ECLI:NL:TDIVBC:2009:12 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2008/26

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2009:12
Datum uitspraak: 19-05-2009
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): VB 2008/26
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onderzoek kat, geboren op 1 januari 1993.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 08/26

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellante van een uitspraak

van 18 september 2008 van het

Veterinair Tuchtcollege (2007/77)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 18 september 2008, verzonden op 19 september 2008, ongegrond verklaard de klacht van X, wonende te A (hierna: appellante), dat Y, dierenarts te A (hierna: beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die zij in haar hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van appellante, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

Appellante heeft bij beroepschrift van 22 oktober 2008 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing. Bij brief van 16 december 2008 heeft appellante het beroepschrift aangevuld.

Beklaagde heeft bij brief van 18 januari 2009 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 23 maart 2009. Bij die gelegenheid hebben appellante en beklaagde hun standpunten nader toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Op 13 april 2007 heeft appellante met beklaagde, als waarnemer voor een praktijkgenoot, overleg gehad over haar kat, geboren op 1 januari 1993 en genaamd Zgoe; bij dat overleg was de kat niet aanwezig. De kat was tussen 27 februari en 2 april 2007 onder behandeling geweest bij de praktijkgenoot van beklaagde, wegens recidiverende diarree- en braakklachten. Beklaagde heeft faeces-onderzoek voorgesteld en dexoral-tabletten meegegeven.

2.2   Appellante heeft gedurende drie dagen monsters van de ontlasting van de kat verzameld en deze op 16 april 2007 naar de praktijk van beklaagde gebracht. Beklaagde heeft deze monsters voor onderzoek opgestuurd, onder meer naar Z voor bacteriologisch onderzoek.

2.3   Op 18 april 2007 heeft beklaagde de kat op de praktijk onderzocht en heeft vastgesteld dat de kat in een slechte gezondheidstoestand verkeerde. De uitslag van het ook verrichte verteringsonderzoek is met appellante besproken. Beklaagde heeft voorgesteld een infuus toe te dienen, maar appellante weigerde dit.

2.4   Op 23 april 2007 heeft beklaagde de uitslag van het bacteriologisch faeces-onderzoek telefonisch aan appellante doorgegeven. Appellante heeft toen meegedeeld dat de kat op 22 april 2007 was overleden.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellante is aangeduid als klaagster, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2.

Klaagster heeft gesteld dat beklaagde in die zorg tekort is geschoten omdat zij, kort gezegd, uit experimenteerlust onnodig onderzoek had gedaan, maar achterwege had gelaten wat nodig was om het leven van de kat te redden. Beklaagde heeft een en ander gemotiveerd weersproken. Het College overweegt hierover als volgt.

5.3.

Op 13 april 2007 heeft beklaagde de kat niet gezien, maar wel met klaagster gesproken over de toestand van de kat. Beklaagde heeft een behandelplan opgesteld dat veterinair juist was. Het verrichten van faeces-onderzoek kan, gelet op de symptomen die de kat vertoonde eveneens als veterinair juist worden aangemerkt.

5.4.

Tijdens het consult van 18 april 2007 heeft beklaagde een anamnese afgenomen en onderzoek verricht, dat veterinair niet onjuist was.

5.5.

Niet geheel duidelijk is wanneer de faxberichten met de uitslagen van het faeces-onderzoek in de praktijk zijn binnengekomen. Beklaagde heeft hierover ter zitting verklaard dat het bericht mogelijk pas enige tijd na ontvangst was geprint of enige tijd op de balie had gelegen. Het College is van oordeel dat beklaagde op dit punt alerter had behoren te zijn en, in het belang van de kat, actief had behoren na te gaan of de uitslagen al waren gearriveerd. Dit weegt echter niet zo zwaar dat het College het geboden acht er een tuchtrechtelijke sanctie aan te verbinden.

5.6.

De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Het Veterinair Beroepscollege heeft kennis genomen van alle stukken en de uitvoerig door appellante gemotiveerde grieven en ziet, na beoordeling daarvan, geen grond voor het oordeel dat beklaagde op 13 en 18 april 2007 veterinair onjuist heeft gehandeld. De grieven die appellante tegen de overwegingen 5.3 en 5.4 van de bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege heeft voorgedragen, treffen geen doel.

4.2   Ten aanzien van overweging 5.5 van de bestreden beslissing heeft appellante gesteld dat zij op donderdagavond 19 april 2007 van de uitslag van het bacteriologisch faeces-onderzoek een kopie bij de praktijk van beklaagde heeft opgehaald, dat derhalve beklaagde die uitslag op vrijdag 20 april onder ogen moet hebben gehad en ten onrechte pas op maandag 23 april 2007 aan appellante heeft doorgebeld.

Beklaagde heeft gesteld dat zij bedoelde uitslag pas op 23 april 2007 onder ogen heeft gekregen en deze toen direct aan appellante heeft doorgebeld.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt dienaangaande als volgt.

Gesteld noch gebleken is dat de vermelding van de datum van 19 april 2007 op de uitslag van het bacteriologisch faeces-onderzoek door Z  een aanwijzing vormt voor de datum van de verzending van de uitslag en van de ontvangst daarvan op de praktijk waar appellante werkzaam was.

De patiëntenkaart geeft een beeld van een correcte administratie van de praktijk. Hetgeen beklaagde, ter zitting gevraagd naar de algemene gang van zaken ten aanzien van onderzoeksuitslagen, heeft uiteengezet, ondersteunt dit beeld.

Voorts heeft beklaagde verklaard dat zij op de avond van vrijdag 20 april 2007 na sluitingstijd van de praktijk om 18.00 uur tot 20.30 uur de administratie heeft verwerkt, waaronder de ontvangen onderzoeksuitslagen en daarover verschillende mensen heeft gebeld. De uitslag van het bacteriologisch onderzoek van de faeces van appellantes kat heeft beklaagde daarbij niet aangetroffen, naar zij heeft verklaard.

In het licht van hetgeen appellante en beklaagde over en weer hebben aangevoerd kan het Veterinair Beroepscollege niet als vaststaand aannemen dat de bedoelde uitslag van het bacteriologisch faeces-onderzoek op 20 april 2007 onder ogen van beklaagde gekomen was of had behoren te zijn.

Het Veterinair Beroepscollege kan het Veterinair Tuchtcollege dan ook niet volgen in haar conclusie in overweging 5.5. van de bestreden uitspraak, dat beklaagde op dit punt alerter had behoren te zijn. Zulks vormt grond – zij het een andere grond dan in het beroepschrift aangevoerd - voor het oordeel dat de uitspraak in eerste aanleg niet kan worden gehandhaafd.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene en gelet op artikel 37, vierde lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, dient het Veterinair Beroepscollege de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak zelf af te doen, in dier voege dat de klacht –andermaal- ongegrond wordt verklaard.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·          verklaart het beroep ongegrond

·          vernietigt de uitspraak, waarvan beroep,

·          verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden mr. M.J. Kuiper, mr. H.C. Cusell, drs. N.H. Lieben (dierenarts), drs. M.A. van Messel (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te Den Haag op 19 mei 2009 in het openbaar uitgesproken.

w.g. secretaris                                                                                   w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris