is voorts van oordeel dat het abces dat een maand later werd geconstateerd, kan niet zonder in verband worden gebracht met de gebitssanering.

Evenmin heeft beklaagde veterinair onjuist gehandeld door het abces op 26 april 2007 te openen, te spoelen en Baytril voor te schrijven, zijnde een gangbare behandelmethode. Daarbij komt dat het niet duidelijk is of het wel mogelijk zou zijn geweest om het abces geheel te verwijderen. Beklaagde heeft niet meer kunnen beoordelen of zijn behandeling van het abces afdoende was, aangezien appellante niet meer teruggeweest is bij (de praktijk van) beklaagde.

Tenslotte overweegt het Veterinair Beroepscollege ten aanzien van de stelling van appellante dat beklaagde heeft geweten dat de drain op 27 april 2007 was verdwenen en heeft geadviseerd om de zalf op de wond te smeren, dat deze stelling wordt weersproken door beklaagde. Evenmin is in de patiëntenkaart of in andere stukken steun te vinden voor de juistheid van appellantes stelling. Het bewijs dat beklaagde op de hoogte was van het verdwijnen van de drain en heeft geadviseerd om zalf direct op de wond te smeren, kan niet uitsluitend op basis van een verklaring van appellante worden aangenomen.

De grieven tegen de afwijzing van de klacht aangaande het konijn Muppet treffen derhalve geen doel.

4.2   De hond Pinto.

Appellante heeft gesteld dat beklaagde in de periode van 2 ½ maand voor het overlijden op 12 november 2006 drie keer in de nacht geweigerd heeft spoedeisende hulp te verlenen, toen haar hond erg hoestte, en te lang heeft vastgehouden aan de eerder vastgestelde diagnose bronchitis. De Theolair heeft volgens appellante nooit gewerkt.

Beklaagde heeft gesteld dat hij nimmer in de nacht om hulp is gevraagd voor de klachten van deze hond en dat hij op 12 november 2006 de hond voor het eerst heeft gezien.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat de juistheid van de stellingen van appellante niet kan worden vastgesteld, aangezien deze worden betwist door beklaagde, geen steun vinden in de patiëntenkaart of andere stukken in het dossier en evenmin in overeenstemming zijn te brengen met de omstandigheid dat appellante in geen van de door haar gestelde nachtelijke hoestaanvallen de hond de ochtend daarna heeft aangeboden op de praktijk, hetgeen in de lijn der verwachting zou hebben gelegen. Overeenkomstig hetgeen in  4.1 is overwogen, kan het bewijs dat beklaagde spoedeisende hulp heeft geweigerd te verlenen, niet uitsluitend op basis van de verklaring van appellante worden aangenomen.

De grief tegen de afwijzing van de klacht aangaande de hond Pinto treft derhalve evenmin doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep verworpen dient te worden.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden , mr. M.J. Kuiper, mr. J.M. Willink, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.I. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen.

w.g. Secretaris                                                                     w.g. Voorzitter

Uitgesproken op de openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege op 27 augustus 2009 te Den Haag door mr. H.C. Cusell, plaatsvervangend voorzitter van dat college, in aanwezigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen.

w.g. Secretaris                                                                    w.g. Plv. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

Secretaris